Deze pagina gaat over de Regionale Cultuurindex uit 2018, met data over 2016. Als opvolger hiervan presenteerden de Boekmanstichting en Atlas Research in 2022 de Regionale Cultuurmonitor met data over 2019.
Een monumentale sector
Probeer eens een stad of regio te visualiseren. De kans is groot dat er op de mentale foto die je neemt, enige vorm van cultureel erfgoed zichtbaar is. Van monumentale binnensteden tot historische hoeves op het platteland en van traditionele houten huisjes tot kolossale kastelen: de vele monumenten, musea en andere erfgoedinstellingen die Nederland rijk is, geven regio’s elk een eigen gezicht.
Van de vijf culturele sectoren die vertegenwoordigd zijn in de Regionale Cultuurindex, is erfgoed voor regio’s wellicht dan ook de meest onderscheidende. Bioscopen en boekhandels bieden in heel Nederland een min of meer vergelijkbaar aanbod, en ook veel voorstellingen binnen de podiumkunsten zijn op meerdere plekken in het land te bezoeken. Niet elke regio heeft echter molens, hunebedden of steden waarin je de geschiedenis haast kunt voelen. Dat maakt erfgoed niet alleen tot een groot toeristisch trekpleister, maar ook tot een belangrijk element in de profilering van regio’s.
14 december 2018
Delen
De erfgoedsector is daarom met veel verschillende indicatoren vertegenwoordigd binnen de Regionale Cultuurindex. Een groot deel van deze indicatoren betreft de honderden musea die Nederland telt, maar ook zijn cijfers opgenomen over rijks- en archeologische monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, iconen van de hedendaagse architectuur, archeologische depots en provinciale landschappen. Gezamenlijk geven deze indicatoren meer inzicht in de verschillen die er tussen provincies bestaan in de aanwezigheid van cultureel erfgoed, en de manier waarop met dat erfgoed wordt omgegaan. [1]
[1] Omdat er helaas weinig (naar provincie uitsplitsbare) cijfers bestaan over vormen van roerend en immaterieel erfgoed, hebben de erfgoedindicatoren binnen de Regionale Cultuurindex vooral betrekking op onroerend (of: gebouwd) erfgoed. Zie voor deze driedeling in soorten erfgoed ook Ministerie van OCW 2017.
Tabel 1. Overzicht van indicatoren binnen de pijler Erfgoed
Een land vol monumenten
De kerktoren in je dorp, de boerderij net daarbuiten of het grachtenpand waarvoor je een selfie neemt: Nederland staat vol met bouwwerken die tot het cultureel erfgoed gerekend worden. Wie bijvoorbeeld een kaart bekijkt waarop alle gebouwde rijksmonumenten zijn ingetekend, ziet zo’n 62.000 stippen vrijwel heel Nederland bedekken. [2]
De dichtheid van deze stippen verschilt evenwel: waar Zuid-Limburg bijvoorbeeld bijna geheel is ingekleurd, blijft Flevoland grotendeels leeg. Om deze dichtheid in cijfers uit te drukken, is binnen de Regionale Cultuurindex – in lijn met andere indicatoren in de pijler Capaciteit – het aantal rijksmonumenten per provincie afgezet tegen het aantal inwoners. Zeeland, Friesland en Noord-Holland blijken zo per inwoner de meeste rijksmonumenten te bezitten.
Provincies verschillen onderling dus duidelijk in de hoeveelheid aanwezige rijksmonumenten. Misschien nog interessanter zijn daarnaast de verschillen in het soort monumenten dat het landschap vult. Juist deze verschillen geven regio’s elk een eigen karakter, en weerspiegelen de specifieke geschiedenis die een gebied heeft doorgemaakt. Zo reiken in het katholieke Limburg en Noord-Brabant de meeste kerktorens hemelwaarts, bewaken de vele kastelen en verdedigingswerken in Gelderland de herinnering aan het militaire verleden van deze provincie, en reflecteert in de grote hoeveelheid monumentale woonhuizen in Noord- en Zuid-Holland nog een glans van een rijke handelshistorie (RCE 2018b).
