Vreeken, B.; J. van Gerwen (et al.) (red.) (2015)
Abraham en Louisa Willet-Holthuysen. Amsterdamse verzamelaars in de 19e eeuw.
Zwolle/Amsterdam: Waanders uitgevers/Amsterdam Museum, 189 p.
Signatuur bibliotheek: 15-061
In 2010 promoveerde Bert Vreeken, conservator bij het toenmalig Amsterdams Historisch Museum (AHM), met een lijvig proefschrift over de geschiedenis van Museum Willet-Holthuysen aan de Herengracht in Amsterdam, en de oorspronkelijke bewoners van het grachtenpand, Abraham en Louisa. In dit onderzoek, Bij wijze van museum: oorsprong, geschiedenis en toekomst van Museum Willet-Holthuysen, 1853-2010, blikt hij terug op het ontstaan en de ontwikkeling van de 19de eeuwse kunstcollectie en het museum en beschrijft hij de actuele situatie. Vreeken analyseert de invloed van veranderende museale inzichten op het museum, de motieven en ambities van het verzamelende echtpaar Willet-Holthuysen en de gemeente Amsterdam ten aanzien van het museum. Op dit proefschrift is vijf jaar later deze, fraai geïllustreerde publieksversie over het cultureel ondernemersechtpaar gebaseerd.
Vreeken verzorgde de eerste vier hoofdstukken, maar kwam vroegtijdig te overlijden. Zijn collega’s voltooiden het werk. Zij beschrijven in achtereenvolgende hoofdstukken aspecten van het leven van Abraham Willet (1825-1888) en Louisa Holthuysen (1824-1895) tegen de achtergrond van het 19e eeuwse Amsterdam. Met aandacht voor hoe ze woonden, omringd door kunst, en hoe ze zich bewogen in het culturele milieu van de stad en andere Europese steden. Het tweetal verzamelde schilderijen van 19e eeuwse Franse en Nederlandse kunstenaars, maar ook zilver, keramiek, glaswerk, meubelen en boeken. De liefde voor kunst was ze met de paplepel ingegoten. Abraham Willet groeide op in een gegoed en kunstzinnig doktersmilieu en trouwde in 1861 Louisa Holthuysen. Zij lieten hun pand aan de Herengracht 605 naar de laatste Franse mode inrichten. Abraham was fervent theaterbezoeker en nam volop deel aan het Amsterdamse culturele leven. Louisa vergezelde haar man naar theater en concerten. Het dagelijks leven bestond verder uit winkelen en wandelen.
Dat er naast het vertier en de ontspanning ook sprake was van problemen in de relationele sfeer, blijkt uit de postuum verschenen roman Onpersoonlijke herinneringen (1936) waarin literator Frans Coenen, die van 1895 tot 1932 conservator-beheerder was van het museum, een uitermate tragisch beeld schetst van Abraham als alcoholist en Louisa als androgyn. Het is geen vrolijk verhaal, maar wel een erg fraaie roman. Louisa liet na haar overlijden het patriciërshuis, de collectie en een flinke som geld na aan de stad Amsterdam. In 1896 opende Museum Willet-Holthuysen de deuren. Aanvankelijk bood het museum plaats aan een vaste collectie in een woonhuisambiance, pas in de dertiger jaren trad er meer dynamiek op en werd er een aankoopbeleid gevoerd. Op het imago van het museum had de roman van Coenen overigens geen gunstig effect. Niets voor niets schrijft Vreeken in zijn onderzoek het museum te willen ‘ontcoenen’.
Na de Tweede Wereldoorlog had het museum te lijden onder de museale weerzin tegen 19e eeuwse neostijlen. Pas in de jaren zeventig was er sprake van een herwaardering voor deze periode, zo ook voor Museum Willet-Holthuysen. Inmiddels komen er jaarlijks ruim 50 duizend bezoekers een kijkje nemen.