Voor wie bewaren we eigenlijk nog? Dat was een van de vragen die aan bod kwamen tijdens de discussiemiddag 'Het culturele geheugen van Nederland', die 16 september 2016 werd georganiseerd door de Boekmanstichting en de KNAW in het Trippenhuis te Amsterdam.
De archiefwereld is volop in ontwikkeling, en tot op de dag van vandaag aan het bijkomen van de ingrijpende cultuurbezuinigingen in 2012. Door de opheffing van sectorinstituten zijn veel collecties tussen wal en schip geraakt. Hoe zorgen we ervoor dat deze collecties weer de aandacht krijgen die ze verdienen? En hoe bepalen we wat we voor de toekomst behouden?
Voorzitter van de bijeenkomst was Kitty Zijlmans, hoogleraar Kunstgeschiedenis van de nieuwste tijd aan de Universiteit Leiden, en KNAW-lid. 26 vertegenwoordigers van wetenschap en praktijk uit de archief- en erfgoedwereld waren bijeengekomen. Sprekers waren Riemer Knoop, lector cultureel erfgoed aan de Reinwardt Academie en zelfstandig ondernemer, Jacqueline Oskamp, freelance journaliste en publiciste op het gebied van muziek, muziektheater en nieuwe media, en Erik Rietveld, lid van de Academie van Kunsten, architect en filosoof.
Vergankelijkheid is de essentie van het leven
Riemer Knoop opende de bijeenkomst. Archieven die buiten het handelen van de overheid staan, vallen niet onder de Archiefwet, legde hij uit. Daarmee genieten particuliere archieven geen bescherming. Kennis, collecties en geheugen waren tot 2013 verweven in een infrastructuur van sectorinstellingen, maar na de bezuinigingen zijn veel daarvan weggevallen of opgegaan in iets groters. Denk aan de collectie van Theater Instituut Nederland (TIN) die nu onderdeel is van Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. De subsidie voor het verwerken van achterstanden binnen deze en andere collecties is gestopt. Er is geen overzicht en er heerst verliesangst, aldus Knoop.
De huidige zorg wordt gevoed door de naoorlogse generatie. Deze generatie is aan het ‘verdwijnen’ en hun archieven raken verweesd. Maar, vertelde Knoop, er zijn bewegingen in opkomst die hier iets aan willen doen. Digitalisering bijvoorbeeld leidt tot andere vormen van selectie, governance en borging. Hier zitten ook risico’s aan, namelijk de informatie overload; als je iets niet meer wilt kunnen vinden, bewaar dan alles. Wat is de oplossing? Er moet vanuit een betrokkenheidsparadigma een evenwicht worden gevonden tussen obsessief verzamelen en selectief koesteren, aldus Knoop.
Met sloop komt schaarste en met schaarste komt nostalgie, ging hij verder. Omstandigheden van schaarste leiden tot 'erfgoedisering' waar je dan weer nieuwe instrumenten bij ontwikkelt. Er ontstaan nieuwe vormen van governance op participatieve basis, in de luwte van de economische crisis. Hierdoor ontstaat er een andere verhouding met bronnen voor het collectieve geheugen. Attitudes worden gecreëerd in plaats van instituties. Het draait hierbij meer om het genereren van betekenisprocessen in plaats van big data. We moeten ons richten op doordachte ketens van preventieve acties van stakeholders in plaats van op een permanente staat van alarmering, besloot de lector.
Jacqueline Oskamp nam als tweede spreker het woord. Zij sprak uit eigen ervaring als onderzoeker en schrijver. Zij memoreerde het opheffen van het Muziek Centrum Nederland (MCN) en het afstoten door de gezamenlijke omroepen van de bibliotheek van het Muziekcentrum van de Omroep. De collecties verdwenen in kelders, om ze te kunnen raadplegen moet er zelfstandig doorheen geploeterd worden. De service is minimaal omdat de enige medewerkers die kennis hebben van deze collecties zijn ontslagen. Het is een sterfhuisconstructie, vertelde Oskamp, want het aantal gebruikers loopt terug.
Kunst, onderwijs en wetenschap zouden primair tot de taken van de overheid moeten horen, vindt zij. Ze zijn te belangrijk om over te laten aan de luimen van de markten, stakeholders en lagere overheden. Het blijft lastig om te denken dat wat belangrijk is wel wordt bewaard, want het is nu niet te zien wat straks onmisbaar is.
