De percentageregeling voor beeldende kunst bij Rijksgebouwen bestaat bijna 70 jaar. Sinds 1951 zorgt de regeling ervoor dat een percentage van bouwkosten aan Rijksgebouwen wordt gebruikt om opdrachten uit te schrijven aan beeldend kunstenaars. Hoewel deze lange staat van dienst waardering oogst, bestaat er ook onduidelijkheid over de rol die de Rijksoverheid via deze regeling speelt als opdrachtgever. Om op goede wijze de positie in het opdrachtgeverschap te kunnen bepalen, vroeg het Atelier Rijksbouwmeester de Boekmanstichting wat ervaringen met de percentageregeling uit het nabije verleden ons leren over haar functioneren. Ook wilde het Atelier weten hoe de regeling vanuit deze inzichten in de toekomst kan worden verstevigd als vorm van opdrachtgeverschap in de Nederlandse beeldende kunst.
Het doel van dit onderzoek is om het functioneren van de regeling in kaart te brengen en inzicht te krijgen in de toekomstbestendigheid ervan. Voor die toekomstbestendigheid is het belangrijk om ook andere vormen van opdrachtgeverschap te inventariseren en parallellen te trekken met de percentageregeling. Wat leren ervaringen met de percentageregeling uit het nabije verleden over haar functioneren en hoe kan de regeling vanuit deze inzichten in de toekomst worden verstevigd als vorm van opdrachtgeverschap in de Nederlandse beeldende kunst? Het antwoord hierop is niet alleen relevant voor het Rijksvastgoedbedrijf of het Atelier Rijksbouwmeester, maar ook voor gemeenten die analoog aan deze rijksregeling een eigen percentageregeling hebben ontworpen of op ander wijze optreden als opdrachtgever voor beeldend kunstenaars.