Nationale filmconsumptie floreert, buitenland domineert
Film
Sorry! Niet meer dan 6 items tegelijk.
Het jaar 2018 markeert een veelzeggend kantelpunt voor de filmsector: voor het eerst in Nederland was de omzet van video-on-demand-platforms hoger dan de recette van bioscopen. Het veranderende medialandschap wordt gedomineerd door buitenlandse content en spelers zoals Netflix. De vraag is hoe de relatief kleine – en door de Raad voor Cultuur als versplinterd bestempelde – filmindustrie in Nederland zich staande kan houden tegenover de almaar groeiende filmgrootmachten.
‘De groeiende aanwezigheid en invloed van grote buitenlandse partijen, met voornamelijk internationale content, brengen de levensvatbaarheid van de Nederlandse audiovisuele sector in gevaar’, schreef de Raad voor Cultuur al in 2018 in het voorwoord van het advies Zicht op zo veel meer (Raad voor Cultuur 2018, 4). Door de ongekende snelheid waarmee de productie, distributie en consumptie van content veranderen, zouden publieke waarden zoals een toegankelijk, pluriform en kwalitatief hoogwaardig aanbod van eigen bodem onder druk komen te staan.
Ondanks de stormachtige ontwikkelingen binnen de filmsector laten recente cijfers van bioscopen en filmtheaters op het eerste gezicht een rooskleurig beeld zien. Met iets meer dan 36 miljoen verkochte kaartjes werd 2017 qua bezoekersaantallen het meest succesvolle jaar sinds 1964. In 2018 bleef dit met 35,7 miljoen verkochte kaartjes redelijk stabiel, maar de stijgende lijn van de afgelopen tien jaar werd doorbroken. Tussen 2007 en 2018 nam het aantal bezoeken echter met 54,8 procent toe (Schrijen 2018). In 2018 bezocht 61 procent van alle Nederlanders vanaf 6 jaar een bioscoop of filmtheater, wat gelijkstaat aan bijna 9,9 miljoen bezoekers (Stichting Filmonderzoek 2019, 6). Het toenemend aantal bezoekers wordt gefaciliteerd door een groeiend aantal vertoningslocaties: van 133 bioscopen en dertig filmtheaters in 2007 naar 154 bioscopen en veertig filmtheaters in 2018. [1] Sinds 2005 zit ook de brutorecette van bioscopen in de lift en met 312,2 miljoen euro is 2018 een recordjaar – een stijging van 95,6 procent ten opzichte van 2007 (Schrijen 2018). [2] Kortom: vooralsnog geen reden tot zorg over de Nederlandse bioscopen en filmtheaters.
[1] Het aantal filmtheaters is exclusief interne filmtheaters en filmtheaters zonder weekprogramma (NVBF 2019, 33).
[2] Een verklaring voor de stijging van de brutorecette ondanks een daling van het bezoekersaantal is de toegenomen recette per bezoeker: van 8,39 euro in 2017 naar 8,75 euro in 2018 (NVBF 2019, 30).
Internationalisering bioscopen en aanbod
Wanneer echter verder wordt gekeken dan uitsluitend naar bezoekersaantallen en inkomsten, zitten er nogal wat haken en ogen aan het succes van de Nederlandse bioscoopbranche. Naast het feit dat bijna 70 procent van het marktaandeel in handen is van drie grote buitenlandse bioscoopketens (Pathé, Vue en Kinepolis), winnen internationale mediaconglomeraten (majors) steeds meer terrein op het gebied van distributie. Waar het marktaandeel van onafhankelijke distributeurs en dat van majors (Universal Pictures, Warner Bros. Pictures en The Walt Disney Company) in 2014 ongeveer gelijk was, hadden de onafhankelijken in 2018 nog maar iets meer dan 30 procent van de markt in handen (Nederlands Filmfonds 2019a, 36-42).
