Eén centraal fonds voor cultuur
Eén rijkscultuurfonds verantwoordelijk maken voor de hele rijksfinanciering van makers en culturele organisaties. Is dat voorstel van de Raad voor Cultuur haalbaar? Een rondgang langs drie regio’s – Friesland, Sittard-Geleen en Caribisch Nederland – leert dat het advies met instemming is ontvangen, maar dat een goede verdeelsleutel die aansluit bij de vraag en behoeften van makers en culturele organisaties nog een complexe opdracht is.
‘Een van de belangrijkste aanbevelingen van de raad om daar verandering in te brengen: de hele financiering vanuit de rijksoverheid onderbrengen bij één sectorbreed rijksfonds’.
De manier waarop de overheid cultuur financiert werkt niet voor iedereen en niet overal goed, concludeerde de Raad voor Cultuur afgelopen januari in het lijvige stelseladvies Toegang tot cultuur. Verschillen tussen regio’s zijn te groot en de financiering vanuit de rijksoverheid is onevenwichtig verspreid over het land. Een van de belangrijkste aanbevelingen van de raad om daar verandering in te brengen: de hele financiering vanuit de rijksoverheid onderbrengen bij één sectorbreed rijksfonds, met afdelingen voor elke provincie en Caribisch Nederland die zelf verantwoordelijk zijn voor de verdeling van rijkssubsidie. Is dat een goed idee? En hoe zou die evenwichtiger verdeling er in de praktijk uit moeten zien?
‘Het voorstel om één centraal fonds subsidieverstrekker te maken voor de hele rijksfinanciering van cultuur, in plaats van de huidige zes rijkscultuurfondsen en het OCW, vindt Möller goed klinken’.
Eén overzichtelijk loket
‘De aandacht en waardering voor de regio die uit het stelseladvies blijkt is fantastisch’, zegt Andrea Möller. Zij is directeur van Media Art Friesland, dat onder meer het media- en lichtfestival LUNA organiseert. ‘Friesland heeft cultureel veel te bieden’, aldus Möller. ‘Er zijn volop experimentele theatergezelschappen en locatietheatervoorstellingen. En mediakunstfestival LUNA, dat talentontwikkeling hoog in het vaandel heeft, trekt bezoekers uit heel Europa.’ Toch hebben bezoekers en media uit Nederland volgens haar weinig aandacht voor wat er in Friesland gebeurt. ‘Uit ervaring weet ik dat het altijd moeilijk is geweest om goede makers en bezoekers deze kant op te krijgen. Leeuwarden voelt voor veel mensen als ver weg. Als je dan ook nog minder middelen hebt dan een regio als Amsterdam, waar je natuurlijk ook al een groter publiek, meer opleidingen en meer makers hebt, sta je als regio helemaal buitenspel. Ik ben blij met de erkenning dat er ook in de regio mensen wonen en kunst gemaakt wordt. En met het streven van de raad de verdeling een beetje gelijk te trekken met de Randstad.’ Media Art Friesland ontvangt financiering vanuit de gemeente, de provincie en kleine en grote fondsen, waaronder het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie. Het voorstel om één centraal fonds subsidieverstrekker te maken voor de hele rijksfinanciering van cultuur, in plaats van de huidige zes rijkscultuurfondsen en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), vindt Möller goed klinken: ‘Daarmee wordt inzichtelijker hoeveel geld er te verdelen is.’
Ook Maritsa Silberie, afdelingshoofd OCW Caribisch Nederland bij de Rijksdienst Caribisch Nederland, ziet heil in dit voorstel. ‘Er zijn nu veel verschillende potjes en regels’, geeft zij aan. De BES-eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ook wel Caribisch Nederland genoemd, zijn openbare lichamen binnen Nederland en vallen onder het bereik van het stelsel voor overheidsfinanciering van cultuur. Naast de rijksfinanciering kunnen makers en instellingen hier gebruikmaken van onder meer een subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie en de BES-Cultuurlening van Qredits en Cultuur+Ondernemen. ‘Maar makers en culturele organisaties weten hun weg naar bestaande financieringsmogelijkheden maar moeilijk te vinden’, zegt Silberie. Dat wordt nog eens bemoeilijkt door culturele verschillen in werkwijzen en omgangsvormen, concludeerde de Raad voor Cultuur al. Ook de taal is een struikelblok. Beoordelaars vinden het daarom lastig om aanvragen van de eilanden goed te beoordelen. ‘We roeien met de riemen die we hebben’, vervolgt Silberie. ‘Op elk van de eilanden is wel wat cultureel aanbod en de afgelopen anderhalf jaar is er meer aandacht voor cultuur gekomen, mede dankzij een Kamermotie1.’ Maar hoewel Bonaire terugkerende activiteiten als het feest Dia di Rincon organiseert, een cultureel en folkloristisch feest, waarvoor in de begroting van het openbare lichaam jaarlijks financiering wordt vrijgemaakt, zijn er amper structurele financieringen of fysieke voorzieningen op de eilanden, zoals theaters of bioscopen. Ook zijn er weinig financiële middelen voor cultuur beschikbaar: die gaan vooral naar de Europese kant van de oceaan, terwijl juist ter plekke capaciteit nodig is. ‘Als alle potjes worden samengevoegd tot één loket met duidelijke regels waar iedereen terechtkan, maakt dat de weg naar financiering in elk geval een stuk overzichtelijker.’
