Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Dissertatieprijs

Deze activiteit heeft plaatsgevonden op:

Vrijdag 11 sep ’09

Dissertatieprijs

In 2009 hebben de Boekmanstichting en de afdeling Geesteswetenschappen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de eerste Boekman dissertatieprijs voor kunst- en cultuurbeleid ingesteld. De prijs is een middel om belangwekkende resultaten van recent onderzoek in een bredere kring van potentieel geïnteresseerden te verspreiden, alsook om het doen van verder onderzoek aan te wakkeren.

De prijs à 10.000 euro wordt voor het eerst in het najaar van 2009 en daarna eens in de drie jaar uitgereikt aan de schrijver van een dissertatie die aandacht schenkt aan sociale of bestuurlijke aspecten van kunst en cultuur. Daarbij valt te denken aan de sociale, economische, juridische, bestuurlijke, bedrijfsmatige, organisatorische of beleidsmatige context.

De dissertatie kan zowel het heden als het verleden betreffen. De prijs wordt uitgeloofd voor een oorspronkelijke en zelfstandig uitgevoerde (deel)studie in de vorm van een dissertatie geschreven aan een Nederlandse universiteit. De in 2009 te bekronen dissertatie moet tot een promotie hebben geleid in de periode 2004-2008.

Juryrapport

Boekman Dissertatieprijs voor kunst- en cultuurbeleid

In 2008 besloten de Boekmanstichting en de afdeling Geesteswetenschappen van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) de Boekman Dissertatieprijs voor kunst- en cultuurbeleid in te stellen. Beide instellingen constateerden de afgelopen jaren een groeiende aandacht voor de maatschappelijke en bestuurlijke context van kunst en cultuur bij de Nederlandse universiteiten. Het onderzoek dat promovendi op deze terreinen verrichten is vaak relevant en oorspronkelijk. Hoewel heel wat proefschriften in de vakbladen aandacht krijgen (en dat is terecht), wordt het onderzoek buiten de eigen wetenschappelijke kring vaak niet of nauwelijks opgemerkt. Reden voor de Boekmanstichting en NWO Geesteswetenschappen de Boekman Dissertatieprijs voor kunst- en cultuurbeleid in het leven te roepen.

De prijs heeft als doel belangwekkende resultaten van recent onderzoek in een bredere kring van potentieel geïnteresseerden te verspreiden en verder onderzoek aan te wakkeren. Voor de prijs komen dissertaties aan Nederlandse universiteiten in aanmerking waarvan het onderwerp betrekking heeft op kunst en cultuur, de context waarbinnen zij ontstaan, zich ontwikkelen en bewaard blijven. Daarbij valt te denken aan de sociale, economische, juridische, bestuurlijke, bedrijfsmatige, organisatorische of beleidsmatige context. Zowel heden als verleden kunnen het onderwerp zijn.

Deze eerste uitreiking van de prijs heeft betrekking op dissertaties aan Nederlandse universiteiten in de periode 2004-2008. De prijs zal in het vervolg eens in de drie jaar worden uitgereikt. De prijs bestaat uit een bedrag van 10.000 euro. Daarnaast besteedt het tijdschrift Boekman in de jaargang volgend op de uitreiking een nummer aan het onderwerp van de dissertatie.

De prijs is vernoemd naar de naamgever van de Boekmanstichting, Emanuel Boekman. Hij promoveerde in 1939 als eerste op een onderzoek naar het kunstbeleid. Tot vandaag de dag wordt zijn studie aangehaald als het gaat om inhoudelijke discussies over het kunst- en cultuurbeleid. Een voorbeeld van de reikwijdte van een dissertatie dat de Boekmanstichting en NWO Geesteswetenschappen voor ogen stond bij het in het leven roepen van de prijs.

De jury was verheugd een grote hoeveelheid, om precies te zijn 61, dissertaties te mogen aantreffen die binnen de selectiecriteria van de prijs vallen. De dissertaties bestrijken een breed gebied, komen uit een grote verscheidenheid van wetenschappelijke disciplines, hebben een grote variatie in aanpak en zijn bovendien vaak geschreven met een meeslepend enthousiasme: dit is onderzoek waar onderzoekers in geloven!

De jury bestond uit Jeroen Boomgaard (Universiteit van Amsterdam), Susanne Janssen (Erasmus Universiteit Rotterdam), Judith Thissen (Universiteit Utrecht) en Gillis Dorleijn (Rijksuniversiteit Groningen), die het voorzitterschap op zich nam. Zij hebben de 61 dissertaties teruggebracht tot drie genomineerden die naar hun oordeel het meest voor de prijs in aanmerking kwamen op grond van wetenschappelijke kwaliteit en relevantie voor het kunst- en cultuurbeleid.

