Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Actualiteit » Verslagen » Verslag KNAW debat over kunstkritiek

Verslag KNAW debat over kunstkritiek

Hoe vitaal is de Nederlandse kunstkritiek? Deze vraag stond centraal tijdens het debat van de Boekmanstichting en de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) op 18 september 2015. De leiding was in handen van KNAW-lid Kitty Zijlmans, hoogleraar kunstgeschiedenis van de nieuwste tijd aan de Universiteit Leiden. Gastsprekers waren René Boomkens, hoogleraar Algemene Cultuurwetenschappen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam en Marc Verboord, socioloog en universitair hoofddocent aan het departement Media and Communication van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Na hun verhandelingen volgde een debat met circa dertig genodigden. Onder hen waren critici, journalisten, (hoofd)redacteuren, onderzoekers en medewerkers van culturele instellingen.

De kunstkritiek verliest zijn autoriteit, hield de voorzitter de zaal voor. Het podium voor kunstkritiek verschuift steeds meer naar het internet en daarmee is de amateurcriticus teruggekeerd. Waar is de diepgang? Is er nog wel behoefte aan argumenterende, evaluerende en onafhankelijke kritiek? Biedt de toekomst van kunstkritiek meer dan ballen, sterren en likes?

Publieke sfeer

René Boomkens concentreerde zich in zijn betoog op de veranderende rol van kunstenaars en kunst in de publieke sfeer en de effecten daarvan op de kunstkritiek. Het gangbare beeld is dat critici zich met hun jargon hebben afgezonderd of niet verder komen dan het publiek te bedienen met oppervlakkige sterren of ballen. Boomkens refereerde aan het proefschrift van Thijs Lijster, Critique of art: Walter Benjamin and Theodor W. Adorno on art and art criticism (2012), waarin hij drie mogelijk oorzaken noemt van de teloorgang van de kunstkritiek.

Allereerst het verval van de publieke sfeer in het algemeen. Daar horen dan die sterretjes bij, maar ook het ‘liken’ via facebook, et cetera. Daarnaast zou de criticus het slachtoffer zijn geworden van de depolitisering en zelf-devaluatie van de kunsten zelf – de kunst, in het bijzonder de beeldende kunst, is betekenisloos geworden. Tenslotte zou de kunstkritiek het slachtoffer zijn geworden van de groeiende kloof tussen de ‘ontoegankelijke’ academische en de ‘populaire’ journalistieke kunstkritiek.

Boomkens herleidde ze tot twee verschillende processen. Ten eerste  het democratiserings- of individualiseringsproces (tevens centraal in het proefschrift van Lijster). De criticus beoordeelt kunst niet op grond van zijn kennis van vooraf gegeven schoonheidsregels, maar op grond van zijn smaak. Ten tweede het proces van commodificering of vermarkting van de publieke sfeer. Een smaakoordeel op basis van een sensus communis maakt plaats voor een smaakoordeel dat onlosmakelijk is gekoppeld aan de marktwaarde. Hierbij draait het om ratings, reputaties en rankings.

Het neoliberalisme probeert de esthetische ervaring terug te brengen tot louter een kwestie van persoonlijke smaak, aldus de hoogleraar. Dat is mogelijk, door enerzijds de kunsten te vermarkten en anderzijds elke publieke rol van de kunsten tot een minimum te beperken. Hij was desondanks positief gestemd. ‘Godzijdank beginnen de scheuren tussen de democratische publieke sfeer en de neoliberale marktorde de laatste jaren groter te worden. In die scheuren kunnen kunst en kritiek mogelijk weer tot leven komen.’

Het is volgens Boomkens de taak van de kunstcriticus de alledaagse esthetische ervaring te benoemen. En aangezien dat over meer gaat dan kunsten alleen, kunnen we de  kunstcriticus beter gewoon ‘criticus’ noemen. Waarmee tevens de academische discipline van cultural studies weer een belangrijke rol gaat spelen. Die discipline kwam een kwart eeuw geleden op voor het esthetische belang van culturele praktijken die buiten de artistieke canon vielen, dus ook popmuziek, mode, strips en computer games. Daarnaast brak cultural studies een lans voor de eigen culturele stem van het brede publiek en subpublieken.

Als de kunstkritiek toekomst heeft, dan vooral als een praktijk die niet de bestaande kunsten als uitgangspunt neemt, maar ‘die zichzelf nestelt in de ervaringswereld van het publiek, enerzijds het publiek dat die belofte nog niet kent, anderzijds die publieksgroepen die zelf mede vorm geven aan die belofte’.