[2] Informatief is bijvoorbeeld de digitale kaart die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkelde, waarmee (onder andere) de spreiding van verschillende soorten erfgoed over Nederland bekeken kan worden. Zie rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=RCE_Erfgoedmonitor#. Laatst geraadpleegd op 10 december 2018.
Tabel 2. Overzicht van het aantal rijksmonumenten aan het einde van 2017 (per provincie, naar CBS-categorie).
(On)zichtbaar erfgoed
Rijksmonumenten zijn echter lang niet de enige monumenten die Nederland rijk is. In aanvulling op de veelal historische rijksmonumenten, brengt binnen de Regionale Cultuurindex daarom de indicator ‘iconen hedendaagse architectuur’ ook ruim 1.700 hoogtepunten van de moderne bouwkunst in kaart. Het is wellicht niet verrassend dat de jongste provincie van Nederland – Flevoland – per inwoner de meeste van dergelijke iconen heeft. In absolute aantallen bevinden verreweg de meeste architectonische iconen zich evenwel in Zuid-Holland; daarbinnen is Rotterdam met bijvoorbeeld de Kubuswoningen dé plek om te bezoeken voor liefhebbers van moderne architectuur. [3]
Niet alleen individuele gebouwen kunnen een monumentale status krijgen. Ook grotere gebieden kunnen als monument beschermd worden. De Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed onderscheidt hiertoe zogenaamde beschermde stads- en dorpsgezichten: ‘groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden’ (RCE z.j. c). Dit kunnen afzonderlijke straten zijn, maar ook wijken of zelfs complete binnensteden. Van de 482 beschermde stads- en dorpsgezichten die Nederland in 2016 telde, bevinden zich er per inwoner de meeste in de drie noordelijkste provincies van het land.
Naast deze zichtbare vormen van cultureel erfgoed, bevat de Regionale Cultuurindex met een indicator over archeologische monumenten tot slot ook cijfers over een vorm van cultureel erfgoed die veelal ónzichtbaar blijft. Dit zijn terreinen waar op of in de bodem ‘voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden bewaard zijn gebleven’ (RCE z.j. b). Soms zijn die sporen zichtbaar, bijvoorbeeld in de vorm van grafheuvels of hunebedden, maar vaak blijven ze ook onder de grond. Net als beschermde stads- en dorpsgezichten zijn archeologische monumenten verhoudingsgewijs vooral in het noorden van het land te vinden: onder de voeten van de inwoners van Groningen, Friesland en Drenthe bevinden zich per inwoner de meeste van deze monumenten.
[3] De grote concentratie iconen van de hedendaagse architectuur in Rotterdam is goed zichtbaar in een digitale kaart waarop de Architectuurgids deze iconen inventariseert. Zie www.architectuurgids.nl/map. Laatst geraadpleegd op 10 december 2018.
Tabel 3. Overzicht van indicatoren binnen de Regionale Cultuurindex die betrekking hebben op erfgoed.
De omgang met cultureel erfgoed
Historisch of hedendaags, zichtbaar of onzichtbaar, op kleine schaal of juist iets groter: het bovenstaande maakt duidelijk dat alle provincies over een rijke hoeveelheid cultureel erfgoed beschikken, al verschilt de vorm waarin dit zich lokaal manifesteert. Een tweede verschil tussen provincies betreft de manier waarop met dit erfgoed wordt omgegaan.