De drie genomineerde dissertaties zijn in alfabetische volgorde:

Sigrid Hemels: Door de Muze omhelsd. Een onderzoek naar de inzet van belastingsubsidies voor kunst en cultuur in Nederland . Proefschrift Universiteit Leiden, 2005.

Marijke de Valck: Film festivals. From European geopolitics to global cinephilia . Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2006.

Theo Witte: Het oog van de meester. Een onderzoek naar de literaire ontwikkeling van havo- en vwo-leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs . Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2008.

Aan de jury de taak om uit deze drie genomineerden een winnaar te kiezen. Nadat alle drie de genomineerde dissertaties nog eens grondig onder de loep genomen zijn, kwam de jury tot een oordeel. Alvorens de winnaar voor te stellen worden hier ook de andere genomineerden besproken.

Sigrid Hemels onderzocht vanuit een originele invalshoek een onderwerp dat in Nederland zelden in het onderzoek is belicht. Bij overheidssteun voor kunst en cultuur wordt meestal aan subsidies gedacht, de directe steun dus. Hemels analyseerde de verborgen steun via fiscale maatregelen. Hiermee slaat zij op overtuigende manier een brug tussen twee werelden die normaliter zelden met elkaar in discussie gaan. Enerzijds de kunst- en cultuursector die belastingmaatregelen als een welkome aanvulling beschouwt op de directe subsidies maar er verder weinig aandacht aan schenkt. Anderzijds de fiscalisten die weinig affiniteit hebben met belastingsubsidies, omdat ze de belastingwet ingewikkelder maken en vaak in strijd zijn met het draagkrachtbeginsel. Hemels concludeert dat de steun via fiscale maatregelen niet optimaal is: ze is inefficiënt, onzichtbaar en ongericht. Deze conclusie volgt op een heldere analyse van de problematiek. Hemels geeft een aantal concrete aanbevelingen hoe belastingmaatregelen zijn te gebruiken voor de kunst- en cultuursector en wel op zo’n manier dat de betrokkenheid van het publiek toeneemt en het draagvlak voor particuliere sponsoring wordt vergroot.

Gelet op het feit dat uit deze studie blijkt dat de overheid 800 miljoen euro subsidie per jaar via belastingvoordelen in de kunst- en cultuursector steekt (ruim acht keer zoveel dan de taxatie van een hoge ambtenaar van OCW!) en deze open-einderegelingen nauwelijks geëvalueerd worden op efficiëntie en effectiviteit mogen we hopen dat dit proefschrift dankzij de nominatie voor de Boekman Dissertatieprijs meer aandacht zal krijgen. De aanbevelingen die Hemels doet zijn namelijk niet alleen onderbouwd door een degelijk onderzoek maar ook zorgvuldig afgewogen waarbij ze noch het belang van de kunst- en cultuursector, noch dat van de belastingbetaler uit het oog verliest.

Theo Witte levert in zijn dissertatie een grondige analyse van een belangrijk maar zwak gestructureerd domein: het literatuuronderwijs. Hij ontwikkelt een empirisch gefundeerd en concreet toepasbaar instrument waarin via helder omschreven competentieniveaus en leesstrategieën leerlingen aan het lezen worden gezet. Een interessante studie over een zeer relevant onderwijskundig probleem met duidelijke handvatten voor docenten om vernieuwing op het terrein van literatuuronderwijs te introduceren. Theo Witte levert een nieuwe didactiek die docenten zal inspireren hun leerlingen naar een hoger leesniveau te laten klimmen. Daarmee is ook de relevantie voor het beleid op het gebied van het literatuuronderwijs gegeven. De studie bevat een uitgewerkte set aanknopingspunten voor leerplanontwikkelaars en vakdidactici, en niet minder belangrijk, ook voor sectiehoofden en docenten zelf. Dat de Stichting Lezen de uitgave van het boek heeft ondersteund illustreert ook nog eens het belang dat op het beleidsterrein van de leesbevordering aan dit proefschrift wordt gehecht.

