De Impact Tiendaagse is op het moment van schrijven bijna ten einde. Wat zijn de belangrijkste conclusies? Mede-organisator Iris van Irsel (Rainbow Creator) en Kristel Baele, voorzitter van de Raad voor Cultuur en betrokken bij de slotconferentie, delen hun bevindingen.
- Impact is een veelkantig begrip.
Het is misschien wel een van de meest gestelde vragen over impact: wat verstaan we er precies onder? Die vraag, die tijdens de Impact Tiendaagse meermaals aan bod kwam, komt Baele ook vaak tegen in haar werkpraktijk. ‘Voor de Raad voor Cultuur is impact een combinatie van instrumentele en maatschappelijke waarden. Met die eerste waarde zijn we vaak al bezig: hoeveel mensen zitten in de zaal, hoe oud zijn ze en waar komen ze vandaan? Maar ook: wat betekenen we als culturele instelling voor het vestigingsklimaat en de werkgelegenheid?’
Het ophalen van zulke getallen dient vaak een extern doel: we moeten ons verantwoorden richting de financier. ‘Minder goed zijn we als sector nog in het meten van de maatschappelijke waarde van impact, zoals de bevordering van cohesie in een wijk. Intuïtief stellen veel instellingen deze vragen wel bij de koffieautomaat: hoe was de sfeer in de zaal, wat voor bezoekers hebben we gezien? Systematisch gebeurt dit nog minder.’
Zulk niet-kwantitatief onderzoek, bijvoorbeeld via narratieve en visuele onderzoeksmethodes, heeft nog onvoldoende voet aan de grond, aldus Baele. ‘Zulke methodes zijn allang gevalideerd, maar hebben nog niet dezelfde bekendheid als een kwantitatieve weergave. Het is tijd om daar verandering in te brengen.’
Soms lijkt het alsof het de ene of de andere vorm van impact moet zijn, maar in het ideale geval streven we naar een combinatie; die twee vormen van impact beïnvloeden elkaar namelijk ook. ‘Op die manier kunnen we ook makkelijker uitspraken doen over de impact van de cultuursector in de breedte,’ denkt Baele.
Van Irsel herkent deze worsteling. ‘Vaak wordt in uitersten over impactonderzoek gedacht: het is kwalitatief of kwantitatief, je doet het als organisatie in je eentje of als sector in de breedte, je doet het voor jezelf of ter verantwoording. Die tegenstellingen zijn niet houdbaar: het is idealiter vaak een combinatie van beide.’
Wanneer we het hebben over impact, kunnen we altijd uitgaan van dezelfde opbouw, legt Van Irsel uit. ‘Je kijkt voorbij aantallen die met een activiteit gemoeid zijn, de zogeheten output, naar het effect of affect dat de activiteit heeft, de outcome, en de betekenis daarvan. Deze betekenis van de kunst, cultuur en de creatieve sector in de breedte kan doorwerken in het artistieke, culturele, persoonlijke, maatschappelijke, natuurlijke, economische en nog vele andere domeinen. Het onderzoeken van die impact kun je binnen de cultuursector bij uitstek ook op creatieve wijze vormgeven.’
'Het is – zeker in politiek uitdagende tijden als deze – van groot belang de waarde van de cultuursector zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen.'
- Aan de slag gaan met onze impact is essentieel voor de culturele sector.
Het is – zeker in politiek uitdagende tijden als deze – van groot belang de waarde van de cultuursector zo goed mogelijk voor het voetlicht te brengen. Bovendien helpt het impactdenken stil te staan bij de vraag welke doelen we precies willen bereiken. Baele: ‘Soms zijn instellingen teleurgesteld omdat ze niet hebben bereikt waarop ze hoopten. Dat betekent vaak dat ze van tevoren niet de juiste doelen hebben opgesteld. Daarbij is het belangrijk het contact met de doelgroep op te zoeken: via zulke participatieve methoden leer je meer over wat je doelen zouden moeten zijn. Dat is vaak een kwestie van vallen en opstaan, maar leidt uiteindelijk wel tot betere resultaten.’
