Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Verslag KNAW debat over traditie en vernieuwing in de boekensector

Deze activiteit heeft plaatsgevonden op:

Verslag KNAW debat over traditie en vernieuwing in de boekensector

Het boekenvak ondergaat ingrijpende veranderingen. Boeken worden op nieuwe manieren aangeboden en gekocht; boekhandels oriënteren zich op een nieuwe rol. De financiële positie van auteurs staat onder druk en hoe kan de lezer aan het literaire lezen worden gekregen en gehouden? Wat is er nodig in de keten om auteurs en lezers een glansrijke toekomst te bieden?

Dit waren enkele van de thema’s die ter sprake kwamen tijdens de discussiemiddag ‘Traditie en vernieuwing in de boekensector’, die 15 februari belegd werd door de Boekmanstichting en de KNAW in het Trippenhuis te Amsterdam.

Voorzitter was Yra van Dijk, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in mondiaal perspectief in Leiden, en lid van de Raad voor Geesteswetenschappen van de  KNAW. 40 vertegenwoordigers uit de boekenbranche, wetenschap en beleid waren bijeengekomen. Sprekers waren Maarten Asscher, auteur, directeur van Athenaeum Boekhandel in Amsterdam en eerder werkzaam bij het ministerie van OCW en bij Meulenhoff, en Kiene Brillenburg Wurth, hoogleraar literatuur in mediavergelijkend perspectief aan de Universiteit Utrecht (Departement Talen, literatuur en communicatie).

Er is veel gaande in het boekenvak, opende voorzitter Van Dijk de bijeenkomst. Zij riep de deelnemers op tijdens de middag zo min mogelijk te doen aan cultuurpessimisme en zo veel mogelijk met een open te blik te kijken naar de toekomst van het lezen en het boek.

Vier stellingen vormden de inzet voor de discussie en vonden in meer en mindere mate  weerklank:
• Het Nederlandse boekenvak denkt nog te veel in termen van de 20ste-eeuwse distributieketen in plaats van de 21ste-eeuwse netwerksamenleving;
• Er gaapt ten onrechte een kloof tussen collectieve boekenpromotie en leesbevordering;
• Digitalisering van wetenschappelijke informatie en digital learning schrijden voort, maar op de Nederlandstalige algemene boekenmarkt zullen e-books altijd een ondergeschikt fenomeen blijven, zeker voor het literaire en het betere nonfictie-boek;
• Nieuwe media vervangen oude media niet maar brengen ze opnieuw voort.

Twee voordrachten

Maarten Asscher kreeg als eerste het woord. De centrale vraag is volgens hem in hoeverre uitgeverijen en boekhandelaren bereid en in staat zijn het rendementsdenken te relativeren, ten gunste van de culturele diversiteit en inhoudelijke kwaliteitsoverwegingen. Dit stelde hij in zijn verhandeling ‘Over de onverenigbaarheid van diversiteit en schaalvoordelen’.  

Voor hij van start ging met zijn betoog, vertelde hij dat de totale omzet van de boekensector 3 miljard euro bedraagt. De A-boekenmarkt neemt hiervan 250 miljoen euro voor zijn rekening. Het aandeel literaire boeken daarin is 3 procent. Asscher pleitte ervoor de discussie te richten op deze literaire boekencultuur tegen de achtergrond van ontwikkelingen in de algemene boekenmarkt.

Op basis van de vier stappen van de ontwikkelingstheorie van B.J. Pine II en J.H. Gilmore (‘Welcome to the experience economy’, in: Harvard Business Review, 1998) benoemde hij de vier stadia van respectievelijk het uitgeverij-  en het boekhandelswezen. Uitgevers ontwikkelden zich van drukker en binder in het eerste stadium tot intermediairs die kwaliteit selecteren en bezorgen, vervolgens tot instituties die ofwel een volledige oplage bij een packager ofwel een compleet schrijversoeuvre bij een agent bestellen, en uiteindelijk tot mediatyconen, ver verwijderd van schrijvers en boeken. Boekverkopers hebben zich ontwikkeld van lokale, ambachtelijke boekhandelaren met een eigen selectie, via de ketenboekhandelaren tot supermarktafdelingen, en uiteindelijk tot de hangars aan de rand van de stad waar online bestellingen worden verzorgd.

