Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Actualiteit » Verslagen » Verslag Onderzoek in Zicht met Henk Havens

Verslag Onderzoek in Zicht met Henk Havens

Henk Havens had zijn proefschrift het liefst Exploding Theatre genoemd. Maar de begeleiders waren geen voorstander van een Engelse titel voor een Nederlandstalige dissertatie. Het werd: Theater en het performatief spectrum. Transities in het contemporaine theater van de Lage Landen. Een wat minder wervende titel, volgens Havens.

Havens, theoriedocent aan de Toneelacademie in Maastricht, onderzocht de herschepping en herschikking in het theater. Men zegt het gaat niet goed met het toneel, maar is dat ook zo? Havens is gefascineerd door de relatie theater – performance –  media. Het woord ‘theater’ krijgt doorlopend nieuwe inhoud en betekenis, legt hij uit. (Net als de naam VPRO;  lang niet iedereen weet waar de letters voor stonden toen het nog een afkorting was.) Uit de wrijving tussen de canon, de traditie en bijvoorbeeld dance ontstaan nieuwe vormen van theater.

Eind vorige eeuw is men bij de Toneelacademie Maastricht gaan nadenken over herijking: wilde de school louter een instrumentele opleiding voor acteurs, regisseurs en docenten blijven of moesten nieuwe fronten in de kunsten worden verkend? Tot het laatste werd besloten: in 2000 werd het curriculum opengebroken en begon de academie een performanceopleiding. Na ratificatie van de Bologna-akkoorden kreeg de academie in 2002, als hbo-opleiding, geld voor onderzoek; in 2007 begon Havens zijn promotieonderzoek. De overheid en  de Raad voor Cultuur denken vooral vanuit het theater, vanuit de keten: scheppen, produceren, programmeren, publieksopbouw. Havens gaat bij theater juist uit van het interactieve spel tussen gezelschap, podium, opleiding en beleid.

Binnen het performatief spectrum  kunnen allerlei beeldvormen (televisie, film, theater, nieuwe media, dans, erfgoed) in elkaar overlopen en elkaar beïnvloeden. En kunnen – op hun beurt – beïnvloed worden door en weer impact hebben op de maatschappij. Havens geeft onder andere als voorbeeld  de herdenkingsvoorstelling After Dubrovka (2007) in Manchester. Dit is de culturele dynamiek waarmee Henk Havens zich wil bezighouden. Hoe verhouden wij ons tot de wereld?

De denkers die Havens bij het vormen van zijn theoretisch kader beïnvloed hebben, zijn:  Itamar Even-Zohar (Polysystem Theory), Gilles Deleuze (Rizoom) en Bruno Latour (Actor-Network Theory). Met alle factoren moet rekening worden gehouden, vindt Havens. Met mensen, met objecten, maar ook met – bijvoorbeeld – de tijdgeest. Hij noemt in dit verband de razendsnelle opkomst van de mobiele telefonie.

Havens ziet zichzelf in navolging van Donald Schön als reflective practitioner: descriptief en exploratief, herschikkend en herscheppend. Geen ‘meten is weten’ en geen positivisme voor hem. Praktijk en theorie zijn niet strikt gescheiden. Iets wat ook betoogd wordt in Practice as Research in the Arts. Havens onderzocht een gezelschap (Toneelhuis Antwerpen), een podium (Verkadefabriek Den Bosch), een  vernieuwde opleiding (Toneelacademie Maastricht) en het theaterbeleid van de Nederlandse overheid.

Vraag vanuit de zaal: Havens ziet nieuwe horizonten, maar er heerst toch ook een groot verlangen naar de vertrouwdheid van vroeger. Klopt, reageert Havens, maar terugdraaien heeft geen zin en Havens wil dat ook niet. Wat niet wegneemt dat dingen kunnen schuren, botsen en wringen. Havens toont zich een voorstander van interculturaliteit. En die interculturaliteit moet dan niet alleen betrekking hebben op etniciteit, maar bijvoorbeeld ook op sociale klasse en op de tweespalt stad-platteland.

Er ontstaat een korte discussie over de gevolgen voor het theater van het regionaliseringsbeleid van de overheid. Dat beleid wordt als positief gezien als vanuit lokale sterkte wordt samengewerkt en als wordt geprobeerd om meerdere groepen, meerdere publieken aan te spreken; een generiek model voor het hele land en opsluiting in de eigen regio biedt geen soelaas.

Gezelschappen, podia en opleidingen zijn in beweging. De overheid is het minst dynamisch. Maar die is dan ook het meest gebonden – bijvoorbeeld door een regeerakkoord en door juridische kaders. Misschien moet er weer een minister komen à la Klompé die ruimte geeft aan het experiment, oppert Havens.

Havens besluit: vanuit het residu van voorgaande eeuwen en vanuit de dominante digitale beeldcultuur van nu zullen nieuwe subculturen opkomen. Culturen die zich met elkaar verbinden en wisselwerken. En beïnvloed worden door de democratisering van middelen  – ieder zijn eigen regisseur!

Fotografie: Hilde Klein



Bekijk meer: Verslagen

Partners & subsidiënten