Institutionalisering online critici

Kortom, de esthetische ervaring is een publieke zaak, concludeerde de voorzitter. Zij gaf vervolgens het woord aan de tweede spreker, Marc Verboord. In tegenstelling tot het beschouwende karakter van de lezing van Boomkens, richtte Verboord zich, meer praktisch, op de gebruikerskant. In zijn presentatie, getiteld ‘Institutionalisering van online critici?’, ging zijn aandacht uit naar de opmars van amateur-critici die op websites als Goodreads en Music Critici hun mening spuien. ‘Zij storen zich niet aan scheidslijnen tussen hoge en lage cultuur, waardoor een veel groter aantal kunstgenres aandacht krijgt dan in de gedrukte pers’, aldus Verboord. Hoe manifesteert zich deze nieuwe vorm van kritiek?

Er moet allereerst een publiek zijn dat gelooft in het oordeel van critici, legde hij uit. Dat geloof was er voorheen onder de lezers van de kwaliteitskranten als NRC Handelsblad en de Volkskrant, omdat ze dezelfde achtergrond hadden als de criticus. Er was sprake van een homologie tussen de twee partijen. ‘Kwaliteit is dus relatief, het hangt af van wie in jou gelooft en hoe groot de groep lezers is’. Ook de sociale context van het kwaliteitsoordeel is van belang. Wat vindt de maatschappij mooi? ‘De waardering voor het werk van Shakespeare was bepaald geen constant gegeven in de loop van de geschiedenis.’

In hoeverre zijn online critici anders dan de traditionele critici? Wat selecteren zij uit het cultuuraanbod, hoe evalueren ze cultuur en hoe oordeelt het publiek over hun kritieken? Op deze vragen  probeerde hij een antwoord te geven op basis van drie door hem verrichtte onderzoeken.

In het eerste onderzoek richtte hij zich op het boekenaanbod in de Verenigde Staten. Hij bracht in kaart hoeveel aandacht boeken in een tijdsbestek van een maand kregen in gedrukte elitekranten en digitale bronnen zoals Amazon en Goodreads. Uit de steekproef volgde dat 10 procent van de verschenen fictie in de kranten werd gerecenseerd, en 70 procent op Amazon en Goodreads. Internet kan een rol spelen in de democratisering van literatuur, luidde een van de conclusies. Zo kregen bijvoorbeeld vrouwelijke auteurs meer aandacht op het internet dan in de kranten.

Het tweede onderzoek betrof de soort criteria aan de hand waarvan beoordelingen tot stand kwamen van films. Wordt er online op een andere manier gekeken? Dit leverde geen spectaculaire bevindingen op. Er werd gekeken naar 600 recensies van 100 films in 3 maanden, in vier typen media: print (kranten en tijdschriften, webzines (inclusief redactie), blogs en amateurposts. Hoe professioneler het medium des te meer was er sprake van high art criteria, maar de werkelijkheid bleek niet zo zwart/wit als wellicht te verwachten was. Ook webzines en blogs bedienen zich ervan. Opvallend was wel het afwijkende taalgebruik op amateurposts. Verder bleek dat hoe meer ervaring een criticus heeft, des te vaker hij zich bedient van een high art discours, in plaats van popular art criteria.

In het derde onderzoek stond het gebruikersperspectief centraal. Hoeveel waarde hecht iemand aan het oordeel van een ander? Publiek blijkt staat open te staan voor veel verschillende critici. Televisie heeft daarbij het grootste bereik. Kunstkritiek op het internet leidt niet tot daling of toename van de waardering voor traditionele vormen van kunstkritiek.

Verboord lichtte toe dat er veel nieuwe digitale platforms en communities ontstaan, zoals Goodreads, die een eigen logica en selectiesysteem hebben. Of ze daarmee een jonger publiek bereiken moet nog eens onderzocht worden. Het esthetisch discours is er meer populair dan high art discours, maar laatstgenoemde is niet verdrongen. Veel websites hebben een manier om kwaliteit te ordenen. Lezers kunnen bijvoorbeeld de argumenten van andere zien en er vervolgens wel of niet hun waardering op baseren.

Het geloof in critici lijkt over de hele linie af te nemen, maar online critici vormen een uitzondering. ‘Het is vorm van peer evaluation, mensen vertellen elkaar wat ze vinden’. Deze conclusie sloot aan op het verhaal van Boomkens over de individualisering van smaak. ‘Maar het wordt zeker niet allemaal slechter of minder met de kunstkritiek’, stelde de socioloog ons gerust.

Hij rondde af met de stelling dat internet betere representaties van het aanbod biedt en een toegevoegde waarde heeft ten opzichte van de kranten. Als het gaat om culturele websites is er weinig kwaliteitsverschil tussen de recensies. Ze vervullen dan ook een kweekvijverfunctie voor critici.