Voor een deel is wettelijk vastgelegd wat lokale overheden moeten doen met het erfgoed dat binnen de gemeente- of provinciegrenzen aanwezig is. Zo stelt de Erfgoedwet dat archeologische vondsten die bij opgravingen worden aangetroffen en ‘waarop niemand zijn recht van eigendom kan bewijzen’, eigendom worden van de provincie (en in voorkomende gevallen de gemeente of de Staat), en verplicht bewaard moeten worden in een archeologisch depot (Bussemaker et al. 2015). Nederland kent tien van dergelijke depots op provinciaal niveau, naast één nationaal depot en 27 gemeentelijke archeologische depots. [4] Hier beheren 257 vrijwilligers, 36 stagiaires en 56 fte aan betaalde medewerkers gezamenlijk een collectie archeologische vondsten die inmiddels bestaat uit meer dan 200.000 verpakkingseenheden en zich uitstrekt over ruim 17.500 m2 depotruimte (RCE 2017, 2018c en 2018d). [5]
Ook financieel dragen lokale overheden bij aan het in stand houden van het eigen erfgoed. Het verschilt echter sterk per provincie of het meeste geld besteed wordt aan het cultureel erfgoed of aan historische archieven, alsook welke bestuurslaag de belangrijkste financier is. Waar de provinciebesturen van Zeeland en Flevoland bijvoorbeeld een relatief hoog bedrag per inwoner in historische archieven investeren, doen hun collega’s in Friesland en Limburg dit voor cultureel erfgoed. En waar in Zeeland vrijwel alle subsidie voor cultureel erfgoed van de gemeentes komt, wordt dat in Friesland juist vanuit de provincie gesubsidieerd.
[4] Groningen, Friesland en Drenthe delen samen één depot: het Noordelijk Archeologisch Depot.
[5] Om een zo volledig mogelijk beeld te geven binnen de pijler Participatie, zijn in de Regionale Cultuurindex twee indicatoren opgenomen over de aantallen vrijwilligers bij gemeentelijke en provinciale depots. Omdat deze aantallen echter erg laag zijn, zijn de verschillen tussen provincies ook bijzonder klein. Daarom worden deze indicatoren hier niet afzonderlijk besproken.
Tabel 4 - Overzicht van indicatoren binnen de Regionale Cultuurindex die betrekking hebben op de financiële ondersteuning voor cultureel erfgoed.
‘It belongs in a museum’
Gelukkig blijven de vele schatten en vondsten die de archeologische depots en archieven in huis hebben, daar niet altijd achter slot en grendel liggen. Steeds vaker proberen depots hun collectie voor een groot publiek toegankelijk te maken (RCE z.j. a). Daarnaast vindt een deel hiervan zijn weg naar een van de bijna 700 musea – waarvan circa 400 cultuurhistorische musea – die Nederland kent (CBS 2017b). [6] Hoewel de meeste hiervan in de Randstad gevestigd zijn en het museumbezoek zich hier ook concentreert, zijn de meeste musea per hoofd van de bevolking ver daarbuiten te vinden, in Friesland en Drenthe. [7]
[6] Dit aantal is gebaseerd op de nieuwe museumdefinitie die het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Museumvereniging sinds 2015 hanteren (CBS 2017b). Er bestaan evenwel andere definities: zo telt het museumoverzicht van EM-cultuur 1.100 musea (EM-Cultuur 2018).
[7] Het hoge museumbezoek in – vooral – Noord-Holland wordt ook veroorzaakt door het hoge aantal buitenlandse toeristen dat deze provincie aandoet, en daarbij vaak een museum bezoekt (zie ook Leguit et al. 2018, 14).
Tabel 5. Overzicht van indicatoren binnen de Regionale Cultuurindex die betrekking hebben op het aantal musea en de bezoeken daaraan per provincie.
In totaal werden aan alle musea in Nederland in 2016 ruim 34 miljoen bezoeken afgelegd, waarvan de kaartverkoop een groot deel vormde van de ruim 441 miljoen euro aan eigen inkomsten die musea in dit jaar hadden. Daarnaast leverden museumcafés, -winkels en -restaurants een belangrijke bijdrage (CBS 2017a en 2017b). Bovendien ontvangen musea giften van particuliere sponsors, die zich bijvoorbeeld als lid van een vriendenvereniging (financieel) aan een museum committeren. [8] Vooral in Friesland, Gelderland en Noord-Holland kennen musea relatief veel van dergelijke vrienden. [9]
Hoeveel eigen inkomsten musea precies verwerven, is – logischerwijs – sterk afhankelijk van het museumbezoek: in provincies met veel museumbezoek, hebben musea gemiddeld ook hogere eigen inkomsten. Een opvallende uitzondering op deze regel vormt Limburg: hoewel hier per inwoner de minste museumbezoeken worden afgelegd, staan de musea in deze provincie qua eigen inkomsten op een vijfde plek. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat in Limburg het aandeel museumbezoekers dat het volledige entreetarief betaalt relatief hoog, en het aantal bezoekers met een Museumkaart relatief laag is. Alleen in Noord-Brabant en Noord-Holland betalen meer mensen de volledige ticketprijs.
