Steden vormen onze draaideur naar de toekomst. Wat is ervoor nodig om die steden leefbaar te houden? Welke rol kunnen kunst en cultuur daarin spelen? De Boekmanlezing 2016 stond in het teken van het belang van kunst en cultuur voor de toekomst van de stad. Net als vorig jaar was het debat onderdeel van het Holland Festival. Plaats en tijd: Pakhuis De Zwijger te Amsterdam, 23 juni.
Hans Mommaas, algemeen directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving en hoogleraar Regional Sustainability Governance aan Tilburg University, gaf een heldere uiteenzetting over stedelijke ontwikkelingen en de gevolgen voor cultuurbeleid. Daarna was er een paneldiscussie tussen Karolina Spaic (ZID Theater), Kristian Koreman (ZUS, Zones Urbaines Sensibles) en Kajsa Ollongren (wethouder Amsterdam voor Economie en Cultuur). Moderator was Natasja van den Berg (Tertium).
Hieronder volgt het verslag, liever de gehele lezing terugkijken?
Uitdagingen voor de stad van de toekomst
Mommaas kondigde aan de bredere beweging van klassieke centrale sturing naar regionale ontwikkelruimte binnen de agenda van de leefomgeving te willen spiegelen aan de ontwikkelingen binnen het cultuurbeleid. Daartoe zoomde hij in op de situatie waarin de stad zich bevindt.
De stad van de toekomst staat voor mega-uitdagingen, legde Mommaas uit, binnen uiteenlopende agenda’s: economisch, sociaal en ecologisch. Het gaat daarbij om mega-opgaven. Denk aan voortgaande verstedelijking, groei van de bevolking, circulaire economie, energietransitie, klimaatveranderingen. Zo is de huidige extreme regenval een voorbeeld van de effecten van klimaatverandering. ‘Voor de natuur is al dat water geen probleem, voor de versteende stad wel.’
We dreigen de controle kwijt te raken, waarschuwde hij, ‘dit is niet langer business as usual’. De stad lijkt het antwoord op problemen, daar zit immers innovatie, nieuwe mobiliteit, creativiteit en culturele diversiteit (triumph of the city), maar ondertussen is de stad ook deel van het probleem. ‘Want we leven op te grote voet, denk aan energie, hitte en wateroverlast, een hier en daar inklinkende bodem (Gouda), voedsel.’ Ondertussen neemt ook de sociale ongelijkheid toe. ‘Juist in bejubelde creatieve steden groeit de maatschappelijke ongelijkheid’, aldus Mommaas.
Smart cities zoals Amsterdam, Eindhoven en Utrecht doen het heel goed, maar middelgrote steden als Leeuwarden en Helmond ontbreekt het aan een ontwikkelverhaal. Wat steden met elkaar delen is de noodzaak op zoek te gaan naar nieuwe economische, maatschappelijke en ecologische werkelijkheden en nieuwe manieren om complexe vraagstukken aan te pakken. ‘De huidige opgaven zijn te groot en onzeker voor bestaande institutionele structuren in bestuur, economie en politiek.’ We moeten op zoek naar nieuwe classificaties van de werkelijkheid en naar een nieuwe normering van maatschappelijke en economische processen. Een nationale blueprint voldoet niet langer. ‘Daarvoor zijn er teveel onzekerheden.’
Tussenruimte
Na een tijdperk van de overheid en de markt, ziet hij nu een rol weggelegd voor de zelforganiserende burger, en refereert daarbij aan de dynamiek van de stedelijk burgerij aan het eind van de 19e eeuw. ‘We zijn op zoek naar een revival van het particulier initiatief.’ Denk aan ‘tussenruimtes’, oftewel een regelvrije speelruimte, living labs, netwerk coöperatieven in zorg, buurtvoorzieningen en -blogs, door zelforganiserende burgers.
Bottom-up is echter niet voldoende, ook stevige infrastructurele ingrepen van bovenaf zijn noodzakelijk. Mommaas: ‘Als de zon hier niet schijnt, dan moeten we die van elders kunnen halen.’ Een kwestie van decentraliseren? Of zoeken naar een nieuwe balans tussen centraal en decentraal? Mommaas kiest voor het laatste.
Van belang is een goede wisselwerking tussen beide strategieën die horizontaal en verticaal, centraal en decentraal, nationaal en regionaal met elkaar in balans brengt en verbindt. Daarvoor is een sterke publieke cultuur gewenst. Maatschappelijke solidariteit is dan ook een belangrijk aspect, en daarom moeten de verschillende agenda’s aan een sociale agenda worden gekoppeld. En hier komen kunst en cultuur om de hoek kijken! Nadrukkelijk niet enkel als instrument en glijmiddel, benadrukte hij, maar ook als voedingsbodem voor nieuwsgierigheid en verbeelding. Verbeelding geeft betekenis aan de werkelijkheid en werkt verbindend.
Maar net als andere domeinen moeten ook kunst en cultuur buiten de gebaande paden treden, de nieuwe werkelijkheid opzoeken en nieuwe verbindingen aangaan. Deels gebeurt dat al: kunstenaars zijn werkzaam in de zorg, ruimtelijke ordering en andere sectoren. Zij zijn ook actief op festivals, maken street art en werken in creative hubs. In het meer geïnstitutionaliseerde cultuurbeleid is het in dit opzicht relatief rustig. ‘Daar wordt wellicht teveel geleund op routines.’
