Op zoek naar een gezamenlijk verleden
Folklore voert de boventoon bij het vieren van culturele festiviteiten op Curaçao. De diepere betekenis en historische context worden steeds minder gevoeld. Hoe kan de bevolking zich meer bewust worden van de oorsprong van cultuur en erfgoed, en daarmee van haar identiteit?
“De verspreiding en invloed van het katholicisme zijn diepgeworteld in de Curaçaose samenleving. Dat is opvallend, aangezien het eiland sinds 1634 onder Nederlands bewind is.”
Het immateriële erfgoed van Curaçao komt het beste tot uiting in de jaarlijkse culturele festiviteiten op het eiland. De uiteenlopende vieringen kunnen verdeeld worden in vijf categorieën: religieuze feestdagen, politieke en staatkundige herdenkingen, het slavernijverleden, folkloristische evenementen en commerciële dagen. De Curaçaose overheid faciliteert de herdenkingen door ze geheel of deels te subsidiëren als uitvoering van haar beleid.
De verspreiding en invloed van het katholicisme zijn diepgeworteld in de Curaçaose samenleving. Dat is opvallend, aangezien het eiland sinds 1634 onder Nederlands bewind is. Echter, in tegenstelling tot de Spanjaarden, Engelsen en Fransen hebben de Nederlanders, als kolonisator, hun geloofsovertuiging noch taal opgelegd, mits het geen bestuurlijk belang had. De strategische doeleinden en handelsbelangen waren belangrijker dan een civiele expansie van het Nederlandse gedachtegoed. Binnen dit kader werd de kerstening van de lokale bevolking, met name de totslaafgemaakten, overgelaten aan de missionarissen. Ook het onderwijs werd toevertrouwd aan de katholieke missie, die hierdoor een enorme grip kreeg op het sociale leven van het eiland.
Dit artikel verscheen in Boekman #128
Tumba en tambú
Veel festiviteiten hebben dan ook een katholieke oorsprong. Zo zijn traditionele feestdagen als Pasen en Kerstmis, maar ook Goede Vrijdag en Hemelvaart nationale feestdagen op het eiland. Eucharistievieringen als Aswoensdag, heilige communie, vormsel en andere sacramenten zijn opgenomen in culturele gewoonten en folkloristische festiviteiten. Echter, doordat deze festiviteiten zo verweven zijn in de Curaçaose samenleving is het religieuze aspect voor velen zoekgeraakt en zijn ze meer een folkloristische traditie geworden met nieuwe elementen, waaronder typerende muziekvormen voor vaste perioden in het jaar, kenmerkende sociale activiteiten of specifieke plaatsen.
Zo is tumba, een traditioneel muziekgenre, sinds 1970 gekoppeld aan het Curaçaose carnaval. De teksten van de liedjes zijn vaak dubbelzinnig of betreffen een nieuwswaardig onderwerp of het saamhorigheidsgevoel. Eindejaar is de tijd van de tambú: een zeer ritmische muziekvorm waarbij de barí (trommel) en chapi (schoffel) de basis vormen, tezamen met handgeklap en zang. De teksten zijn van sociaal-maatschappelijke aard, waarbij protest en dubbelzinnigheid de ondertoon voeren, en teruggeblikt wordt op het afgelopen jaar. Beide muziekvormen werden van oudsher het hele jaar door gespeeld en uitgevoerd, maar zijn nu onderbracht in vaste perioden van het jaar.
De seú (oogstfeest) is een folkloristisch evenement dat plaatsvindt op paasmaandag en gepaard gaat met een optocht, muziek en dans (wapa). De seú-liederen hebben het ritme van werkliederen en zijn melodieuzer dan de tambú. Ook is er meer instrumentale begeleiding. De teksten gaan over landbewerking, oogst en vruchtbaarheid, en zijn positief en hoopgevend, net als de wederopstanding. De festiviteit wordt opgeluisterd met traditionele kledij en mara lensu, het binden van hoofddoeken. De seú herdenkt en viert de Afro-Curaçaose erfenis in de landbouw. Historisch gezien was Curaçao een handelscentrum en geen landbouwkolonie. Toch wordt de Curaçaose identiteit gezocht in het plantageverleden. Een verklaring hiervoor is dat de erfenis van de Afro-Curaçaoënaar op het platteland het meest onaangetast is gebleven. In de stad was de samenleving geürbaniseerd, werd culturele expressie onderdrukt en golden er andere sociaal-maatschappelijke regels.
Creëren van saamhorigheid
Op Curaçao wordt San Nicolas nog altijd grootsgevierd. Mede vanwege de katholieke achtergrond, maar ook door de specifieke relatie met het kind. De laatste jaren was de viering sterk in het nieuws vanwege de raciale grondslag rond Zwarte Piet. De intocht van Sinterklaas bleef echter een groot evenement. De zwarte schmink werd gecombineerd met felle kleuren. Het afgelopen jaar was er geen ‘officiële’ Sinterklaasintocht door de coronamaatregelen, en de kans is groot dat de overheid deze niet meer zal subsidiëren, vanwege bezuinigingen, maar ook om een politiek correct standpunt in te nemen. Interessant blijft welke vorm het feest aanneemt onder de bevolking, als kinderfeest met groot belang voor en stuwing vanuit de commercie.