Het idee van één centraal rijkscultuurfonds spreekt ook Joery Wilbers aan. Hij is directeur-bestuurder van De Domijnen, een organisatie waar vijf culturele instellingen in Sittard-Geleen en omstreken onder vallen: bibliotheek De Domijnen, filmhuis Zicht, museum Het Nieuwe Domein, poppodium Volt en het Toon Hermans Theater. ‘De winst van het stelseladvies is dat er wordt gesproken over één sectorbreed fonds. Dat is mooi, want cultuurfinanciering gaat ons allemaal aan. Van bibliotheken tot poppodia en cultuurhuizen: ze verbinden mensen allemaal met elkaar en met de wijken. De maatschappelijke waarde is enorm.’ Een gelijkmatiger verdeling van overheidsgelden is hard nodig, vindt Wilbers: het grootste gedeelte gaat naar de Randstad. ‘Maar mijn grootste bezwaar is dat er vanuit de rijksoverheid weinig zicht is op de behoeften van de regio’s.’ Dat leidt tot weinig financiële middelen voor de regio én tot een ongelijke verdeling daarvan binnen regio’s. Zo kijkt het noorden van Limburg weleens jaloers naar het meer verstedelijkte zuiden van de provincie. ‘Omdat de BIS-instellingen daar meer geconcentreerd zijn, gaat daar het meeste geld naartoe.’ Instellingen bedenken zelf al manieren om meer publiek te trekken. Zo ontwikkelde De Domijnen samen met Toneelgroep Maastricht in 2019 de voorstelling De laatste getuigen, over 75 jaar bevrijding. Die toerde langs verschillende Limburgse theaters. ‘Als je samenwerkt, kun je uiteindelijk meer doen: meer publiek bereiken, nog meer mensen betrekken bij cultuur. Dat is goed voor zowel je publiek als de efficiëntie van de organisatie.’ Maar uiteindelijk is een betere spreiding van cultuur en cultuurgelden over verschillende regio’s een kwestie van beleid, aldus Wilbers.
‘Waarom zou je evenveel inzetten op beeldende kunst of juist experimenteel theater in elke regio als je weet dat daar in een bepaalde regio weinig animo voor is?’.
Uitdagingen
De vraag is hoe dat beleid eruit zou moeten zien. Elke regio heeft een andere culturele infrastructuur met eigen accenten, en bestaat uit zowel stedelijke regio’s als platteland. Wat is een evenredige verdeling van middelen, en waarop zou die gebaseerd moeten worden? ‘Daar moet een goede verdeelsleutel voor worden gevonden’, antwoordt Möller. Hoe die eruit zou moeten zien, is niet eenvoudig te zeggen. ‘Je kunt niet zeggen: we doen overal eenzelfde mix van 30 procent theater, 30 procent popmuziek, een beetje klassiek en een snufje beeldende kunst.’ Het bepalen van die verdeling zal een voortdurend proces zijn, voorspelt Möller, want je moet constant nagaan wat er op lokaal niveau speelt en waar een regio goed in is. Dat zou zelfs kunnen betekenen dat er voor sommige disciplines minder geld beschikbaar zou komen dan er nu is, afhankelijk van waar behoefte aan is. ‘Waarom zou je evenveel inzetten op beeldende kunst of juist experimenteel theater in elke regio als je weet dat daar in een bepaalde regio weinig animo voor is?’ Ook het publiek dat een regio trekt en de investeringen die een regio doet in toerisme zouden in overweging genomen kunnen worden, vervolgt Möller. ‘Friesland investeert bijvoorbeeld veel in toerisme, en daar heeft de culturele sector ook baat bij. Het levert welkome inkomsten op voor bijvoorbeeld laagdrempelige artistieke projecten. Al is de vraag hoe je omgaat met één centraal fonds voor cultuur, terwijl overheden inzetten op ontschotting van financiering voor cultuur, toerisme en marketing.’ Möller is bang dat het een bewerkelijk, langdurig proces kan worden. ‘En het risico van een groot fonds met tentakels in de regio is dat je een lomp loket krijgt, dat vooral bezig is met procedures.’ Het voordeel van één groot fonds: ‘Zo worden we aangezet tot samenwerking.’