Het proces van democratisering en vermarkting van de kunst speelt zich dus ook af op het internet, reageerde Boomkens desgevraagd. Peer review houdt het publiek smaakdebat op kleine schaal gaande, legde hij uit. De vraag is welke van de twee ontwikkelingen, democratisering of vermarkting, zwaarder drukt. Een gevolg van de democratisering is dat het gezag van de criticus daalt, ‘niet de kritiek of kritische houding is daarmee verloren’.

Ook Verboord vond aansluiting bij het verhaal van Boomkens. Hij vroeg zich nog af hoe de rol van de publieke sfeer precies in te vullen? Om een voorbeeld te noemen: hiphoppers trekken elkaar aan en zoeken elkaar op op het internet. Dat speelt zich dus af in een publieke sfeer, maar de democratisering leidt vervolgens tot groepsvorming en daarmee tot segregatie. Eigenlijk was dat de traditionele functie van de krant, waarin juist alle vormen van culturele uitingen de revue konden passeren, van architectuur tot games, van rap tot pop, wereld en klassiek, van televisie tot film. Op het internet kunnen we een soort van publieke sfeer op internet creëren. Of is het gedoemd tot versnippering?

Geert Lovink (lector Communication and Multimedia Design, Hogeschool van Amsterdam) veerde op. Hij waarschuwde dat de inhoud van kunstkritiek veranderd is door het gebruik van liken et cetera, en benadrukte de deels onzichtbare impact van zoekmachines. ‘Technische apriori maken kunstkritiek anders dan voorheen’. Ze vormen een laag bovenop de door Boomkens beschreven publieke ruimte, legde hij uit. Het communities-idee is een achterhaald want een romantisch beeld van het internet uit de jaren 90. ‘Geheel andere dynamieken spelen nu een hoofdrol’. Ter illustratie, Goodreads is inmiddels onderdeel van Amazon die de big data verzamelt en gebruikt voor marketingdoeleinden. Verboord viel hem bij. ‘Het verschuift inderdaad zo snel dat het erg lastig is er iets zinnigs over te zeggen’. Desalniettemin werd er na de pauze nog met veel enthousiasme over het onderwerp van gedachten gewisseld.

Kritiek als notie en reflectie

Zijlmans opende de discussie met twee stellingen: Kunstkritiek dient als notie en reflectie; online kritiek kan heel kwalitatief zijn. Zij gaf het woord aan de critici in de zaal. Voelen jullie je aangesproken?

Anouk Leeuwerink, hoofdredacteur theaterkrant.nl, viel over het onderscheid dat werd gemaakt tussen de kunstkritieken in de gedrukte media, ‘professionele kritiek’, en op het internet, ‘publieksrecensies’. Alsof online teksten minder professioneel zouden zijn! ‘Wij voeren wel degelijk redactie en bij ons hoeven de recensenten zich bovendien niet te houden aan een beperkt aantal woorden, zoals de kranten voorschrijven’.

Criticus, filosoof, dichter, essayist en onderzoeker cultuurfilosofie aan de Universiteit Maastricht Maarten Doorman, corrigeerde Leeuwerink. ‘Een lange recensie is lang niet altijd een goede recensie’. Verder meldde hij dat kunstredacties van gedrukte media veel ruimte voor kritieken hebben geschrapt, terwijl ze zich daarmee juist kunnen onderscheiden. ‘Ze hebben teveel terrein verloren aan de directies. Die denken: waarom een kritiek schrijven als je iets niet goed vindt? Hij legde uit dat de gedrukte media het grootste gezag hebben als drager van recensies, en dat recensenten er daarom graag in publiceren. De kranten plaatsen hun inhoud uiteindelijk ook gewoon op het internet. ‘Schrijven voor de krant betaalt bovendien beter.’

Zijlmans trachtte de ‘vorm’discussie bij te sturen tot een debat over de (toekomstige) inhoud van kunstkritiek. Arnold Heumakers, recensent NRC Handelsblad, en docent algemene cultuurwetenschappen, Universiteit van Amsterdam, maakte de sprong. Hij benadrukte dat krantenredacties een zeef vormen, terwijl ‘ballotage’ op het internet ontbreekt. Deze kritische noot leidde echter tot protest. Zo getuigde Leeuwerink van www.theaterkrant.nl van een tegengestelde praktijk. Ook Sonja Valk, Domein Kunstkritiek, noemde een voorbeeld van een digitaal platform en tijdschrift dat met succes en met gezag een strenge redactie voert, Rekto:verso.