Politieke en staatkundige herdenkingen, zoals Dia di Bandera (Dag van de Vlag, 2 juli), Dia di Outonomia (Dag van Curaçao, 10 oktober), Trinta di Mei (arbeidersconflict 30 mei 1969), Dia di Obrero (Dag van de Arbeid, 1 mei) en Koningsdag (27 april) zijn van belang om de collectiviteit van de samenleving, saamhorigheid en natievorming te creëren. Door de vlag en het volkslied te eerbiedigen, alsook de autonome status binnen het Koninkrijk, het emancipatieproces en het Koninkrijk zelf, bevordert de overheid een gemeenschappelijk bewustzijn. Voor de meerderheid van de bevolking blijft de inhoud van deze herdenkingen oppervlakkig of neigen naar nationalistische gevoelens.
Dit betekent geenszins dat de bevolking niet trots is op haar nationale symbolen, deze erkent en respecteert, maar de boodschap vanuit de overheid blijft zoek. Hetzelfde geldt voor de sociaal maatschappelijke bewustwording van 30 mei 1969 en de Dag van de Arbeid. Koningsdag is net als in Nederland de dag van de vrije markt met activiteiten in de binnenstad en veel oranje. Er vindt ook een officiële ceremonie plaats waarbij sociaal bewogen personen een lintje krijgen. De vraag is of men beseft dat het om de verjaardag van de koning gaat.
“Ook het slavernijverleden is helaas blijven hangen in een kortzichtig en samengevat narratief dat ontwikkeling, nieuwe inzichten en dialoog over het
onderwerp bemoeilijkt.”
Erfgoed als attractie
Jaarlijks vindt in de maand oktober de Siman di Kultura (cultuurweek) plaats, met veel culturele evenementen, waarbij de samenleving meedoet in haar directe werk- en leefomgeving. Zowel openbare als privéruimten worden aangekleed en bezoekers krijgen lokale versnaperingen aangeboden. Het toerismebureau geeft tijdens deze week ook aandacht aan het erfgoed als toeristische attractie, onder de noemer Kulturismo. Helaas zijn de invulling en interpretatie van cultuurparticipatie in de Siman di Kultura te eenzijdig. De aandacht ligt bij populaire folkloristische uitingen, zonder diepgang te geven aan wat cultuur of erfgoed kan betekenen voor een multiculturele samenleving. De verbeelding dat de Curaçaose cultuur bestaat uit de erfenis van de totslaafgemaakten op de plantage, het eten van lekkernijen, drinken van lokale vruchtensappen en het dragen van een hoofddoek, schiet tekort. Het beleid en de uitvoering zouden zich moeten richten op een weergave van de culturele diversiteit, de historische context en de sociale complexiteit van Curaçao en deze moeten opwaarderen tot een collectieve beleving.
Bovenstaand geldt ook voor het slavernijverleden. Jaarlijks wordt stilgestaan bij een cyclus van zeven herdenkingsdata, Siklo di Restourashon (cyclus van herstel) genoemd. Het gaat om zowel lokale als internationale dagen die de trans-Atlantische slavenhandel, het slavernijverleden en de rechten voor de mens herdenken. Het zijn geen officiële dagen, maar ze worden wel erkend door de overheid. Het Siklo di Restourashon-document is in augustus 2020 ondertekend. Plataforma Sklabitut i Herensha di Sklabitut (Platform Slavernij en Erfenis van Slavernij) is belast met de uitvoering en krijgt hiervoor minimale middelen van de overheid. De herdenking van de afschaffing van de slavernij in het Koninkrijk op 1 juli (1863) is het bekendst, één dag voor de viering van de Dag van de Vlag. In Suriname is Keti Koti (ketenen gebroken) op 1 juli wel een nationale feestdag. Ook het slavernijverleden is helaas blijven hangen in een kortzichtig en samengevat narratief dat ontwikkeling, nieuwe inzichten en dialoog over het onderwerp bemoeilijkt.
Bewustwordingstraject
Het vieren van culturele festiviteiten is belangrijk om een Curaçaose identiteit collectief te kunnen dragen. Het moet daarom beleidsmatig gefaciliteerd en gevoed worden. Echter, de samenleving moet de waarde van deze nationale saamhorigheid begrijpen. Bewustwording gaat gepaard met diepgang. Er moet daarom meer onderzoek verricht worden naar de diepere betekenissen, de oorsprong en de uniekheid van het erfgoed. Alleen een volk kan zijn culturele erfenis dragen maar het moet wel de betekenis ervan kennen. De historische achtergronden worden overschaduwd door populistische weergave en simplistische opvattingen, waarmee de festiviteit of herdenking haar cultureel-historische waarde verliest. Het beleid zou zich juist moeten richten op een integrale aanpak en bewustwordingstraject, gekoppeld aan de jaarlijkse uitvoering. De beschikbare middelen hiervoor zouden uiteindelijk effectiever en waardevoller zijn, terwijl de festiviteit of herdenking haar culturele en sociaal-maatschappelijke doel nastreeft.