Deze schets van de ontwikkeling van traditie naar vernieuwing, verloopt in werkelijkheid echter minder rechtlijnig, nuanceerde Asscher. ‘Want niet alle traditie laat je achter je, en niet alle vernieuwing is om te omarmen. Het krachtenveld ligt ingewikkelder.’ Hij introduceerde daarom daarnaast de begrippen culturele diversiteit en schaalvoordelen en plaatste ze gevieren in een kruisdiagram met op de horizontale as traditie tegenover vernieuwing en op de verticale as culturele diversiteit tegenover schaalvoordelen.

Boekhandel Veenstra op de Herengracht en Boekhandel Schimmelpennink op het Weteringcircuit, beide in Amsterdam, bevinden zich linksboven in het diagram. Het zijn klassieke, eigenwijze, kleinschalige, traditionele boekhandels die culturele diversiteit bieden voor zover het CB, voorheen Centraal Boekhuis, de boeken kan leveren, maar ze hebben geen bijzondere interesse in vernieuwing of een visie op de digitale toekomst van het boek. Zijn eigen boekhandel Athenaeum aan ’t Spui in de hoofdstad plaatste Asscher rechtsboven in het diagram. De winkel biedt culturele diversiteit, maar ook vernieuwing, voor zover dat zinvol is en binnen de visie past. Boekhandelketen Polare (inmiddels failliet) past in het vakje rechtsonder; centraal staan maximale schaalvergroting en vernieuwing en in mindere mate culturele diversiteit.

De gewenste richting voor het boekenvak is door het snijpunt van de assen schuin naar boven, wat Asscher betreft. Dus vanuit de hoek traditie/schaalvoordelen naar culturele diversiteit/vernieuwing. Er moet enerzijds geld verdiend worden, maar anderzijds mag de culturele diversiteit daarbij niet worden veronachtzaamd.

Asscher noemde zes succesfactoren voor de boekhandel: inhoudelijke deskundigheid en de vakopleiding voor boekhandelaren (die een passend salaris verdienen); ondernemerschap, gevoel voor  netwerken en samenwerken; technologische en logistieke innovatie (webshops, e-books 3.0); onafhankelijkheid (‘verantwoord eigenaarschap’); collectiviteit (de sector is op het gebied van leesbevorderdering en promotie teveel een gesloten circuit en behoeft modernisering); vaste boekenprijs, auteursrecht en uitingsvrijheid.

Na afloop van Asschers betoog gaf Joost Poort, universitair hoofdddocent aan het Instituut voor Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam, aan moeite te hebben met de geschetste tegenstelling tussen schaalvoordelen en culturele diversiteit, want het eerste maakt toch ook het tweede mogelijk. Minimale schaal is inderdaad noodzakelijk om een bepaald assortiment te kunnen bieden, nuanceerde Asscher, maar het gevaar is dat het altijd naar meer smaakt. Voor je het weet bepalen de hoge bazen vanaf grote afstand wat er op de plank staat, en niet de mensen op de vloer. Gelukkig slaat de pendule van concernvormig soms door naar ontbundeling, aldus Asscher. Zo reageerde een groep schrijvers van het uitgevershuis Rizzoli in Italië op de veelomvattende machtspositie van mediamagnaat Berlusconi, die Rizzoli had opgekocht, door zich van hem los te weken en een eigen succesvolle uitgeverij op te richten. Waar het uiteindelijk om gaat is het behoud van kwaliteit, diversiteit en toegankelijkheid, ‘de sleutelbegrippen van de boekencultuur’, aldus Asscher. 

De tweede voordracht was theoretischer en stond daarmee op afstand van de discussie, maar was minstens zo interessant. Kiene Brillenburg Wurth ging in haar lezing ‘Grenzeloze boeken: literatuur in het elektronische tijdperk’ in op de veelgehoorde aankondiging van het einde van het boek en de roman als gevolg van de digitale revolutie. Daarmee wilde zij de angst voor het verdwijnen van het gedrukte boek analyseren en, vooral, ontzenuwen. ‘Zou het jullie niet helpen om het idee van het boek rijker te maken door een minder beperkt idee van literatuur in stand te houden’, vroeg ze. Het gedrukte boek als literair medium heeft zoveel meer te bieden dan de traditionele roman, legde ze uit. ‘Misschien kan de boekensector dit oppikken’, sprak ze hoopvol uit.

