Aandeel vrijwilligerswerk cultuur in al het vrijwilligerswerk
Sorry! Niet meer dan 6 items tegelijk.
Volgens het onderzoek Geven in Nederland deed in 2019 naar schatting bijna 40 procent van de Nederlanders vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk in de sector ‘kunst en cultuur’ werd gedaan door 3 procent van de bevolking, ofwel door 7,5 procent van alle vrijwilligers in Nederland. Dit is een daling ten opzichte van 2016, toen nog 8,33 procent van alle vrijwilligers actief was in ‘kunst en cultuur’ (Bekkers et al. 2020, 152-155).
Voor 2017 – het jaar waarover de Cultuurindex rapporteert – geeft Geven in Nederland geen data. Bij wijze van schatting middelen we daarom voor dit jaar het aandeel van cultureel vrijwilligerswerk in al het vrijwilligerswerk in de jaren 2014, 2016 en 2019. Op basis hiervan komen we voor 2017 tot een aandeel van 7,98 procent.
De cijfers in Geven in Nederland zijn evenwel niet de enige beschikbare data over cultureel vrijwilligerswerk. Onderzoek van het SCP vond dat in 2018 43 procent van de bevolking van 18 jaar en ouder vrijwilligerswerk deed. Volgens dit onderzoek deed 3 procent van de bevolking (ofwel 6,98 procent van alle vrijwilligers) dat vrijwilligerswerk bij een zang-, muziek-, of toneelvereniging (Wennekers et al. 2019, 234). Ook het CBS deed onderzoek, en kwam tot de conclusie dat in 2017 48,6 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder vrijwilligerswerk verrichte. 5,0 procent van de bevolking (ofwel 10,29 procent van alle vrijwilligers) deed vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen (Arends et al. 2018, 5). Hieronder valt waarschijnlijk ook vrijwilligerswerk voor professionele culturele organisaties (met uitzondering van bibliotheken) (Cultuurindex 2018).
De verschillende percentages die uit verschillende onderzoeken blijken, hangen sterk samen met de gekozen onderzoeksopzet. Zo verschillen de onderzoeken van het SCP en het CBS in de leeftijd van de respondenten. Ook maakt het veel uit hoe bepaalde vragen geformuleerd zijn. Zo spreekt de vragenlijst van Geven in Nederland over ‘kunst en cultuur’, terwijl het CBS respondenten vroeg naar vrijwilligerswerk bij ‘culturele verenigingen, zoals bijvoorbeeld een muziek- of toneelvereniging of een tekenclub’ (Arends et al. 2018, 23; Bekkers et al. 2020, 154). Door die concretisering gaven mogelijk meer mensen in het CBS-onderzoek aan dit soort vrijwilligerswerk te hebben gedaan. Ook verschilde de manier waarop vrijwilligerswerk werd omschreven in beide onderzoeken enigszins. De omschrijving van het CBS leek incidenteel vrijwilligerswerk iets beter te faciliteren, hetgeen eveneens een mogelijke verklaring zou kunnen zijn voor het hogere aantal vrijwilligers dat werd gevonden (Bekkers et al. 2020, 154).
Door een wijziging of correctie in de brondata of dataverzameling zijn één of meerdere waarden van deze indicator gewijzigd ten opzichte van de vorige editie van de Cultuurindex Nederland.
Omdat de bron voor deze indicator – Geven in Nederland – in eerdere edities data over even jaartallen publiceerde terwijl de Cultuurindex over de oneven jaartallen rapporteert, bestaan de waarden van deze indicator tot en met 2015 uit het gemiddelde van de twee omringende even jaartallen. Een uitzondering is de waarde over 2017. Omdat de meest recente editie van Geven in Nederland een jaar over heeft geslagen in de dataverzameling, hebben we voor 2017 ervoor gekozen de bekende waarden over 2014, 2016 en 2019 te middelen.
Deze indicator bevat een methodologische trendbreuk vanaf 2011. Vanaf dat jaar zijn ook huishoudens met een migratieachtergrond meegenomen in het onderzoek.
Door een wijziging of correctie in de brondata of dataverzameling zijn één of meerdere waarden van deze indicator gewijzigd ten opzichte van de vorige editie van de Cultuurindex Nederland.
Omdat de bron voor deze indicator – Geven in Nederland – in eerdere edities data over even jaartallen publiceerde terwijl de Cultuurindex over de oneven jaartallen rapporteert, bestaan de waarden van deze indicator tot en met 2015 uit het gemiddelde van de twee omringende even jaartallen. Een uitzondering is de waarde over 2017. Omdat de meest recente editie van Geven in Nederland een jaar over heeft geslagen in de dataverzameling, hebben we voor 2017 ervoor gekozen de bekende waarden over 2014, 2016 en 2019 te middelen.
Deze indicator bevat een methodologische trendbreuk vanaf 2011. Vanaf dat jaar zijn ook huishoudens met een migratieachtergrond meegenomen in het onderzoek.