Volgens Wilbers kan een centraal rijkscultuurfonds alleen functioneren als het een regionale werking heeft. ‘Zo’n fonds moet voelsprieten in de regio hebben. Welke voorzieningen zijn er in steden en in het landelijke gebied? Wie maken daar gebruik van? Wat is ervoor nodig om in regio’s met minder aanbod een klimaat te scheppen dat cultuurbezoek interessant maakt? Als je wilt sturen, moet je weten waarop je kunt sturen. En daarvoor heb je input van de regio’s zelf nodig: iemand die een vinger aan de pols houdt, zodat je sneller kunt inspelen op de ontwikkelingen in een regio.’ Rijksgesubsidieerde instellingen weten de regio vaak niet te bereiken. Daar programmeren wordt gezien als te kostbaar, omdat er te weinig potentieel publiek zou zijn. ‘Zo komen sommige gezelschappen niet naar theaters en poppodia in Limburg, omdat het hier niet vanzelfsprekend is dat shows uitverkopen’, licht Wilbers toe. ‘Dat kan hier inderdaad wat langer duren, wellicht door de samenstelling van de bevolking. Maar als je voor een regionale ontwikkeling staat, moet je ook de tijd nemen om aan culturele tradities te bouwen. Als we weten dat er behoefte is aan kamermuziek en daarom het Cello Octet Amsterdam boeken, weten we dat we voor een volle zaal landelijke of soms zelfs internationale partners moeten zoeken.’ Volgens Wilbers zouden instellingen in de regio elkaar meer als collega dan als concurrent moeten zien. Dat betekent: scherpe artistieke keuzes maken, gemeenten bij elkaar brengen en culturele instellingen binnen de regio samen laten optrekken in de programmering. ‘Alles valt of staat met beleid dat zich verhoudt tot de problematiek in de regio’s’, licht hij toe. ‘En daar is input voor nodig van de organisaties en instellingen die daar al zitten. Niemand kent de regio beter.’
Ook de BES-eilanden hebben behoefte aan iemand die het rijkscultuurfonds informeert over regionale noden en voorzieningen, vertelt Silberie. ‘Daarmee kunnen we het contact tussen Europees en Caribisch Nederland bestendigen. Als we de hulpvraag van Caribisch Nederland beter kunnen verwoorden, kunnen we ook gerichtere ondersteuning krijgen om de culturele infrastructuur verder te ontwikkelen.’ Deze zomer verwelkomt ze een beleidsmedewerker in haar team die zich met name zal bezighouden met cultuur en het onderhouden van contacten met Europees Nederland. ‘De eilanden zijn bezig elk hun eigen cultuuragenda te ontwikkelen en onderzoeken welke financieringsmogelijkheden er zijn, maar hebben nog een duwtje in de rug nodig.’ Dat zit ’m net als bij regio’s in Europees Nederland niet alleen in geld: makers en instellingen op de eilanden hebben meer tools nodig om onderlinge samenwerking op te zoeken en hun weg naar financieringsmogelijkheden te vinden.
‘Ga met regio’s in gesprek, leer en ervaar hoe de cultuur daar is en accepteer dat elke regio eigen behoeften heeft’.
Advies
Voordat er één centraal rijkscultuurfonds komt, moeten er nog heel wat gesprekken worden gevoerd, vindt Wilbers. Zijn advies aan beleidsmakers: ‘Ga met regio’s in gesprek, leer en ervaar hoe de cultuur daar is en accepteer dat elke regio eigen behoeften heeft.’ Dat betekent volgens Möller ook dat beleidsmakers zich moeten durven laten verrassen: ‘Misschien komen er heel andere voorstellen uit de regio dan verwacht. Als je de regio een geoormerkt budget wil laten verdelen, laat dat dan ook aan de regio. En stel commissies samen die recht doen aan de provincie, met smaakmakers die zowel de regio als de sector goed kennen.’ Een advies dat ook voor de BES-eilanden geldt, benadrukt Silberie: ‘Goed luisteren is enorm belangrijk. Natuurlijk helpt het als er meer geld beschikbaar komt en beter verdeeld wordt, maar de financieringsmogelijkheden moeten ook beter aansluiten op de vraag en behoefte van makers en culturele organisaties.’
Eén rijkscultuurfonds verantwoordelijk maken voor de hele rijksfinanciering van makers en culturele organisaties. Is dat voorstel van de Raad voor Cultuur haalbaar? Een rondgang langs drie regio’s – Friesland, Sittard-Geleen en Caribisch Nederland – leert dat het advies met instemming is ontvangen, maar dat een goede verdeelsleutel die aansluit bij de vraag en behoeften van makers en culturele organisaties nog een complexe opdracht is.
Noot
1 Tweede Kamer, 2022-2023, 36200 IV, nr. 14
Kim van der Meulen
Kim van der Meulen is freelance journalist en schrijft over media, cultuur en ondernemerschap voor onder meer Het Parool, Het Financieele Dagblad en RTL Nieuws