- Verschillende typen instellingen vragen om verschillende onderzoeksmethoden.
Bij het meten van impact zijn de juiste instrumenten essentieel, ziet ook Baele. ‘We moeten als cultuursector modelmatiger te werk gaan: welke onderdelen van impact gelden voor onze sector in de breedte en welke zijn specifiek voor bijvoorbeeld orkesten of dansgezelschappen? De meetmethode moet aansluiten bij de artistieke praktijk. Bovendien moet je er als instelling zelfstandig mee aan de slag kunnen: daar leer je het meest van en het is het meest kostenefficiënt.’
Tegelijkertijd is het belangrijk de resultaten van al die verschillende onderzoeken goed met elkaar te kunnen vergelijken. ‘Zo ver zijn we in onze sector helaas nog niet. De vraag is ook of dat haalbaar is: al die verschillende cultuuruitingen zijn zo veelvormig, die kun je niet op één hoop gooien.’
Baele zou graag een lans willen breken voor de ontwikkeling van methoden en technieken van impactmeting. ‘Nederlandse onderzoeksfinanciers moeten hier mijns inziens middelen voor vrijmaken. Naar mijn verwachting zullen die ook toepasbaar zijn in andere sectoren. Gelukkig gaat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap nu investeren in een aantal impactpilots. Daarnaast heeft de Raad voor Cultuur in 2020 geadviseerd innovatielabs op te richten, een advies dat gelukkig is opgevolgd en waar flankerend onderzoek naar impact onderdeel van is.’
'Organisaties zijn gebaat bij een aanpak die dicht bij hun organisatie blijft.’
- Werken met impact doe je niet alleen.
Leren van impact doe je samen: niet alleen binnen organisaties, maar ook met verschillende stakeholders van de organisatie en tussen instellingen binnen de culturele sector. ‘Over impact werd lange tijd vooral op bestuurlijk niveau gepraat, maar nog niet op de werkvloer,’ ziet Van Irsel. ‘Daarin komt nu gelukkig verandering. We moeten de creativiteit van onze sector optimaal benutten.’
Die creativiteit kwam tijdens de Impact Tiendaagse optimaal tot uiting, bijvoorbeeld bij het startcongres Podium voor Impact, gericht op verschilmakers in de kunsteducatie- en participatiepraktijk. Tijdens een sessie over impactgericht werken in de museumbranche deelden het Rijksmuseum, het Zeeuws Museum en Museon-Omniversum drie verschillende aanpakken en motivaties. Ook in de online seminars werden verschillende systemen, toolkits en werkwijzen gedeeld die organisaties en de sector op weg kunnen helpen.
Al deze voorbeelden laten zien dat organisaties niet bij nul hoeven te beginnen. ‘We mogen leren van elkaars inzichten en samen optrekken door te denken in ecosystemen, zoals Matthea de Jong, directeur van de Tolhuistuin, ook benoemt in de podcast over impactgericht werken,’ vindt Van Irsel. ‘Bovendien hebben we elkaar nodig om samen een beeld te schetsen van de impact die we als cultuursector maken. Er wordt vaak overwogen die verantwoordelijkheid om rechtlijnig te rapporteren bij de individuele organisaties te leggen, maar het zou wat mij betreft eigenlijk bij financiers zoals het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap horen om meer sectorbreed onderzoek te doen. De sector en dus ook het werken met impact is divers. Organisaties zijn gebaat bij een aanpak die dicht bij hun organisatie blijft.’
- Werken met impact mag de artistieke praktijk niet beperken.
Culturele instellingen zijn nog weleens bang om met impactmetingen aan de slag te gaan, ziet Van Irsel. ‘Organisaties vragen zich af: kunst maken om het kunst maken, kan dat nog wel? Blijft er wel genoeg ruimte bestaan om te experimenteren? Belangrijk bij het werken met impact is het onderscheid tussen autonome kunstbeoefening en toegepaste kunstprogramma’s; dat bepaalt mede of het vaststellen van impactdoelstellingen het proces wel ten goede komt. Toegepaste kunst kan een duidelijke functie hebben, maar bij autonome kunst hoeft dat niet per se.’