Voorspellingen over het einde van het boek leefden op bij de introductie van de fonograaf en de telegraaf, maar voeren terug tot de introductie van de boekdrukkunst. De hoogleraar richtte zich vandaag op het late elektronische tijdperk, de periode vanaf 1949, om te laten zien dat ons idee van literatuur als een ‘boekig’ medium jarenlang veel te beperkt is geweest. Misschien verklaart deze beperkte blik onze angst voor het eind van het boek?

Ze demonstreerde dat ontwikkelingen binnen het schrift en de wijze van verspreiding van teksten van cruciaal  belang zijn geweest voor de ontwikkeling van computertechnologie.  Nieuwe technologie komt niet van buiten, maar van binnenuit het schrift. Dus we hoeven niet bang te zijn voor nieuwe  vormen van tekstualiteit, zo stelde zij de toehoorders gerust.  Ondertussen blijven we ons maar concentreren op de traditionele roman. ‘Hyperfictie’  is in Nederland dan ook nooit van de grond gekomen. Critici en boekhandels wisten er geen raad mee. ‘Misschien is het niet spannend genoeg om je eigen weg te moeten zoeken in een tekst’. Maar aangezien het boek als literair medium zowel tabulaire (d.w.z. overzichtelijke) als lineaire (in een strakke lijn) elementen in zich verenigt, is hierbinnen ruimte voor ontwikkeling en variatie. Dat wisten de modernisten in de 19de en begin 20ste eeuw, en later ook de experimentele schrijvers (in de jaren zestig en tachtig). 

Genoemde varianten, zoals circulaire verhalen en niet-lineaire verhalen, vormden vervolgens inspiratiebronnen voor internet, hypertexten en computertechnologie, aldus Brillenburg. Kortom, zo betoogde zij, de hele ontwikkeling van digitalisering is voortgekomen uit het schrift en ligt dus in het verlengde daarvan. Bekijk teksten niet alleen in hun traditionele vorm.

Mai Spijkers, uitgever van Prometheus, leek niet onder de indruk en reageerde nuchter: ‘Zolang er maar een ISBN op staat’.

Knuppel in hoenderhok

Tijdens de discussie wierp Ruurd Mulder, docent cultuur- en mediamarketing aan de Hogeschool van Amsterdam en auteur, de knuppel in het hoenderhok. Wat is eigenlijk de toegevoegde waarde van de boekhandelaar en de uitgever in de keten?

Daar had Lidewijde Paris, uitgever bij Uitgeefhuis Nieuw Amsterdam, wel een antwoord op: lezers hebben ons weer nodig om uit het enorme aanbod te selecteren. De signatuur van de uitgeverij is namelijk verdwenen sinds uitgevers hun bedrijf voeren volgens het principe van interne subsidiëring, waarbij inkomsten van bestsellers worden aangewend om minder succesvolle uitgaven te bekostigen. De signatuur voldoet dus niet meer als keurmerk. ‘We zijn te bescheiden geweest’, legde ze uit, ‘en moeten daarmee meer naar buiten treden’. Bijvoorbeeld aan de lezers uitleggen waarom digitale boeken relatief veel geld kosten. ‘E- boeken bestaan bij de gratie van de geprinte uitgaven. We moeten uitleggen dat de kosten ervan even hoog zijn, omdat er nu eenmaal, net als bij gedrukte boeken, geïnvesteerd moet worden in de auteur en vormgeving. Het zijn niet enkel de drukkosten die de verkoopprijs bepalen.

De ervaringen van Suzanne Meeuwissen van het Nederlands Letterenfonds, sloten mooi aan bij het pleidooi van Brillenbrugh het literatuurbegrip breder te zien dan de traditionele roman. Meeuwissen was betrokken bij projecten waarbij auteurs nieuwe mediavormen verkennen, omdat zij niet alleen leverancier van boeken, maar ook van creativiteit zijn. Binnen het nieuwe project ‘Literaire games’ worden acteurs en auteurs verbonden met (hoorspel)games in de hoop dat daar nieuwe vormen van literatuur ontstaan. Ook uitgevers zouden daar iets mee kunnen doen, aldus Meeuwissen, om jong publiek te bereiken. Let op: de ontwikkeling van dergelijke nieuwe vormen kost veel tijd. Directeur Eppo van Nispen tot Sevenaer van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) erkende de rol van games als middel om lezers te bereiken.  

