Op vrijdag 20 september organiseerde de Boekmanstichting samen met de KNAW in het Trippenhuis een discussiebijeenkomst over de signatuur van cultuur bij de Publieke Omroep. Aanleiding tot de besloten bijeenkomst gaf het nummer Boekman 98 dat in het voorjaar van 2014 zal verschijnen met de kunsten, erfgoed en creatieve industrie bij de publieke omroep als thema. Onder voorzitterschap van Hans Maarten van den Brink (directeur Mediafonds) werd daarover gediscussieerd.
Eggo Müller (hoogleraar Media en Communicatie aan de UU) opende de bijeenkomst met een uiteenzetting over de veranderende context van de televisie, de publieke omroep en de rol van kunst en cultuur hier in. Er zijn vele nieuwe programmavormen, participatiemogelijkheden en distributievormen. Hierdoor zijn er talloze nieuwe spelers in het veld en is het publiek gefragmenteerd geraakt. De publieke omroep staat in de spagaat: moet ze blijven inzetten op een breder bereik, of moet ze juist specificeren naar bepaalde doelgroepen? 60% van de Nederlanders komt na school niet meer in aanraking met gesubsidieerde kunst en cultuur. Moet de publieke omroep hier een tegenwicht aan geven? TV blijft in eerste plaats voor de meeste mensen een medium voor ontspanning en vermaak en dat is wel een precaire context voor het toedienen van hoge cultuur. Müller oppert als discussiepunten het idee om broadcasting los te laten en de publieke omroep te beschouwen als een productiehuis voor nichemarkten. Zo kan de publieke omroep zich onderscheiden met kwalitatief hoogstaande programma’s. De nieuwe distributiemogelijkheden (zoals online beschikbaar stellen van programma’s) moeten omarmd worden, maar men moet zich er niet op blindstaren. TV blijft bovenal en medium voor ontspanning en moet niet gebruikt worden als doorgeefluik voor cultuur.
Willemijn Maas (directeur AVRO) gaf vervolgens haar visie over samenwerking tussen kunst, cultuur en de publieke omroep. Het doel van de AVRO is om kunst en cultuur toegankelijk te maken en de kijker de verrijken, verrassen en te activeren. De AVRO wil zowel de kenner als de leek bereiken met een breed aanbod aan programma’s, waarvan sommigen gericht op een specifieke doelgroep en andere juist op het bredere publiek. Programma’s gericht op een breder publiek zoals ‘Maestro’ en ‘De tiende van Tijl’ bereiken kijkers die anders nauwelijks met kunst in aanraking komen en door programma’s als Opium gaat het bezoek aan bepaalde tentoonstelling of concerten aantoonbaar omhoog. Het is altijd een zoektocht naar een formule die werkt. Zowel bij de kijker, alsook in de kunstwereld maakt de AVRO debat los. Kunst en cultuur vormen een speerpunt voor de AVRO, maar ze krijgen geen bijpassend budget. Daarom wordt er nu ook naar externe samenwerking gezocht. Het medialandschap verandert minder snel dan voorspeld, maar het aandeel buitenlands-, en digitaal aanbod is wel gegroeid. Toch blijft er vanuit de kijker wel behoefte aan kwalitatieve programma’s van Nederlandse bodem. De AVRO toont lef en een drive om voort te blijven bestaan, maar daarnaast moet ook de kunstsector lef tonen om te experimenteren en samen te werken en moet er geld beschikbaar zijn.
Er ontstaat een discussie rondom om de vraag hoe de publieke omroep in het veranderende medialandschap toch een breed en kwalitatief hoogstaand cultuuraanbod kan houden. Müller stelt dat kunst alleen uitgezonden moet worden als het kwaliteit heeft. Maar wat is kwaliteit (Maas)? Is dat veel publiek of een breed publiek? Zijn dat kijkcijfers of is dat waardering? Jan Westerhof (Directeur audio NPO) benadrukt het belang impact te houden, om te voorkomen dat grote spelers gaan domineren. De publieke omroep moet zich op slimme wijze in de keten van het aanbod bewegen.
Maar om dat te realiseren en cultuur op een mooie manier te brengen moet er wel een verdienmodel zijn: er moet geld opgehaald worden bij de Ster, bij het publiek of bij de overheid. Dat is het belangrijkste vraagstuk, belangrijker dan de vraag of hoe het aanbod er nu uit ziet en hoe dat anders kan, aldus Westerhof. De publieke omroep moet niet proberen een plek te veroveren tegenover de internationale aanbieders, maar een andere strategie kiezen. En hoe bereik je het publiek en betrek je het bij de programma’s? Je hebt mensen nodig die vernieuwend durven denken, en het geld om dat mogelijk te maken. Bart Römer (directeur Filmacademie Amsterdam) vraagt zich af of er vanuit de overheid eigenlijk een inhoudelijke visie is op wat cultuur voor de samenleving betekent of dat er gewoon ongefundeerd bezuinigd is. Van den Brink merkt op dat de overheid tegenstrijdige beleid voert door het schrappen van budget voor de omroep enerzijds, en de creatieve industrie als topsector anderzijds. De oorzaak van dit tegenstrijdige beleid zit in de discrepantie tussen economisch beleid en cultuurbeleid, aldus Jo Bardoel (Hoogleraar journalistiek en media RU).
Robert Oosterhuis (OCW) vraagt zich af of het aantoonbaar is dat de publieke omroep het cultuurbereik in de samenleving vergroot. Römer noemt de leefstijlgroep onderzoeken, die aantonen dat de groep van 1,5 miljoen mensen die bijvoorbeeld naar ‘Tussen kunst en kitch’ kijkt veel breder is dan de groep vaste bezoekers van kunst, dus dat er wel degelijk aantoonbaar mensen bereikt worden. Dat roept de vraag op of deze mensen dan ook daadwerkelijk overgaan tot museumbezoek, waarop als antwoord klinkt of dat wel is wat je wil bereiken.
De laatste woorden zijn van Cas Smithuijsen (directeur Boekmanstichting) die de kunsten, media en erfgoed als onlosmakelijk met elkaar verbindt en een aanzet geeft tot een volgende discussie over creativiteit.