Natuurlijk kun je ook van autonome kunst de werking onderzoeken: dat is juist interessant om de waarde van kunst en cultuur te vatten, denkt Van Irsel. ‘Daarbij stel je vooraf echter niet altijd doelen op: je onderzoekt vooral de bijzondere werking. Zoals Martijn Blom, adviseur bij Impact Europe, zei in de podcast over impact en financiering; we hebben creativiteit hard nodig in de veranderingen waarvoor we staan. Er mag dus best wat serieuzer naar de sector gekeken worden.’
'Tegelijkertijd kleven er risico’s aan de verwerking van impact in verantwoordingen: de neiging kan ontstaan toe te schrijven naar de effecten die je wilt bereiken, als een soort impact-washing.'
- Wanneer je aan de slag gaat met impact, is het waardevol nieuwsgierig te zijn en jezelf kritisch te blijven bevragen.
Werken met impact is waardevol. Toch zijn er een aantal valkuilen waarvan organisaties zich bewust moeten zijn, waarschuwt Van Irsel. ‘Soms klinken er bezorgde geluiden over impact: moet het niet altijd meer en grootser als je eenmaal met impact bezig bent? Of wordt het niet te veel een verantwoordingsinstrument? Wanneer je aan de slag gaat met impact, raad ik je aan dat in eerste plaats voor jezelf te doen. Door nieuwsgierig te zijn en jezelf kritisch onder de loep nemen kun je tot nieuwe inzichten komen. Dat reflectieve en bevragende past juist heel erg mooi binnen de makerspraktijk.’
Ook Baele ziet risico’s. ‘We moedigen zeker aan impact onderdeel te maken van je metingen. Tegelijkertijd kleven er risico’s aan de verwerking van impact in verantwoordingen: de neiging kan ontstaan toe te schrijven naar de effecten die je wilt bereiken, als een soort impact-washing. Daarom raden we voorlopig af om impact een plek te geven in subsidieaanvragen.’
Binnen de Raad voor Cultuur wordt het impactdenken eveneens ingezet om de eigen werkwijze onder de loep te nemen. ‘We werken met het kwadrantenmodel van de Erasmus Universiteit,’ licht Baele toe. ‘Binnen dat model staan vier vragen centraal. Wat wil je bereiken? Wat had je willen bereiken, maar is niet gelukt? Wat heb je bereikt dat je niet had verwacht? Waar kun je nog leren en ontwikkelen? Dit model heeft invloed op de manier waarop we onze adviezen vormgeven: wie willen we spreken, wanneer en hoe? Hoe stellen we de commissie samen? Is ons advies alleen kwantitatief of ook kwalitatief? Welke vorm geven we ons advies: een rapport of ook een bijeenkomst? Dit levert ons ook veel op: we kunnen iedere keer onze kwaliteit verbeteren.’
- Het is belangrijk het gesprek over impact te blijven voeren.
De Impact Tiendaagse is er niet voor niets: het uitwisselen van kennis en ervaringen over impact is essentieel. Dat ziet ook Van Irsel. ‘Natuurlijk moeten we niet alleen maar blijven praten, maar ook tot actie overgaan. Tegelijkertijd zie ik hoe belangrijk het is tijdens bijeenkomsten als deze de verbinding met elkaar te leggen, ook om te zien wat er op impactgebied allemaal al gebeurt. We ontdekken welke verschillende soorten impact er allemaal zijn en hoe we ze in woord en beeld kunnen vatten. Bovendien ontdekken we tijdens dit soort ontmoetingen wie welke rol in de sector zou moeten spelen wanneer we een complex vraagstuk als dit proberen te tackelen.’
Dat belang beaamt Baele. ‘We moeten continu met elkaar in gesprek blijven over dit onderwerp. Deze Tiendaagse is daarvoor een mooie vorm. Ik hoop dat we elkaars netwerken met evenementen als deze ook in de toekomst kunnen verrijken, waardoor we elkaar nog beter weten te vinden in het opzetten van onderzoek. Zo tillen we het denken over impact naar een hoger niveau.’
Auteur: Anne van den Dool