De rol van de media en commercie dient niet onderschat te worden in het sociaal-culturele leven. Sinterklaas en Kerst worden zodanig commercieel gedragen dat de essentie zoek is. In het geval van politieke en staatkundige herdenkingen, alsook culturele festiviteiten, die natievorming en identiteit nastreven, is er meer context nodig. Er zit vaak geen structurele evenwichtigheid in het theoretische beleid, dat een boodschap wil overbrengen via een festiviteit of herdenking, en de praktische uitvoering ervan, dat cultuurparticipatie nastreeft. Er wordt niet stilgestaan bij de kern van de boodschap noch wordt deze aangepast in eigentijdse begrippen die de samenleving begrijpt.
De taal is misschien wel het meest eigene van een bevolking. Zij creëert binding en collectief begrip. Het Papiamentu, de lokale volkstaal, is voor Curaçao zijn primaire erfgoed. Het wordt echter te vaak gebruikt als politiek instrument, om zich af te zetten tegen andere heersende talen. Papiamentu is net als andere creooltalen onderdeel van het immateriële erfgoed. Dit erfgoed is niet officieel vastgelegd en wordt niet beschermd. Dit is opvallend, omdat het collectieve bewustzijn en de identiteit van een samenleving met name door dit erfgoed worden bepaald. Het Curaçaose cultuurbeleid moet bescherming juist nastreven.
“De uitleg en beleving dienen door het hele Koninkrijk unaniem gedragen te worden. Dit kan alleen via een cultuurbeleid in de volle breedte, want het gemeenschappelijke verleden gaat het hele Koninkrijk aan.”
Beleidskaders herzien
In tegenstelling tot het immateriële erfgoed worden monumenten, zoals landhuizen, wel beschermd door wetgeving. Het onroerend goed heeft echter weinig historische waarde als er geen verband gelegd kan worden met het landgoed waarop het staat. Denk hierbij aan de roerende goederen als inboedel, de overige opstallen en behuizing van de arbeiders, de afrasteringen, waterputten, dammen en soms zelfs graven. Nog veel belangrijker is het behoud van de kennis omtrent het plantagesysteem, zoals verbouwing en irrigatie of tradities en gebruiken, en onderlinge verhoudingen. Helaas wordt dit niet geborgen en behouden via een beleidskader. De realiteit is dat het immateriële erfgoed niet in aanmerking komt voor juridische bescherming van het erfgoed. De waarde van het landhuis ligt dus in het esthetisch aanzicht en niet in haar historische achtergrond.
De landhuiscasus is een goed voorbeeld van de zoektocht naar een Curaçaose identiteit. Het collectief geheugen wordt systematisch verdeeld in een bestuurlijke overheersing enerzijds en een volkse onderdrukking anderzijds. De verdeeldheid wordt ook structureel intact gehouden door een beleidskader, waardoor het gemeenschappelijke gedachtegoed onbewust gescheiden blijft. Het is met zijn wetten en verdragen ondergebracht in aparte ministeries en beschermt met name het materiële erfgoed, dat door velen als koloniaal wordt bestempeld. Het slavernijverleden daarentegen valt als immaterieel erfgoed niet onder het juridisch beleidskader, maar wordt wel door de overheid erkend, gefaciliteerd en gesubsidieerd in haar uitvoeringsbeleid. Het uit- en opvoeren van folkloristische festiviteiten en herdenkingen, zonder voldoende inhoud, geeft geen meerwaarde aan het erfgoed. De huidige beleidskaders dienen dan ook herzien te worden. Niet alleen op Curaçao, maar ook in Nederland. Er is namelijk geen cultuurbeleid op koninkrijksniveau, terwijl het om een gezamenlijk verleden gaat. Het Europese Nederlandse verleden wordt structureel gescheiden van het Curaçaose, onderde noemer van lokale aangelegenheden en autonomie. Terwijl het één niet zonder het ander begrepen kan worden. Het slavernijverleden is een goed voorbeeld, een hedendaags onderwerp dat beide koninkrijksdelen aangaat. Dit gezamenlijke verleden wordt in beide delen echter anders geïnterpreteerd. De uitleg en beleving dienen door het hele Koninkrijk unaniem gedragen te worden. Dit kan alleen via een cultuurbeleid in de volle breedte, want het gemeenschappelijke verleden gaat het hele Koninkrijk aan.
Officiële ceremonie van het vouwen van de Curaçaose vlag tijdens Dia di Bandera, 2 juli 2011 & Tambú spelers bij restanten van een slavenmuur (tranké). Fotografie: Tico Vos
Folklore voert de boventoon bij het vieren van culturele festiviteiten op Curaçao. De diepere betekenis en historische context worden steeds minder gevoeld. Hoe kan de bevolking zich meer bewust worden van de oorsprong van cultuur en erfgoed, en daarmee van haar identiteit?
Dimitri Cloose
Dimitri Cloose is geboren op Curaçao, studeerde geschiedenis en antropologie in Amsterdam en is directeur van Stichting NAAM (National Archeological Anthropological Memory Management) op Curaçao.