Nieuw cultuurbeleid tussen kunstzinnig bestel en regionaal ecosysteem
Mommaas pleitte daarom voor een cultuurbeleid waarin sprake is van een goede wisselwerking tussen een horizontale, transdisciplinair georganiseerd landschap van nieuwe stedelijke initiatieven en het verticale, disciplinair georganiseerde kunstenveld. Met aandacht voor een dynamische verknoping van de disciplinaire basisstructuur met zijn maatschappelijke omgeving (wonen, zorg, duurzaamheid), met het oog op de collectieve verbeelding. Boekman 107 Kunst en de stad van de toekomst doet fraai verslag van voorbeelden, zoals Almelo en Heerlen.
Talent staat centraal
Een ‘compleet verhaal’, luidde de eerste reactie van Kristian Koreman (architect, inspirator bottom-up zaken) en Karolina Spaic (theatermaker in de wijk). Maar de menselijke dimensie ontbreekt, aldus Spaic. Hoe maak je cultuur werkelijk inclusief, aan de hand van welke waarden? Zij vertelde over haar ervaringen met lokale initiatieven en workshops voor wijkbewoners. ‘Telkens bottom-up, met talent en persoonlijke fascinatie als uitgangspunt’, legde ze uit, ‘waarbij de mens centraal staat.’ Zij slaagt er in horizontaal met verticaal te verbinden. Het is inspirerend maar ook een moeilijke opgave om mensen te bereiken.
Mommaas noemt dit een treffend voorbeeld van hoe een stedelijke gemeenschap zich hervindt, los van de instituties, en een nieuwe invulling geeft aan van het gezamenlijke verhaal. Maar het blijkt vervolgens erg lastig om dit soort initiatieven een plaats te geven in het geïnstitutionaliseerde cultuurbestel.
‘We moeten niet langer vanuit de instituties denken, maar bottom-up, vanuit talenten’, bevestigde wethouder Ollongren. ‘Dat doen we in Amsterdam door cultuurhuizen te ondersteunen. Met name in de stadsdelen, want we willen de gehele stad bereiken met kunst en cultuur.’
Centraal of decentraal?
Koreman wees erop dat het domein van de ruimtelijke ordening waarbinnen de Omgevingswet (vanaf 2018) gemaakt is, toch ook weer een discipline is. Zou het niet beter zijn ook op nationaal niveau de regelgeving meer transdisciplinair vorm te geven? En nog iets: de huidige bottom-up cultuur graaft zich steeds dieper in in een subcultuur, op steeds grotere afstand van nationale problematiek. Eigenlijk zou de ruimte die de centrale overheid aan decentrale bestuurslagen overlaat ook op dat nationale of Europese of mondiale niveau beschikbaar moeten zijn voor een creatieve inbreng. Om op die manier te komen tot een nationaal programma.
Het hangt er van af hoe we straks met de Omgevingswet omgaan, reageerde Mommaas. De wet is expliciet bedoeld om op nationaal niveau ‘lege’ speelruimte te bieden, die binnen de regio kan worden ingevuld. Ook de culturele infrastructuur kan daarin een plaats krijgen. Cruciale vraag is: regelen we centraal de decentrale integrale invulling in de regio’s? Of laten we de invulling geheel over aan die regio’s?
Verbinders
Mommaas benadrukte dat er op nationaal niveau dient te worden aangestuurd op sectorale doelen die vervolgens decentraal kunnen worden ingevuld. Daartoe dienen de eerdergenoemde ‘tussenruimten’, waarin plaats moet zijn voor burgerinitiatieven, nieuwe doelstellingen en financieringssystemen. En voor verbinders of intendanten die vraag en aanbod op elkaar kunnen afstemmen. Zij leggen de verbindingen tussen verticale (disciplinaire) en horizontale (transdisciplinaire) lijnen en kunnen zo verschillende realiteiten bij elkaar brengen, in de wijk, theaters of musea. Denk aan iemand als Sjarel Ex.
Ollongren merkte op dat ook zij de kaders zelf wil invullen, maar bij de uitvoering tegen obstakels oploopt, tegen oude manieren van probleem oplossen. Zij sprak haar waardering uit voor de integraliteit in het verhaal van Mommaas. Zo waren in het verleden de verschillende domeinen, waaronder kunst en cultuur, nog eilanden binnen de stad, vertelde ze, maar thans niet meer. ‘Kunst en cultuur zijn onderdeel van integraal regionaal beleid.’ De wethouder drong er op aan dat het rijk kaders aangeeft, maar liever geen doelen. ‘Wij regelen zelf integraliteit binnen het beleid, inclusief aandacht voor kunst en cultuur.’
Ook de zaal liet van zich horen. Rudi Wester bijvoorbeeld, artistiek directeur van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018. ‘Leeuwarden is een mooi voorbeeld van die stad van de toekomst met een belangrijke rol voor kunst en cultuur.’ Prangende vraag hierbij: hoe waardeer je de kwaliteit van de vele bottom-up projecten die zich aanmelden? Een kwestie van multidisciplinair teamwork, aldus Spaic, die zich dan ook keerde tegen de solistische intendant-gedachte van Mommaas.
Ter afsluiting kreeg Kajsa Ollongren een exemplaar aangeboden van Boekman 107 Kunst en de stad van de toekomst door de directeur van de Boekmanstichting, Marielle Hendriks, en van de publicatie Build the city: how people are changing their cities door de directeur van de European Cultural Foundation (ECF), Katherine Watson. Hoe is het gesteld met de dialoog met het rijk over het aanreiken van de kaders en de lokale invulling, vroeg Hendriks aan de wethouder? Dat gesprek is gaande, maar de transitie is een kwestie van tijd, antwoordde de wethouder, ‘een kwestie van evolutie, maar geen revolutie.’
Debat en lezing vonden plaats in het kader van het Holland Festival en worden georganiseerd door Boekmanstichting, Europe by People (EU2016), European Cultural Foundation en Kunsten ’92.
Beeldverslag door Ronald van der Heide