Steeds meer inkomsten verdwijnen derhalve naar het buitenland in plaats van naar de Nederlandse filmsector, waar het marktaandeel van de binnenlandse film onder druk staat. In 2018 was het marktaandeel van Nederlandse films in bezoek slechts 11,2 procent tegenover 20,9 procent in 2014 (NVBF 2019, 31; NVB et al. 2015, 26). De top 20 best bezochte bioscoopfilms van 2018 wordt gedomineerd door Amerikaanse franchises – van superheldenfilms tot alweer de zesde Mission: Impossible. Met uitzondering van Bon Bini Holland 2 (op nummer 20 met 407.000 bezoekers) komt geen enkele film uit Nederland of van een onafhankelijke distributeur (Nederlands Filmfonds 2019a, 20, 33). Een schril contrast met 2014: van de vijf Nederlandse speelfilms in de top 20 stond Gooische Vrouwen 2 zelfs op de eerste plaats (NVB et al. 2015, 39). [3]
[3] Vanwege het lage marktaandeel van de Nederlandse film verdubbelde het Nederlands Filmfonds in 2019 het budget voor distributie. Daarnaast worden vertoners middels een pilotproject gestimuleerd: per recette voor een Nederlandse productie ontvangen zij 0,25 euro (Dijksterhuis 2019).
Romkom-moe
Het is geen toeval dat de vijf populairste Nederlandse bioscoopfilms uit 2014 romantische komedies (romkoms) zijn: na het recordbrekende Alles is Liefde (2007) bleek dit het genre voor succesgarantie te zijn. In de bioscoopperiode 2013-2017 waren ‘dramafilms’ (70), ‘familiefilms’ (32) en ‘romantische komedies’ (24) de meest voorkomende genres van eigen bodem. Hoewel romkoms op de derde plek staan, hadden deze veruit het hoogste aandeel in de bioscoopomzet; 37,8 procent, tegenover dramafilms met 12,1 procent en familiefilms met 21,7 procent (Filmdistributeurs Nederland 2018, 14). Met titels zoals Verliefd op Cuba (2019), All You Need Is Love (2018) en Zwaar verliefd! (2018) is er nieuw aanbod genoeg, maar sinds 2016 lijkt de publieke belangstelling voor romkoms te zijn afgenomen (Beekman 2017). Bioscoopbezoekers kregen steeds meer en steeds goedkopere en sneller gemaakte romkoms voorgeschoteld, waardoor de magische commerciële formule lijkt te zijn uitgewerkt (Gestel 2019).
Uit een recente enquête van Filmmakersinitiatief 2018 is gebleken dat de Nederlandse romkom en de Nederlandse speelfilm in het algemeen ook binnen het veld op kritiek kan rekenen. Van de 292 ondervraagde regisseurs, scenaristen en acteurs vindt 87 procent de kwaliteit van Nederlandse speelfilms van gemiddelde of ondermaatse kwaliteit. [4] Daarbij wordt verwezen naar onder andere risicomijdend gedrag van financiers zoals het Nederlands Filmfonds en de publieke omroep, te weinig ruimte en tijd voor gedegen scriptontwikkeling, een gebrek aan eigenzinnige films en een overschot aan romantische komedies (Filmmakersinitiatief 2018 2019, 7-10, 18-19). [5] De klacht dat producenten, het Nederlands Filmfonds en (de dramaturgen van) de publieke omroep te veel inhoudelijke macht en te weinig vertrouwen hebben in de makers zelf, hangt daarmee samen. Hierdoor zouden makers eerder anticiperen op de wensen van financiers dan te kiezen voor hun eigen visie (Burg et al. 2019; Filmmakersinitiatief 2018 2019). [6]
[4] In 2019 publiceerde de Netherlands Society of Cinematographers het New Deal-manifest waarin tevens wordt gesteld dat de huidige werkomstandigheden de kwaliteit van Nederlandse films belemmeren (Netherlands Society of Cinematographers 2019).
[5] In de inleiding van het jaarverslag 2018 van de Nederlandse Vereniging van Bioscopen en Filmtheaters (NVBF) stelt voorzitter Winnie Sorgdrager in eenzelfde lijn het volgende: ‘Natuurlijk zijn de financiën belangrijk, maar het gaat ook om goede scenario’s, regie, enzovoorts. Belangrijk is dat er meer tijd is om goede scenario’s te ontwikkelen’ (NVBF 2019, 11).
[6] Dit kwam daarnaast ter sprake tijdens een op 20 september georganiseerde rondetafelgesprek. Zie het hoofdstuk Verantwoording in deze publicatie voor een overzicht van deelnemers aan dit gesprek.