‘Niets anders dan schijnbewegingen, het leidt toch nergens toe’, was de reactie van Spijkers. Games zijn iets geheel anders dan boeken, een volstrekt andere manier van vrijetijdsbesteding. ‘Het Letterenfonds is niet effectief bezig’. Hij gaf aan liever vast te houden aan de traditionele vorm van het boek.

Maar hoe verbreed je dan je publiek? Want de huidige groep veellezers, vrouwen van 50 jaar en ouder, heeft niet het eeuwige leven. Hoe bereiken we nieuwe generaties? Een serieus probleem, bevestigde Jos de Haan, hoofd onderzoeksgroep Zorg, Emancipatie en Tijdsbesteding bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Ondanks de toename van  het aantal  hoogopgeleiden, wordt er niet meer tijd besteed aan lezen.  Per generatie wordt er gemiddeld juist minder gelezen. ‘Onder andere omdat er meer concurrentie is van andere vormen van tijdsbesteding.’ Gerlien van Dalen, directeur Stichting Lezen, pleitte daarom voor een brede aanpak van leesbevordering, in het onderwijs, boekenvak en bibliotheekwezen. ‘We moeten vooral niet institutioneel denken, maar collectief optreden.’

Community

Das Mag, de recent opgerichte uitgeverij van Toine Donk en Daniël van der Meer, die veel succes boekt, kwam verschillende keren ter sprake als treffend voorbeeld van curatorschap. Adriaan van der Weel, bijzonder hoogleraar moderne geschiedenis van het boek en van de bedrijfseconomische en technische ontwikkeling van de boekensector in Leiden, wees er op dat deze jonge uitgeverij boekhandels wil betrekken bij hun pogingen zich te profileren. ‘Het liefst zouden ze zien dat winkels een plankje voor ze reserveren’.  Het succes van Das Mag is te danken aan de inzet van sociale media, aldus Carla de Rooi, van de directie Media, Letteren en Bibliotheken van het ministerie van OCW.  Maarten Asscher betoogde dat het succes van de jongens van Das Mag samenhangt met het centraal stellen van literair schrijverschap. ‘Daarmee trekken ze een jong publiek aan dat het gevoel heeft deel uit te maken van een beweging.’ Ze nemen daarmee afstand van de bestaande complexe literaire codes, die voorschrijven dat je eerst op de juiste manier moet leren lezen.  Als je intekent op hun leesclub maak je iets mee van de présence van het schrijverschap, volgens Asscher. ‘Je krijgt als deelnemer aan hun bijeenkomsten het gevoel dat je getuige bent van iets dat heel groot gaat worden, en die onmiddellijkheid spreekt jongeren aan.’

Het potentieel van openbare bibliotheken in de vorming van community building rond schrijvers en boeken is enorm. Heel treurig, aldus Van Nispen, dat ze  juist een nieuwe koers hebben ingezet op het op afstand plaatsen van het boek als fysiek medium en zich meer op de burger algemeen gaan richten. De stichting CPNB heeft begrip voor deze beslissing, maar is er niet blij mee. Asscher evenmin. ‘De openbare bibliotheek moet het boek niet overboord gooien’.

Lidewijde Paris vatte de opdracht aan de sector adequaat samen: ‘We moeten het boek sexy maken en we moeten meer op pad om de lezer te bereiken’. De voorzitter concludeerde dat vergroting van de zichtbaarheid en curatorschap terugkerende geluiden waren tijdens de discussie. Maarten Asscher vatte de middag aldus samen: ‘Laten we met zijn allen in de keten streven naar cultureel eigenaarschap’.

Boekman #108 is gewijd aan de boekensector, en verschijnt in september 2016.

 Traditie en vernieuwing in de boekensector, achtergrondnotitie, Ineke van Hamersveld

 

Partners & subsidiënten