[8] Vrienden van musea investeren vaak zowel tijd als geld in de musea die ze steunen. Binnen de Regionale Cultuurindex is de indicator over vriendenverenigingen niettemin opgenomen binnen de pijler Participatie (en niet in de pijler Geldstromen). Dat is deels een gevolg van de beschikbare data, maar ook van een inhoudelijke afweging: het lidmaatschap van een vriendenvereniging zegt volgens ons uiteindelijk meer over draagvlak en betrokkenheid, dan over geld.
[9] Een beperking van deze indicator is dat alleen het aantal lidmaatschappen bekend is. Omdat meerdere mensen één lidmaatschap kunnen delen (bijvoorbeeld met een partner- of familielidmaatschap), zal het aantal vrienden in de praktijk hoger zijn (RCE 2018a)
Tabel 6. Overzicht van indicatoren binnen de Regionale Cultuurindex die betrekking hebben op de financiën van, en de betrokkenheid bij musea.
Eigen inkomsten vormden in 2016 iets minder dan de helft van de totale inkomsten van musea. Het resterende deel bestaat voornamelijk uit subsidies, waarvan het Rijk 255 miljoen euro voor zijn rekening nam, provincies 52 miljoen euro, en gemeentes 203 miljoen euro (CBS 2017a). Interessant is dat de verhouding tussen eigen inkomsten, gemeentelijke subsidies en provinciale bijdragen in de museale inkomsten per provincie aanzienlijk kan verschillen. [10] Daarbij lijkt in veel provincies de hoogte van de verschillende vormen van financiering sterk van elkaar afhankelijk te zijn. Zo kennen musea in Drenthe en Limburg per inwoner weinig gemeentelijke subsidies, maar wordt dit gecompenseerd door bijdragen uit de provincie. In Groningen, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Overijssel zijn het juist vooral de gemeentelijke besturen die meebetalen. Ook geldt voor verschillende provincies dat relatief lage eigen inkomsten gecompenseerd worden door relatief hoge subsidies.
[10] Binnen de Regionale Cultuurindex maken de uitgaven van het Rijk aan de museumsector onderdeel uit van de indicator over de uitgaven aan de Culturele Basisinfrastructuur (BIS), maar deze zijn niet als afzonderlijke indicator opgenomen.
Figuur 1. Verhouding tussen eigen inkomsten, gemeentelijke subsidies en provinciale subsidies in de inkomsten van musea, per provincie in 2016.
Het grootste deel van de inkomsten die musea in 2016 hadden, ging op aan de lonen van bijna 15.000 betaalde museummedewerkers. Daarnaast leverden bijna 35.000 vrijwilligers een onbetaalde bijdrage (CBS 2017a en 2017b). Per inwoner zijn de meeste museumvrijwilligers actief in Zeeland en Friesland – tevens de provincies waarin relatief de meeste musea gevestigd zijn.
De inzet van vrijwilligers komt vaak voort uit financiële noodzaak, maar getuigt ook van betrokkenheid bij de erfgoedsector. Dat die betrokkenheid bij veel mensen groot is, laten cijfers over de sector afdoende zien. Maar liefst 64 procent van de bevolking bezocht in 2016 een vorm van cultureel erfgoed, en er werden niet minder dan 10 miljoen bezoeken afgelegd aan cultuurhistorische musea (Broek et al. 2018, 103). Dat maakt erfgoed niet alleen tot een belangrijke sector voor provincies, maar ogenschijnlijk ook voor de mensen die er wonen.