Nederlandse producties onder druk
De ondervraagde makers zijn daarentegen wel te spreken over de Nederlandse documentaire: meer dan 80 procent vindt de kwaliteit goed tot uitstekend (Filmmakersinitiatief 2018 2019, 7). Tegelijkertijd blijkt uit onderzoek naar documentaireproducenten dat deze subsector het financieel zwaar heeft (Bos et al. 2019). Eenzelfde situatie doet zich voor bij de Nederlandse jeugdfilm. Zowel nationaal als internationaal staan Nederlandse jeugdfilms hoog aangeschreven en ze vallen vaak in de prijzen op belangrijke filmfestivals (Knols 2019; Riemens 2019). Toch is het aantal uitgebrachte jeugdfilms van eigen bodem in een paar jaar tijd bijna gehalveerd. Het aantal uitgebrachte Europese en Amerikaanse jeugdfilms in Nederland is daarentegen gestegen. Voor een verklaring van de verdrukking waarin Nederlandse jeugdfilms zich bevinden, wijzen de auteurs van het onderzoek Zien & gezien worden behalve naar internationale concurrentie ook naar de onevenwichtige spreiding van releases en ontoereikende marketingbudgetten (Bosma et al. 2019, 7, 15-21, 40-45; Waardenburg 2019).
De problemen rondom documentaires en jeugdfilms staan niet op zichzelf. De bezuinigingen van de afgelopen jaren op het Mediafonds, het Co-productiefonds Binnenlandse Omroep (CoBO Fonds) en het Nederlands Filmfonds hebben Nederlandse producties onder druk gezet. Het wordt steeds lastiger om de financiering voor een film rond te krijgen en bovendien zijn buitenlandse uitgaven aan Nederlandse speelfilms bijna gehalveerd (van ruim 20 miljoen euro in 2014 tot bijna 11 miljoen euro in 2018) (Gestel 2019; Nederlands Filmfonds 2019a, 18). Daarnaast lopen wereldwijd de inkomsten uit de verkoop van fysieke beelddragers steeds verder terug. In Nederland werden in 2017 nog slechts 4,79 miljoen dvd’s en blu-ray’s verkocht: bijna een halvering ten opzichte van 2015, en nog maar een fractie van de 32,4 miljoen exemplaren die tien jaar eerder over de toonbank gingen. [7] De filmsector is derhalve afhankelijker geworden van de bioscoopomzet, terwijl het aandeel van internationale speelfilms en distributeurs daarin stijgt. Dat mensen buiten de bioscoop steeds minder kiezen voor een dvd of blu-ray heeft eveneens te maken met een belangrijke speler van over de grens: Netflix.
[7] Cijfers gebaseerd op data van GfK en aangeleverd door de NVPI.
Machtige streamingdiensten
Terwijl in 2014 video-on-demand met een aandeel van 48,3 procent de homevideomarkt net niet domineerde, waren deze streamingdiensten in 2017 goed voor ruim 80 procent van de omzet (NVPI 2015, 21; NVPI 2018, 12). In 2018 bedroeg de totale omzet van video-on-demand-platforms in Nederland 324 miljoen euro, waarmee de brutorecette van bioscopen (312 miljoen euro) voor het eerst werd overstegen (Nederlands Filmfonds 2019a, 46). Met circa drie miljoen abonnees en een bereik van twee op de vijf huishoudens is Netflix veruit de grootste streamingdienst in Nederland. In het laatste kwartaal van 2018 had Netflix ruim driekwart van de streamingmarkt in handen. Op de tweede plaats staat Videoland met een aandeel van 12 procent (Telecompaper 2019).
