Woensdag 9 februari spraken kunstenaars, activisten en specialisten uit Egypte, Tunesië, Nederland en Syrië in De Balie (Amsterdam) over de revolutie, voorgeschiedenis en toekomst van zowel Tunesië, Egypte en de regio en de rol van de (underground) art scene in deze landen. Kranten, televisieprogramma’s, blogs en tweets buitelen over elkaar heen met scoops en het laatste nieuws. In de politiek en media wordt verrast gereageerd op de ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten (MENA). Overal ter wereld kijken mensen vol verwachting toe hoe de Tunesische en Egyptische bevolking geschiedenis schrijven. Is dit het begin van een beweging die zich verspreidt over de regio? Het rommelt in Algerije, Soedan, Libanon, Jordanië, Iran, Jemen en Mauritanië. Niemand weet wat er zal gebeuren, maar alle ogen zijn gericht op de Arabische wereld. The Art of Revolution was een initiatief van Neil van der Linden (programmeur Arabische muziek bij Paradiso) en de Tunesische Hassouna Mansouri (filmcriticus), in samenwerking met De Balie, SICA, Hivos, IKV Pax Christi/PAX it en het Amsterdams Fonds voor de Kunsten.
Van der Linden en Mansouri presenteerden het publiek een selectie van clips en film stills uit de afgelopen jaren, waarin met wrange humor haarscherp thema’s als corruptie, willekeur, intimidatie, angst en dromen worden geportretteerd. De Tunesische rapper El General, verdween vanwege een rap, gericht aan 'Mr. President', aan het begin van de Jasmijn Revolutie voor meer dan een week achter slot en grendel. In de rap werpt hij zich op als spreekbuis van het volk dat honger lijdt, uit vuilnisbakken moet eten en sterft van honger. Hij klaagt de schijnprocessen aan, het onrecht, bruut politiegeweld, censuur en het gebrek aan vrije meningsuiting. Hij spreekt namens de mensen die buiten hun schuld tussen wal en schip zijn geraakt en wier stem nooit is gehoord. El General is vrijgelaten toen president Ben Ali zijn post verliet na dagenlange protesten van de ontevreden bevolking. Rap, zo bleek tijdens het debat, is ook in Marokko, Syrië en Libanon een van de weinige kanalen die openstaan om lucht te geven aan de gevoelens en ideeën die onder de bevolking leven.
In het debat, waar Hassouna Mansouri, Sabri Saad El Haamus (artistiek leider theatergroep DNA), Amiad Bajazy (activist), Petra Stienen (auteur van Dromen van een Arabische Lente), Monique Samuel (journaliste) en Abdelkader Benali (auteur) onder leiding van Farid Tabarki aan deelnamen, kwam de boodschap duidelijk over: de revolutie in Tunesië en Egypte is minder een politieke revolutie dan een morele overwinning. Mensen hebben de angst, die als een muur door de Arabische wereld loopt – en die ook regelmatig met de Berlijnse Muur werd vergeleken – overwonnen. 'Dromen', zei Monique Samuel, 'zijn lichter dan traangas.' De activisten in de straten en op de pleinen van Cairo zijn vooral jonge mensen onder de 30, hoogopgeleid, uit de middenklasse, die hun dromen waar willen maken. Dat gold overigens ook voor de activisten in Tunesië die de Jasmijn Revolutie bewerkstelligden.
Theatermaker Guido Kleene, net terug uit Cairo, vertelde bewogen over zijn ervaringen. Hij was uitgenodigd een stuk te komen maken. Het stuk zou gaan over tolerantie. Tijdens de eerste dag van de protesten, ging hij met de acteurs naar het Tahrirplein. In het stadscentrum hadden zich op dat moment, naar hij schatte, zo’n 30.000 politiemannen verzameld, op het plein niet meer dan 30 demonstranten. Toen een man begon te scanderen, werd zijn schreeuw door een ander overgenomen, en binnen de kortste keren stonden er zo’n 1.000 mensen op het plein. Op vrijdag 11 februari schatten analisten dat zo’n 10% van de bevolking, dat wil zeggen 8 miljoen mensen, op straat zijn om te protesteren. Veel van de activisten zijn afkomstig uit de culturele sector. Zij hebben het gevoel verstikt te worden, vertelde Kleene. Alle initiatieven van jonge kunstenaars, die stuk voor stuk moeten worden voorgelegd aan de censors van de overheid, worden systematisch de kop ingedrukt. Aan de overheidstheaters zijn geen acteurs van naam verbonden en er komt amper publiek. Onafhankelijke theatergroepen krijgen geen overheidssubsidies en kunnen hun stukken doorgaans niet vaker dan vier of vijf keer in kleine theaters opvoeren. Het leven is voor hen, net als voor miljoenen anderen, ondraaglijk geworden. Na die eerste dag zag Kleene politieagenten met knuppels, werd hij gebombardeerd met traangas, bedreigd door pro-Mubarak-aanhangers, zag en hoorde hij schieten en werd een van zijn acteurs door zijn oog geschoten. Een jonge danser en choreograaf die op het plein was, vertelde hoe hij in een ommezientje twee goede vrienden verloor: een musicus en een meisje, op weg naar huis. Zij kreeg in een klap in haar nek en overleed. De jonge danser werd zichtbaar en hoorbaar verscheurd: hij wil niet in Nederland zijn, maar in Egypte. Hij wil kansen in zijn thuisland, maar niet sterven. Hij is verheugd over de revolutie, maar diep geraakt over het verlies van zijn vrienden.
De jongeren, de kunstenaars, de uitzichtlozen vechten verbeten voor vrijheid, een toekomst waarin zij zichzelf kunnen realiseren en voor democratie. Een toekomst waarin, zoals Mansouri het verwoordde, 'iedereen telt'.