Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Actualiteit » Verslagen » Verslag Onderzoek in zicht: Concertgebouworkest (1952-2008)

Verslag Onderzoek in zicht: Concertgebouworkest (1952-2008)

Tijdens de reeks Onderzoek in zicht geeft de bibliotheek van de Boekmanstichting onderzoekers een podium om hun verkenningswerk op het gebied van kunst, cultuur en beleid toe te lichten. In het najaar van 2016 verschijnt de dissertatie van Bert Koopman, Het dilemma van het Concertgebouworkest. Verzakelijking versus artistieke diversiteit (1952-2008). Naar aanleiding hiervan bracht Koopman op 22 februari jongstleden verslag uit van zijn onderzoek. Ruim 40 mensen waren voor de presentatie bijeengekomen.

De gast liet zich voor deze gelegenheid interviewen door Marielle Hendriks, directeur van de Boekmanstichting. Het gesprek werd opgeluisterd met geluidsfragmenten waarin stukjes uit een vorig jaar verschenen boek van Bert Koopman en Theo Berkhout werden voorgelezen (Achter de schermen: het Concertgebouworkest tussen traditie en vernieuwing, Amsterdam: Cossee). Het waren de in het boek opgetekende herinneringen van Berkhout aan de jaren zestig van de vorige eeuw toen het Concertgebouw in erbarmelijke staat verkeerde. Berkhout solliciteerde er in 1959 en bleef er bijna een halve eeuw werkzaam als orkestinspecteur.

Koopman (1959) werkte ruim twintig jaar voor Het Financieele Dagblad, onder meer als chef van de kunstredactie. Wat begon met het schrijven van diverse artikelen over het Concertgebouworkest in de krant, kreeg een vervolg in een enkel hoofdstuk over de zakelijke kant van het orkest voor een jubileumboek en mondde uit in een omvangrijk onderzoek naar het orkest in relatie tot het gebouw, het bestuur, de financiën, de programmering en het publiek.

Het promotieonderzoek concentreerde zich op twee ijkpunten, legde hij uit. Ten eerste de splitsing van Het Concertgebouw N.V. en het Concertgebouworkest in 1952. Wat waren de effecten hiervan op gebouw en orkest en hun onderlinge relatie? Ten tweede de toename van de verzakelijking en internationalisering in de kunstwereld vanaf eind jaren tachtig. Was het zelfstandige orkest daar gezien zijn moeizame voorgeschiedenis klaar voor?

Het eerstgenoemde punt, de splitsing tussen het gebouw en het orkest in 1952 was allesbepalend voor het verdere verloop van de geschiedenis van het orkest. Koopman vergeleek het met een echtscheiding, ‘meer dan een juridische handeling’. De impact van de scheiding van accommodatie en bespeler was veertig jaar later nog merkbaar, aldus Koopman. Pas in de jaren negentig kwam het orkest los te staan, kreeg het een eigen bankrekening (!) en kwamen de instrumenten en partituren in bezit van het orkest. Tot dat moment diende het orkest elk jaar opnieuw toestemming te vragen aan ‘het gebouw’ om de naam Concertgebouworkest te mogen dragen! Paternalistisch, zo noemde Koopman de houding van het Concertgebouw ten opzichte van het orkest. ‘Het gebouw hield zijn bespelers in een houdgreep’.

Met de afsplitsing van het orkest verdween ook de subsidie voor het gebouw en moest het zichzelf bedruipen via sponsoring en andere financieringsbronnen. Het orkest nam de subsidie mee. Het waren dan ook de musici die zich in de jaren vijftig wilden losmaken, en niet de vertegenwoordigers van het gebouw. Die waren juist gehecht aan de financiële steun die het orkest ontving van zowel het Rijk als particulieren.

Koopman kreeg tijdens zijn onderzoek, dat 5 á 6 jaar bestreek, alle medewerking om de archiefstukken in te zien. Die bevonden zich evenwel slecht ontsloten in het Stadsarchief. De onderzoeker vertelde vooral gecharmeerd te zijn van de kleine, menselijke wetenswaardigheden die hij in de stukken beschreven zag. Zoals de wrijvingen tussen musici en dirigent, of tussen musici onderling. Orkestleden presteren op topniveau en dat gaat niet zonder slag of stoot. Ook anekdotes kwamen aan het licht. Zo constateerde dirigent Haitink tijdens een optreden in het New Yorkse Carnegie Hall in 1971 dat niet al zijn musici op het podium aanwezig waren, met als desastreus gevolg dat de muziek gestopt moest worden. De zaal moest worden ingelicht en de ontbrekende blazers moesten worden opgespoord. Dat was voorpaginanieuws in Het Parool en de Telegraaf, aldus Koopman. 

Na het interview was er gelegenheid tot het stellen van vragen. Die gingen over interessante onderwerpen zoals de relatie tussen accommodatie en bespelers, de vermeende invloed van sponsors op de programmering (in het buitenland worden grote sponsors verblijd met besloten uitvoeringen), de slagvaardigheid van de vriendenvereniging en de concurrentie van andere orkesten en podia in de hoofdstad (zoals het Muziekgebouw aan ‘t IJ). Tijdens de borrel na afloop werd de gedachtenwisseling voortgezet.

Presentatie Bert Koopman 

Bert Koopman schreef ook bijdragen voor twee jubileumboeken: Van boegbeeld tot kroonjuweel. 20 jaar Koninklijk Concertgebouworkest (2008) en Bravo! 125 jaar Het Concertgebouw en Koninklijk Concertgebouworkest (2013). Net als Achter de schermen: Het Concertgebouworkest tussen traditie en vernieuwing (2015) beschikbaar in de bibliotheek.  

Bekijk meer: Verslagen

Partners & subsidiënten