De concurrentie tussen streamingdiensten is in volle gang. De Nederlandse consument kon in 2018 kiezen uit 160 verschillende streamingplatforms uit binnen- en buitenland – van Videoland, NLZIET en Cinetree tot Netflix, Amazon Prime en HBO (Nederlands Filmfonds 2019a, 47). Het aantal diensten blijft bovendien toenemen: zo is Disney+ sinds eind 2019 verkrijgbaar in Nederland. Opvallend is dat de strijd om de Nederlandse kijker eerder draait om series dan films. De groei van Videoland zou bijvoorbeeld mede te danken zijn aan Mocro Maffia, een serie die speciaal voor het Nederlandse platform werd ontwikkeld. Netflix blijft echter de kroon spannen: in 2018 werd 12 miljard dollar geïnvesteerd in eigen producties (Netflix Originals) (Dongen et al. 2019; Stil 2019). Tussen 2012 en 2017 gaf Netflix bovendien 2 miljard dollar uit aan niet-Amerikaanse Netflix Originals en prijken er tot de dag van vandaag steeds meer Europese series in de catalogus. Dit voorjaar verscheen de Vlaams-Nederlandse serie Undercover en begin 2020 wordt de horrorserie Ares verwacht, de eerste volledig Nederlandse Netflix Original (Bremmer 2019; Dongen 2019a; Kraak 2018). [8]
Hoewel het aandeel van Nederlandse series en films op Videoland in 2018 respectievelijk 34 en 25 procent was, bestond het aanbod voor Nederlandse Netflix-abonnees uit slechts vijf procent nationale producties. Daarom adviseerde de Raad voor Cultuur in Zicht op zo veel meer om een quotum in te voeren voor Nederlandse content op Netflix en andere streamingdiensten. Om ervoor te zorgen dat een groter deel van de opbrengsten in de filmsector ook weer in de sector geïnvesteerd wordt, werd daarnaast geadviseerd om eindexploitanten een bepaald percentage van hun inkomsten ten behoeve hiervan als heffing te laten afdragen. Opbrengsten binnen de sector vloeien namelijk vooral naar eindexploitanten zoals streamingdiensten en bioscopen, terwijl zij amper bijdragen aan ontwikkeling en productie (Raad voor Cultuur 2018, 34-39, 63-65). [9] Het Nederlands Filmfonds wees in de beleidsplannen voor 2013-2016 en 2017-2020 reeds op de noodzaak deze scheve verdeling recht te trekken. In oktober 2019 werd deze oproep herhaald in een essay van cultureel econoom Paul Rutten in opdracht van het Nederlands Filmfonds, en in een brandbrief aan de overheid van belangrijke actoren binnen de sector (Nederlands Filmfonds 2012, 21; Nederlands Filmfonds 2016, 5; Rutten 2019; Reijn et al. 2019). Tegelijkertijd wordt ook de vraag gesteld of heffingen daadwerkelijk een oplossing zijn, en niet vooral moet worden ingezet op het vergroten van de aantrekkelijkheid van Nederlandse films voor publiek en (markt)financiers (Lammers 2019). Het lage marktaandeel van Nederlandse films, distributeurs en bioscopen, beperkte nationale budgetten, het instorten van de dvd-markt en de opmars van streamingdiensten vragen dan ook om een goed debat over de beste manier om dit tij te keren.
[8] Afgelopen zomer maakte Videoland daarnaast bekend dat ruim een miljoen euro beschikbaar wordt gesteld voor content gecreëerd door jonge filmmakers (Dongen 2019b).
[9] Bioscopen en distributeurs dragen samen wel 0,15 euro per betaald bioscoopkaartje af aan het Abraham Tuschinki Fonds, bedoeld voor de ‘bevordering van de productie van de Nederlandse film en Nederlandse publieksfilms in het bijzonder en het bioscoopbezoek in Nederland’ (Sorgdrager et al. 2018).
Tot slot
In 2018 werd op Europees niveau een bestaande richtlijn herzien (de Audiovisual Media Services Directive), waardoor streamingdiensten ten minste 30 procent Europese content moeten aanbieden (Europese Commissie 2018). In Uitgangspunten cultuurbeleid 2021-2024 gaat minister Van Engelshoven niet in op quota’s en heffingen, maar geeft ze aan zich onder meer te willen inzetten voor films met een eigen signatuur: ‘Daarvoor is meer ruimte nodig voor de ontwikkeling van scenario’s en filmplannen, naast een breed pakket aan maatregelen om de eigenzinnigheid en kwaliteit van Nederlandse films te bevorderen’ (Engelshoven 2019, 25). In overeenstemming met het advies van de Raad voor Cultuur roept de minister op Nederlandse producties te versterken door meer aandacht te geven aan scenario en regie. Het Nederlands Filmfonds wordt gevraagd om binnen zijn regelingen de autonomie van makers te vergroten en de productiedwang af te remmen (Ibid. 25). Daarmee lijkt zij te hebben geluisterd naar het ongenoegen van makers, maar is de complexe storm binnen de filmsector nog lang niet gaan liggen.