[1] Omdat er helaas weinig (naar provincie uitsplitsbare) cijfers bestaan over vormen van roerend en immaterieel erfgoed, hebben de erfgoedindicatoren binnen de Regionale Cultuurindex vooral betrekking op onroerend (of: gebouwd) erfgoed. Zie voor deze driedeling in soorten erfgoed ook Ministerie van OCW 2017.
[2] Informatief is bijvoorbeeld de digitale kaart die de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkelde, waarmee (onder andere) de spreiding van verschillende soorten erfgoed over Nederland bekeken kan worden. Zie rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=RCE_Erfgoedmonitor#. Laatst geraadpleegd op 10 december 2018.
[3] De grote concentratie iconen van de hedendaagse architectuur in Rotterdam is goed zichtbaar in een digitale kaart waarop de Architectuurgids deze iconen inventariseert. Zie www.architectuurgids.nl/map. Laatst geraadpleegd op 10 december 2018.
[4] Groningen, Friesland en Drenthe delen samen één depot: het Noordelijk Archeologisch Depot.
[5] Om een zo volledig mogelijk beeld te geven binnen de pijler Participatie, zijn in de Regionale Cultuurindex twee indicatoren opgenomen over de aantallen vrijwilligers bij gemeentelijke en provinciale depots. Omdat deze aantallen echter erg laag zijn, zijn de verschillen tussen provincies ook bijzonder klein. Daarom worden deze indicatoren hier niet afzonderlijk besproken.
[6] Dit aantal is gebaseerd op de nieuwe museumdefinitie die het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de Museumvereniging sinds 2015 hanteren (CBS 2017b). Er bestaan evenwel andere definities: zo telt het museumoverzicht van EM-cultuur 1.100 musea (EM-Cultuur 2018).
[7] Het hoge museumbezoek in – vooral – Noord-Holland wordt ook veroorzaakt door het hoge aantal buitenlandse toeristen dat deze provincie aandoet, en daarbij vaak een museum bezoekt (zie ook Leguit et al. 2018, 14).
[8] Vrienden van musea investeren vaak zowel tijd als geld in de musea die ze steunen. Binnen de Regionale Cultuurindex is de indicator over vriendenverenigingen niettemin opgenomen binnen de pijler Participatie (en niet in de pijler Geldstromen). Dat is deels een gevolg van de beschikbare data, maar ook van een inhoudelijke afweging: het lidmaatschap van een vriendenvereniging zegt volgens ons uiteindelijk meer over draagvlak en betrokkenheid, dan over geld.
[9] Een beperking van deze indicator is dat alleen het aantal lidmaatschappen bekend is. Omdat meerdere mensen één lidmaatschap kunnen delen (bijvoorbeeld met een partner- of familielidmaatschap), zal het aantal vrienden in de praktijk hoger zijn (RCE 2018a)
[10] Binnen de Regionale Cultuurindex maken de uitgaven van het Rijk aan de museumsector onderdeel uit van de indicator over de uitgaven aan de Culturele Basisinfrastructuur (BIS), maar deze zijn niet als afzonderlijke indicator opgenomen.
Partners & subsidiënten
Deze site gebruikt functionele cookies en externe scripts om je beleving te verbeteren. Voor meer informatie bekijk onze Cookie- en Privacyverklaring
Privacyinstellingen
Privacy instellingen
Wij maken gebruik van cookies
De Boekmanstichting maakt gebruik van cookies voor het anoniem meten van het websitebezoek en het vergroten van het gebruikersgemak.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Analytische cookies verzamelen informatie over uw gebruik van de website. Met deze informatie kunnen wij die zo goed mogelijk laten werken. Dankzij de analytische cookies weten we bijvoorbeeld welke pagina’s het vaakst worden bezocht, kunnen we problemen vastleggen en weten we welke advertenties effectief zijn. Zo zien we hoe het publiek in zijn algemeen de website gebruikt, in plaats van een enkele persoon. Met die informatie analyseren we het verkeer op de website.