Hiphopcultuur en identiteit
‘Hiphopcultuur wordt officieel gezien als immaterieel erfgoed’, kopt het populaire hiphopplatform Hiphop In Je Smoel (HIJS) half januari op Instagram. Akwasi, Heist-Rockah en dichter Derek Otte reageren met vuur en hartjes op het bericht. Anderen plaatsen er vraagtekens bij. ‘Wat hebben we hieraan? Wat betekent dit nou echt voor de hiphopcultuur vanaf nu? Welke veranderingen […] gaan we zien?’, vraagt producer Odaira. ‘Hiphop was altijd al immaterieel erfgoed’, reageert hiphopfan Kim. Rapper en spoken wordartiest Reazun antwoordt: ‘Bij gemeentes, fondsen of scholen en universiteiten werken nog steeds veel mensen die niks van Hip Hop begrijpen en de waarde ervan voor gemeenschappen nog niet zien. [Dat verandert] door […] mensen die zich (lokaal én landelijk) inzetten om de kracht van de cultuur uit te dragen’. Deze online conversatie wijst op de waarde van hiphop voor gemeenschappen, in het bijzonder voor hiphopliefhebbers en hun identiteit, waar ik in dit artikel verder op wil inzoomen.
De post van HIJS volgt een kleine twee jaar na het UNESCO-rapport On(ver)vangbaar: de innovatieve kracht van the culture (2023). De term ‘hiphop’ valt in dit rapport maar liefst 56 keer. Dat is niet zonder reden. ‘The culture en hiphop zijn nauw met elkaar verbonden’, schrijft de commissie. ‘Hiphopcultuur draait om zelfexpressie, eigenheid en het activistisch bekritiseren van een samenleving die bepaalde groepen uitsluit. Tegelijkertijd heeft hiphop invloed gehad op de bredere populaire cultuur, waarbij stijl, taal en esthetiek zijn overgenomen door de mainstream. Veel van de filosofische waarden van hiphop zijn terug te vinden in de mindset van mensen binnen the culture.’
Hiphop, zo wordt uit bovenstaande al duidelijk, is veel meer dan muziek alleen. Hiphop heeft allerlei uitingsvormen, waaronder stijl, taal en esthetiek. Hiphop is een cultuur, een beweging, een levensstijl. Niet voor niets noemt hiphoppionier KRS-One rap ‘something you do’ en hiphop ‘something you live’. Hiphop bestaat uit vier kernelementen: rappen (ook wel MC’ing), dansen (breaking), dj’en en graffiti ‘schrijven’ (graffiti writing). Inmiddels wordt daar vaak (het vergaren en delen van) ‘kennis’, knowledge, als ‘vijfde element’ bijgevoegd. Veel liefhebbers van hiphop hanteren echter een bredere opvatting van de cultuur, waar ook andere muziekgenres dan rap, andere dansvormen dan breaking en andere cultuuruitingen, zoals mode, film, taal en manier van spreken, binnen passen. Dit zijn stuk voor stuk manieren om je uit te drukken. Wie van hiphop houdt, leeft hiphop, valt er haast mee samen. Hiphop gaat in essentie over wie je bent en hoe je je plek in de wereld ziet.
‘Hiphop ontspruit aan de straten van The Bronx, maar stamt uit een lange muzikale en culturele traditie.’
Block parties
Hiphop ontstaat in de jaren zeventig van de vorige eeuw in The Bronx, New York in de Verenigde Staten, tegen het decor van dit stadsdeel dat letterlijk en figuurlijk in de fik staat. ‘The Bronx is burning’, constateert sportjournalist Howard Cosell tijdens de 1977 World Series in het Yankee Stadium, en dat is niet alleen een metafoor voor de beroerde staat van het stadsdeel; er branden daadwerkelijk panden af. Te midden van de door de overheid ingezette verwaarlozing van The Bronx proberen buurtbewoners hun leven vorm te geven. Zo organiseren Cindy Campbell en haar broer Clive aan het begin van de jaren zeventig block parties in een buurthuis op 1520 Sedgwick Avenue, een van de hoofdstraten van The Bronx. Op een van deze feesten – tijdens een ‘Back To School Jam’ op 11 augustus 1973 om precies te zijn – mixt Clive Campbell, later bekend als DJ Kool Herc, voor het eerst op twee zelfgebouwde draaitafels muziek in elkaar over. Het feest luidt het begin van hiphopcultuur in.
Al gauw verplaatsen de block parties zich van het buurthuis naar buiten. Er komen veel jongeren op af, overwegend van Afro-Amerikaanse, maar ook van Latijns-Amerikaanse en Caribische afkomst. Onder hen bevinden zich latere hiphoppioniers als Afrika Bambaataa en Grandmaster Flash. Er wordt muziek gemaakt, gerapt en gedanst. En er worden verhalen verteld, over de eigen identiteit en die van de gemeenschap.