Ondanks de enorme publieke belangstelling voor filmfestivals en een groeiende belangstelling binnen filmstudies voor publieks- en receptieonderzoek is er opmerkelijk weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit fenomeen. Marijke de Valck laat in haar dissertatie de productieve kracht van filmfestivals zien, zowel cultureel als economisch. Dat maakt haar proefschrift tot een aanrader voor professionals uit de filmwereld en tot verplichte lectuur voor een ieder die beleidsmatig in de filmsector is geïnteresseerd. Haar proefschrift is bovendien een voorbeeld van inhoudelijk vernieuwend filmwetenschappelijk onderzoek door een uitgebalanceerde combinatie van theoretische en historische perspectieven en een sterke verankering van haar argumenten in kwalitatief empirisch onderzoek. De Valck combineert op overtuigende wijze een New Film History-benadering met een netwerk-theoretisch kader, waarbij het werk van Bruno Latour haar oriëntatiepunt vormt. Aan de hand van vier casestudies (Rotterdam, Berlijn, Cannes en Venetië) laat De Valck zien hoe de van oorsprong nationale filmfestivals zich ontwikkeld hebben tot een internationaal alternatief circuit dat een middenpositie inneemt tussen mainstream cinema en de avant-garde, zowel in zakelijk als artistiek opzicht. Waar festivals doorgaans gepositioneerd worden als een fenomeen dat zich afzet tegen Hollywood, betoogt De Valck overtuigend dat het festivalnetwerk en Hollywood op complexe wijze met elkaar verbonden zijn.

We zien de laatste jaren in Nederland een explosieve groei van filmfestivals. Deze zijn veelal opgezet in het kader van city- en/of regiomarketing. Hoewel de organisatoren veel affiniteit en kennis hebben van films, hebben zij doorgaans minder zicht op de geschiedenis en huidige ontwikkelingen van het festivalcircuit. Marijke de Valcks onderzoek levert inzicht in de strategieën die filmfestivals gebruiken om zich te positioneren op de lokale, nationale en internationale markt, mede in relatie tot aanbieders van mainstream cinema (Hollywood). Een beter begrip hiervan kan helpen om een festival uit te bouwen omdat het aanknopingspunten biedt het gericht te positioneren voor een bepaald publiek en binnen een bepaalde traditie.
Het Engelstalige proefschrift is helder gestructureerd en uitstekend geschreven. Daarbij schuwt de auteur boeiende anekdotes niet. Ze weet ze op cruciale plaatsen in te zetten om haar theoretische argumenten te verduidelijken en te illustreren.

De auteur van de winnende dissertatie beperkte zich bij haar onderzoek niet alleen tot de theorieën die binnen het eigen vakgebied gangbaar zijn, maar maakte ook gebruik van theorieën uit andere vakgebieden. Daarnaast behandelde zij het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken. De jury had bijzondere bewondering voor deze integrale aanpak. De gekozen theoretische invalshoeken functioneren goed voor het onderzoek. Niet alleen heeft de auteur een interessant onderwerp bij de hoorns gevat, het onderzoek is bovendien knap geconstrueerd en helder en goed onder woorden gebracht. Zowel het onderzoek zelf als de uitkomsten er van zijn relevant voor het beleid op het onderzochte terrein. De jury is dan ook eensluidend in haar oordeel om de eerste Boekman Dissertatieprijs voor kunst- en cultuurbeleid toe te kennen aan Marijke de Valck voor haar dissertatie Film festivals. From European geopolitics to global cinephilia.

Verslag uitreiking

Filmfestivals uit de schaduw van Hollywood

Marijke de Valck wint Boekman Dissertatieprijs voor haar studie naar filmfestivals. Een kort verslag van de uitreiking.

Op vrijdag 11 september vond de uitreiking van de eerste Boekman Dissertatieprijs voor kunst- en cultuurbeleid plaats in de bibliotheek van de Boekmanstichting. Na een kort welkomstwoord van de secretaris van de prijs, André Nuchelmans, las juryvoorzitter Gillis Dorleijn het juryrapport voor. De jury prees de meeslepende manier waarop de meeste dissertaties geschreven zijn: dit is onderzoek waar onderzoekers in geloven! Uit de 61 geselecteerde promotie-onderzoeken nomineerde de jury drie onderzoeken:

Sigrid Hemels: Door de Muze omhelsd. Een onderzoek naar de inzet van belastingsubsidies voor kunst en cultuur in Nederland . Proefschrift Universiteit Leiden, 2005.

Marijke de Valck: Film festivals. From European geopolitics to global cinephilia . Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2006.

Theo Witte: Het oog van de meester. Een onderzoek naar de literaire ontwikkeling van havo- en vwo-leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs . Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2008.

Uit deze drie wees de jury eensluidend Marijke de Valck aan als winnares. Uit handen van Gillis Dorleijn ontving zij de cheque ter waarde van 10.000 euro en een bos bloemen. In haar reactie ging De Valck in op haar recente onderzoek naar de manier waarop de jury van de International Documentary Festival Amsterdam tot haar prijswinnaars komt en koppelde dit terug naar de Boekman Dissertatieprijs.

Sandra den Hamer, directeur Filmmuseum Amsterdam en voormalig directeur van het International Film Festival Rotterdam, sloot de middag feestelijk af met een lezing over de relevantie van de dissertatie voor het veld en het beleid. Daarnaast deed zij een aantal suggesties voor vervolgonderzoek.

Partners & subsidiënten