Tot slot sprak Erik Rietveld over zijn multidisciplinaire en experimentele studio RAAAF, waar gewerkt wordt op het raakvlak van architectuur, beeldende kunst en filosofie. De problematiek rond tijdelijke installaties kwam aan de orde. RAAAF streeft na elk spraakmakend project naar zorgvuldige archivering, maar hier is niet altijd tijd voor en bovendien is het fysiek onmogelijk de gehele installatie te bewaren. Zo worden er regelmatig projecten ontwikkeld voor een specifieke locatie, zoals een installatie als statement voor de leegstand in Nederland op de Architectuur biënnale van Venetië. De toenmalige directeur van het Nederlands Architectuur Instituut (NAI) wilde na afloop van de biënnale het kunstwerk op een andere locatie plaatsen, maar dit zou een totaal andere ervaring aan het project meegegeven dan waarvoor het oorspronkelijk was gebouwd. Een ander voorbeeld is de ruimtelijke installatie ‘The end of sitting’, een samenwerkingsproject met Barbara Visser. Deze tentoonstelling is voordat het na afloop werd gesloopt, zorgvuldig gedocumenteerd door middel van foto’s en films. Toch is de ruimtelijke, fysieke ervaring, hoe het is om in die tentoonstelling te staan, niet goed te bewaren.
Waar zijn de erfgenamen?
Na de voordracht van deze drie sprekers kregen de aanwezigen in de zaal de kans om te reageren. Het overheersende gevoel was die van de overheid als grote boosdoener. Deze blijkt niet standvastig en neemt niet de verantwoordelijkheid over het beheer van de particuliere archieven. Maar zijn zij wel de aangewezen partij om hierover te beslissen? Aan de ene kant draait het om de politiek, daar worden de besluiten genomen, aan de andere kant om de beroepsbeoefenaren, die nemen de verantwoordelijkheden. Maar dit gaat niet altijd goed.
Steph Scholten, directeur UvA-erfgoed, Bijzondere Collecties vindt dat we moeten stoppen met denken in archieftermen. ‘Archieven in de zin van de Archiefwet is wat anders dan collecties of gemengd materiaal’ zei hij. ‘De vraag is: verzamelen we spullen of verhalen? Jacqueline Oskamp is op zoek naar bronnen, dat is weer anders dan collecties’. Roman Koot, hoofd Bibliotheek & Archieven RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, voegde hieraan toe dat de selectielijsten voor archieven, gemaakt door het Nationaal Archief, vaak niet aansluiten op wat onderzoekers daadwerkelijk zoeken.
Marcel Duijghuisen, directeur Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, gaf aan dat er meer moet worden gekeken naar het draagvlak in breed maatschappelijke context, de term ‘collecties’ is dan makkelijker te hanteren. Een collectie moet een representatief, relevant beeld geven van de maatschappelijke context, ongeacht of het particulier of overheidsarchief is.
‘Er is een worsteling met archieven gaande’, zei Marleen Stikker, directeur en medeoprichtster van Waag Society. Collecties en verzamelingen zijn onbereikbaar geworden. Er is 20 jaar aan digitale cultuur die nergens bewaard is gebleven. Een groot probleem is dat we niet meer begrijpen hoe we hebben gehandeld en hoe het digitale domein zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.
Bij archivering is er sprake van de driehoek makers, filters, bewaarders. Het is van belang dat er een partij is die de collectie opslaat en een die tot een afgewogen oordeel komt om over de vraag: bewaren of niet. Dit leidt vervolgens tot de volgende vraag: Waar zijn de erfgenamen? Scholten benadrukte dat door het subsidiesysteem in Nederland instellingen een uitzicht hebben van slechts vier jaar. Dit betekent dat de meeste aandacht naar het voldoen aan opgestelde criteria gaat en niet naar het beheren en onderhouden van collecties. Met name in de sector van de uitvoerende kunsten is de kwetsbaarheid veel groter dan bij andere. Als er bijvoorbeeld plannen zijn om een monument te slopen dan wil de publieke opinie dat tegenhouden, maar bij collecties is dat niet zo. Dat komt omdat er een afgeleide van een product wordt bewaard.