The Bronx, jaren zeventig dus – daar begint het allemaal. Althans, dat is vaak het verhaal over hiphop. Maar eigenlijk ontstaat hiphop al eerder, op andere plekken en daarmee is ‘de identiteit’ van hiphop ook hybride, versplinterd en geworteld in allerlei verschillende plekken. In The black Atlantic (1993) volgt socioloog Paul Gilroy de transnationale cultuurstromen uit de Afrikaanse diaspora die de zwarte trans-Atlantische wereld hebben doen ontstaan. Hiphop komt uit die stromen voort. Hiphop ontspruit aan de straten van The Bronx, maar stamt uit een lange muzikale en culturele traditie. Zo wortelt de voordrachtstijl rap in Afrikaanse orale tradities en kent het hiphopgenre invloeden uit griot, dub en funk. Hiermee past hiphop in een lange traditie van zwart verzet.
‘Hiphop is een verzetscultuur die ook op nieuwe plekken mensen trekt.’
Verzetscultuur
Hiphop promoot sociale rechtvaardigheid en vertolkt de behoeften van historisch gemarginaliseerde gemeenschappen. Het is een verzetscultuur die ook op nieuwe plekken mensen trekt. Zij gebruiken hiphop om het leven in hun eigen lokale omgeving te begrijpen, om te vertellen over hun eigen zorgen en belangen, over wat er speelt in de straten, buurten en steden waar zij zelf wonen en leven. Zo ontstaan nieuwe, lokale hiphopvarianten, die – zeker wanneer het discussies over immaterieel erfgoed op nieuwe plekken betreft – het best begrepen kunnen worden in het licht van een zwarte trans-Atlantische cultuur die etniciteit en nationaliteit overstijgt. En dat geldt dus ook voor de identiteiten die in hiphop gerepresenteerd worden, waarin de zwarte trans-Atlantische cultuur steeds doorklinkt.
Ook de Nederlandstalige hiphop is al vanaf het midden van de jaren tachtig populair, maar krijgt vanaf 2015 vrij plotseling een vliegwiel. Dan betreedt, ogenschijnlijk uit het niets, een hyperpopulaire generatie hiphopartiesten het podium. Het collectief New Wave, met artiesten als Frenna, Lijpe en Ronnie Flex speelt daarbij een grote rol. In mijn dissertatie over culturele identiteit in hedendaagse Nederlandstalige hiphop noem ik deze generatie dan ook De nieuwe golf, vrij naar hun succesvolle en met de Popprijs bekroonde album New Wave uit 2015. Het album is in dat jaar het meest beluisterde album van Nederland en markeert de ontmoeting tussen Nederlandstalige hiphop en het grote publiek.
Hiphop is creatief, poëtisch, literair, cultureel en maatschappelijk geëngageerd
Opnieuw is identiteit hier belangrijk. Als de belangstelling voor hiphop op een specifieke plek, zoals in Nederland, opleeft – zo blijkt uit internationale studies en uit mijn eigen onderzoek – dan is dat vrijwel altijd een teken dat jongeren op die plek sterk de behoefte hebben om hun identiteit buiten de gebaande paden van school en samenleving, vorm te geven. Zij kiezen hiphop als eigen uitingsvorm om verhalen te vertellen. Hiphop is creatief, poëtisch, literair, cultureel en maatschappelijk geëngageerd. Hiphop is toegankelijk en aantrekkelijk voor jongeren met diverse achtergronden en staat dicht bij hun dagelijkse realiteit. In hiphop vinden interculturele uitwisselingen plaats, waardoor de cultuur door de tijd heen steeds meer een gemengde culturele uitingsvorm van jongeren met allerlei achtergronden wordt. De huidige Nederlandse hiphopscene is daar een voorbeeld van. In een Nederlandse context ontmoeten jongeren met bijvoorbeeld Surinaamse, Ghanese, Marokkaanse, Turkse, Algerijnse en Egyptische achtergronden elkaar in hiphop – in bloeiende hiphopscenes in grote steden als Rotterdam, Eindhoven, Groningen en Amsterdam, maar ook buiten de grote steden (van Oosterhout tot Hoorn tot Venlo) en natuurlijk online.
‘Hiphop daagt ons uit om fundamenteel na te denken over hoe wij archiveren, vastleggen, doorgeven, vertellen, bewegen, zijn.’
