De eigen inkomsten van musea zijn – zelfs na inflatiecorrectie – in de periode 2005-2017 met een indrukwekkende 140,0 procent gegroeid. Deels komt dit doordat in dezelfde periode ook het aantal museumbezoeken met 65,5 procent steeg. Hierdoor namen niet alleen de inkomsten uit entreegelden toe, maar ook het bedrag dat werd gespendeerd in museumwinkels en -horeca. Verder is ook de totale vergoeding die Stichting Museumkaart uitkeert aan aangesloten musea gestegen.
Toch moet bij de explosieve groei van de eigen inkomsten van musea een kanttekening worden geplaatst. Deze vindt namelijk vooral plaats in de grote musea, terwijl kleine musea weinig groei of zelfs krimp kennen. De grote musea bevinden zich bovendien vooral in de Randstad en specifiek in Amsterdam, waar de heropening van het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum een belangrijk deel van de groei van het aantal bezoeken verklaart.
Het risico is dat hierdoor een kloof ontstaat tussen de (Randstedelijke) grote musea – die steeds meer bezoekers trekken en daardoor financiële slagkracht opbouwen – en de (meer lokale) kleine musea – die niet profiteren van toenemende bezoekersaantallen. Het CBS schrijft in dit verband wel van het ‘Mattheüseffect’, waarbij de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer.
Per 2015 hanteren het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Museumvereniging en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gezamenlijk een nieuwe museumdefinitie. Daardoor is de onderzoekspopulatie voor de museumpopulatie herijkt. Museumcijfers over 2015 zijn daarmee (mogelijk) niet goed vergelijkbaar met die over eerdere jaren.
In 2019 is de museumpopulatie waarop deze definitie van toepassing is verder aangescherpt, waardoor de cijfers over 2015 – die in de update van de Cultuurindex in 2017 werden gepubliceerd – tevens herzien zijn.
Eén of meerdere waarden van deze indicator hebben op het moment van publicatie in de brondata nog een voorlopige status.
Per 2015 hanteren het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Museumvereniging en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gezamenlijk een nieuwe museumdefinitie. Daardoor is de onderzoekspopulatie voor de museumpopulatie herijkt. Museumcijfers over 2015 zijn daarmee (mogelijk) niet goed vergelijkbaar met die over eerdere jaren.
In 2019 is de museumpopulatie waarop deze definitie van toepassing is verder aangescherpt, waardoor de cijfers over 2015 – die in de update van de Cultuurindex in 2017 werden gepubliceerd – tevens herzien zijn.
Eén of meerdere waarden van deze indicator hebben op het moment van publicatie in de brondata nog een voorlopige status.