Lovink ging iets verder door op de inhoud, in het bijzonder die van de toekomstige kunstkritiek. De inhoud ervan is meer dan een optelsom van ratings en rankings, likes en advertenties, riep Lovink. ‘De meetbaarheid van de kunstkritiek wordt alsmaar verfijnder in het  nieuwe tijdperk van big data. We moeten daar een antwoord op verzinnen, dat komt niet als vanzelf uit de lucht vallen.’ Het Domein voor Kunstkritiek en de Hogeschool van Amsterdam denken na over manieren om tot een autonome infrastructuur te komen. ‘We moeten niet romantisch doen over internet, anders worden we totaal afhankelijk van manipulerende zoekmachines’, aldus Lovink. Hij vreest invloedrijke monopolies die bepalen want kunstkritiek is, door middel van sluipende aanbevelingen waar je niet aan kunt ontsnappen.

Suzanne Meeuwissen, senior beleidsmedewerker Letterenfonds, had een visie. Zij legde nog uit dat we bij een blik op de toekomst de neiging hebben vanuit het verleden te denken. Terwijl we juist voor nieuwe vormen moeten openstaan, denk aan samenwerking tussen verschillende media. Ook jongeren moeten we er actief bij betrekken. ‘Laat schrijvers bijvoorbeeld optreden als een curator van eigen werk.’ Het was een begin.

Edo Dijksterhuis, freelance journalist en publicist, bevestigde de noodzaak van een zoektocht naar iets nieuws. Misschien een nieuwe taal of vorm? Ook wees hij erop dat het internet hogere eisen stelt aan de criticus, omdat het bereik veel groter is en de kans dat de lezer wegzapt, groot is. Dijksterhuis toonde zich vol vertrouwen over de ambities van de nieuwe generatie van 20-25 jarigen. ‘Zij zijn superinhoudelijk en willen verdieping.’

Van der Valk voegde toe dat de educatieve activiteiten van instellingen, zoals musea en instellingen als EYE, al veel duiding aan hun kunst en cultuur geven. Alles wordt al uitgelegd. De kunstkritiek moet zich bezinnen op haar rol en gedaante, waarbij de kritische houding speerpunt is. Klopt, maar niet alleen door te beschrijven, maar te laten zien hoe een kunstwerk een wereld in het klein is, aldus Lijster. ‘Kunst die als een prisma doorverwijst naar de maatschappelijke context en verbindt met andersoortige ervaringen.’

De rol van het onderwijs wordt door Barbara Visser, voorzitter Akademie van Kunsten, KNAW, ingebracht. Is er eigenlijk nog wel aandacht voor het vertellen van verhalen? Academici wordt ontmoedigd om een andere taal te schrijven dan de academische, reageerde Boomkens. Maar uit de reacties blijkt dat er verspreid over universiteiten en hogescholen toch wel aandacht is voor kritisch schrijven over kunst. ‘Uiteindelijk moet je het in de praktijk leren’, relativeert Van der Valk. Daarom is het zo jammer dat de gelegenheid om het vak in de praktijk te oefenen, nog amper bestaat. Tijdschriften hebben geen tijd en geld om begeleiding te kunnen bieden. De overheid ziet het over het hoofd want concentreert zich op educatie en de kunsten zelf. De publieke cultuurfondsen doen hun best, maar hier is een taak weggelegd voor de Raad voor Cultuur en de overheid. Boomkens merkte nog op dat de gediplomeerde critici ook aan de universiteiten heel goed op hun plaats zouden zijn. Heumakers is daar een goed voorbeeld van. Daar werd instemmend op gereageerd.

Vitaliteit kunstkritiek

‘Maar nu de kernvraag: Hoe vitaal is de kunstkritiek?’ Zijlmans scherpte aan: ‘Is er sprake van afkalving?’ Een catastrofe hebben we vooralsnog niet te vrezen, stelde Doorman ons gerust. Maar het klopt wel dat de omvang van de kunstkritiek is afgenomen en dat de kwaliteit leidt onder de  slechte honorering. ‘Deze zaken speelden overigens tien jaar geleden ook al.’ Zijlmans riep tot slot op tot een emancipatie van de kunstkritiek, ‘want het zit klem tussen kunst en educatie. Reflectie heeft meer status nodig om die erkenning terug te krijgen.’

Het voorjaarsnummer van het tijdschrift Boekman, nummer 106, is gewijd aan de toekomst van de kunstkritiek en wordt gemaakt in samenwerking met Domein voor Kunstkritiek, de Hogeschool van Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Het nummer verschijnt maart 2016.

Kunstkritiek in de 21ste eeuw, achtergrondnotitie, Ineke van Hamersveld

Bekijk meer: Verslagen

Partners & subsidiënten