Duijghuisen geeft hiervan een voorbeeld. Het Philips Archief is een collectie van een van de meest befaamde bedrijven in Nederland. Meerdere malen is de directeur van Regionaal Historisch Centrum Eindhoven een discussie aangegaan om te proberen het archief een soort nationale beschermstatus te geven. Het probleem is dat er in deze kwestie geen draagvlak wordt gecreëerd bij het publiek. Maar wat is dan het belang van het publiek?, vroeg Hans van Houwelingen zich vervolgens af. Hij benadrukte dat we in een samenleving leven waarin fact free politics van belang is. De neiging om feiten te bewaren en op te slaan wordt steeds meer een abstracte aangelegenheid die een publieke basis mist.
‘Erfgenamen zijn er wel degelijk, vooral in de moderne kunst’, aldus Koot. Verschillende beroepsorganisaties proberen kunstenaars en ontwerpers voor te lichten hoe om te gaan met hun collectie en deze voor hun erven te bewaren. De belangrijkste taak is om te adviseren en selecteren. Op scholen en academies is hier helaas nog te weinig aandacht voor.
Marco de Niet, directeur Digitaal Erfgoed Nederland, vindt particuliere verzamelaars een goede filter van wat bewaard moeten worden. ‘Bij de Koninklijke Bibliotheek zijn de topstukken niet door hun acquisitiebeleid binnengekomen, maar per toeval terechtgekomen bij de organisatie’. De manier waarop we institutioneel collecties georganiseerd hebben is volgens De Niet een deel van het probleem. Suzanne Mulder, curator en expert erfgoed Het Nieuwe Instituut, brengt in dat het acquisitiebeleid binnen de archiefwereld heel erg van toeval afhankelijk is, en dus aanbodgericht. Zelfregulering van collecties is heel positief en vanuit de overheid gebeurt dat minder snel.
Samenspel
Omdat het filter van de particuliere collectievormer, de snelle ontwikkeling van de digitale wereld en de bezuinigingen vanuit de overheid beeldbepalend zijn binnen de archiefwereld is het belangrijk dat er naar samenwerking wordt gezocht.
Twee aspecten kwamen tijdens het debat scherp naar voren. Ten eerste de urgentie. Er is een erfenis en die is er misschien wel slecht aan toe, ondanks alle hoopvolle participatieve toekomstvormen waarmee nieuwe collecties worden verzameld en informatie vergaard. Ten tweede is er een last, een bron van kennis, het is te makkelijk om hiervan te zeggen dat het daar wel goed mee komt. Er moet gebruik worden gemaakt van nieuwsgierigheid naar het verleden. Dat is niet alleen van belang voor professionals, maar vooral belangrijk omdat we met elkaar willen weten wie we zijn. En daar is de politiek bij nodig. Het Nationaal Programma voor het behoud van het papieren erfgoed Metamorfoze, een initiatief van het OCW, zou een mooi hulpmiddel kunnen zijn.
Tot slot zijn de toehoorders het met elkaar eens dat we in Nederland een fenomenale infrastructuur hebben binnen de erfgoedwereld. Er komt een advies van de Raad voor Cultuur over die sectorale infrastructuur en het is van groot belang om de besproken dilemma’s daarin op te nemen. Binnen de technische complexiteit van het digitaal archiveren liggen grote uitdagingen. Er zijn professionals nodig die een vertaling kunnen maken naar een publiek.
‘Wat de toekomst betreft moet je niet per se optimistisch of pessimistisch zijn, want de toekomst is altijd wat ze blijkt te zijn… Er zullen nieuwe paradigma’s ontstaan, en nieuwe manieren van verzamelen roepen ook weer nieuwe problemen op. Over tien jaar zitten we hier dan weer bij elkaar en dat is maar goed ook’, concludeerde Scholten.
Het lentenummer van het tijdschrift Boekman, nummer 110, wordt aan het thema gewijd en verschijnt in het voorjaar van 2017.
Het culturele geheugen van Nederland. De toekomst van archieven van kunstenaars, particuliere verzamelaars, culturele instellingen en bedrijven, achtergrondnotitie, Ineke van Hamersveld