Sinds 2005 is het aantal winkels voor muziekinstrumenten geleidelijk afgenomen, van 431 in 2005 tot 334 in 2017 (maatwerk Locatus). Het merendeel van deze winkels ligt in de provincies Noord-Holland (75), Noord-Brabant (55), Zuid-Holland (50), Gelderland (50), en Limburg (30) (CBS 2019).
Het is aannemelijk dat een deel van de afname in het aantal muziekinstrumentenwinkels samenhangt met de omzetdaling die deze branche al enkele jaren kent. Tussen 2012 en 2017 liep de totale omzet van de muziekhandels terug van 136 naar 98 miljoen euro. Deze daling is sterker dan de daling van het aantal winkels, en treedt zowel op in de verkoop voor consumenten als voor organisaties, en zowel in de fysieke als in de online verkoop (Retail Insiders 2020). Cijfers van het CBS laten dan ook zien dat sinds 2012 de omzet in het merendeel van de muziekwinkels daalt (CBS 2020b).
Het is moeilijk de precieze reden voor deze omzetdaling vast te stellen, maar er zijn wel verschillende mogelijke verklaringen. In 2013 wees de voorzitter van de Nederlandse Piano- en Muziekinstrumentenbond op de bezuinigingen in de cultuursector, waardoor orkesten en muziekscholen verdwenen. Door de economische crisis stelden consumenten bovendien aankopen uit (Schutijser 2013). Daarnaast wijzen indicatoren over cultuurparticipatie in de Cultuurindex Nederland op dalende ledenaantallen bij de centra voor de kunsten en bij muziek-, zang- of toneelverenigingen. Ook het aantal mensen dat een muziekinstrument bespeelt daalde tussen 2007 en 2015, al nam dit aantal in 2017 voor het eerst weer iets toe.
Hoewel het aantal verkooppunten van muziekinstrumenten daalde, steeg in deze periode opvallend genoeg juist het aantal bedrijven dat zich bezighoudt met de productie hiervan: van 305 in het eerste kwartaal van 2007, naar 365 in het eerste kwartaal van 2017 (CBS 2020a).