SMIB
Het Amsterdamse hiphopkunstcollectief SMIB Worldwide illustreert deze uitwisselingen treffend, evenals de veelzijdigheid van hiphop. Dit collectief ontstaat in 2014 onder een aantal jongeren uit Amsterdam-Zuidoost en ontwikkelt zich door de jaren heen. Inmiddels bestaat SMIB uit meer dan twintig artiesten: alle leden zijn opgegroeid of woonachtig (geweest) in de Amsterdamse Bijlmer of hebben op een andere manier een link met deze buurt. De naam van het collectief verwijst naar de wijk: Smib is een omkering van Bims, een variatie op de Surinaamse (Sranantongo) aanduiding van de Bijlmer, Bimre. De ondertitel ‘Worldwide’ wijst op hun ambitie om ‘wereldwijd’ te gaan en de buurt naar buiten te brengen. SMIB heeft een succesvol eigen kledingmerk en -zaak, stelde voor de Openbare Bibliotheek Amsterdam een eigen boekenkast samen en treedt op bij nationale muziekfestivals als Lowlands en WOO HAH! In 2018 won frontman Ray Fuego de prijs voor het beste Nederlandse album van multimediaplatform 3voor12 voor zijn album Zwart. Professor Soortkill, schrijver, bracht onder meer twee stijf uitverkochte woordenboeken van het Smibanese uit en heeft een eigen taalrubriek in NRC. In hun hiphoptracks vertellen de leden van SMIB een verhaal over hun eigen culturele identiteit in een Nederlandse maatschappij, in een trans-Atlantische context. Zo combineren zij in hun clips beelden van Amsterdam Zuidoost, specifiek de Bijlmer, met beelden van Zwarte protestbewegingen zoals de Black Panthers. En zij vertellen over het leven in de SMIB, in hun eigen jongerenvariëteit Smibanese, waarin Sranantongo-termen worden gebruikt, woorden worden omgedraaid en van nieuwe betekenissen worden voorzien. Door met de ‘regels’ van taal te spelen, bevragen de artiesten de dominantie van het Nederlands als standaardtaal kritisch. In hun Smibanese hiphopuitingen vraagt het collectief, kortom, de aandacht voor een grotere identiteitskwestie: wat is Nederlanderschap nu werkelijk, wie ‘past’ daarbinnen – en wie bepaalt dat eigenlijk?
Hiphoptalen, zoals het Smibanese, worden door niet-ingewijden regelmatig ‘onbegrijpelijk’ of ‘moeilijk’ genoemd. Maar deze moeilijkheid is een culturele en politieke strategie, stelt antropoloog Imani Perry. Taal functioneert hier als een test: wie de taal spreekt heeft geïnvesteerd in hiphop. Het gebruik van het Smibanese door SMIB dient, kortom, om hun rebellie, eigenheid en authenticiteit te bevestigen, én om een sfeer van gemeenschappelijkheid te creëren met wie hen wél begrijpt. In identiteits- en gemeenschapsvormingsprocessen heeft taal deze in- en uitsluitingsfunctie vaker. Hiphop is dus niet ‘zomaar’ een razend populaire, ‘coole’ cultuuruiting voor jongeren, maar speelt een belangrijke rol in de remix van hybride Nederlandse lokale en multi-etnische identiteiten en maakt een deconstructief en reconstructief perspectief op de Bijlmer en haar gemeenschap mogelijk.
De populariteit van SMIB is vooral terug te zien in een underground cult die veel jongeren aanspreekt, met name vanuit het alom bekende gegeven dat SMIB ‘independent’ (onafhankelijk) is. In heel Nederland lopen hiphopliefhebbers in SMIB-shirts en -truien. Dat zij zelf niet altijd ‘uit de Smib’ komen, doet er niet toe: de semiotische verwijzing naar het collectief en de Bijlmer is ook hier belangrijker dan een daadwerkelijke verbintenis met de buurt. De associatie met het collectief straalt al authenticiteit af op de drager van de merch, als onderdeel van het hiphopprincipe Real Recognize Real. Óók betekent het dat je niet voor commercie kiest, maar voor de underground.
Stuk voor stuk identiteitskwesties, die hier via taal, muziek en kleding worden aangekaart. Hiphop gaat over die identiteitsvragen, over het bepalen van je eigen positie in de wereld. Die positie – die identiteit is – kan continu veranderen, is niet vaststaand, maar continu in beweging. Dat vind ik zo boeiend aan hiphop. Hiphop daagt ons – met haar verzetsoorsprong, bottom-up manier van denken en werken, en Do It Yourself-mentaliteit – haast als vanzelfsprekend uit om fundamenteel na te denken over de manier waarop wij in een samenleving archiveren, vastleggen, doorgeven, vertellen, bewegen, zijn. En juist haar veelzijdigheid, fluïditeit en gelaagdheid roept de vraag op of je hiphop wel kunt ‘vastleggen’ als immaterieel erfgoed en of en waarom dat nodig is. Het roept de vraag op of hiphop inderdaad al die tijd niet allang immaterieel erfgoed was.

Aafje de Roest
Aafje de Roest is Assistant Professor ‘Literaire culturen’ aan de Universiteit van Amsterdam. In 2024 promoveerde zij cum laude op hedendaagse Nederlands(talig)e hiphop