Cultuur na corona
De zware klappen die de culturele sector te verwerken kreeg in coronatijd waren niet voor alle instellingen en makers even makkelijk op te vangen. Toch zorgde de crisis ook voor eenheid. Wat kunnen we leren van de pandemie? En wat zijn de perspectieven voor de toekomst?
‘Vooral niet-gesubsidieerde instellingen en makers, zoals vrije producenten in de podiumkunsten, hadden het zwaar. Zij waren aangewezen op eigen reserves en generieke noodsteun.’
De culturele sector werd hard getroffen door de coronamaatregelen: publieksactiviteiten waren niet of nauwelijks mogelijk en veel makers en instellingen konden het omzetverlies moeilijk opvangen. Vooral niet-gesubsidieerde instellingen en makers, zoals vrije producenten in de podiumkunsten, hadden het zwaar. Zij waren aangewezen op eigen reserves en generieke noodsteun, terwijl instellingen binnen de culturele Basisinfrastructuur (BIS) en meerjarig gefinancierde instellingen extra overheidssteun kregen. Sommige instellingen bouwden door die overheidssteun zelfs reserves op, zegt Jan Zoet, voorzitter van Kunsten ’921. ‘Zij werden gecompenseerd voor activiteiten die vanwege coronamaatregelen niet doorgingen. Die gingen het volgende jaar weer niet door, dus het geld is opnieuw niet uitgegeven. Zonde, vindt Zoet, al blijkt nu dat veel van die instellingen alsnog in de problemen komen en de middelen alsnog moeten inzetten. ‘Meer geld had aangewend kunnen worden om zwaar getroffen creatieve professionals te helpen. Zzp’ers kwamen namelijk lang niet altijd in aanmerking voor generieke noodsteun.’ Vooral eenpitters hadden het zwaar, blijkt uit onderzoek van de Boekmanstichting: de onderzochte culturele instellingen bezuinigden binnen de personele lasten gemiddeld 55 procent op zzp’ers en slechts 3 procent op werknemers in loondienst (Goudriaan et al. 2021).
Ook op lokaal niveau was die tweedeling zichtbaar. Zo wisten de meeste Amsterdamse BIS-instellingen de klappen beter op te vangen dan instellingen die afhankelijk zijn van fondsen en eigen inkomsten. ‘De lokale overheid heeft snel geacteerd: er zijn miljoenen beschikbaar gesteld om kunstinstellingen en -initiatieven tegemoet te komen,’ zegt Felix Rottenberg, voorzitter van de Amsterdamse Kunstraad. ‘Toch was de coronatijd zwaar. Gevestigde instellingen die verzekerd zijn van subsidie hadden vaak reserves, maar ook een enorm personeelsbestand. Zij moesten daarom bezuinigen. Maar gevestigde organisaties met voldoende reserves en een groot netwerk kunnen een crisis toch beter verstouwen dan beginnende initiatieven, zzp’ers en organisaties met kleine budgetten. Die hebben een kolossale dreun gekregen.’
Dit artikel verscheen in Boekman #132
‘Dat de sector ook gezien kan worden als één geheel, is een inzicht dat mede door deze crisis goed geland is bij de overheid.’
Gezamenlijke belangen
Tegelijkertijd ontstond er meer eenheid binnen de sector. Zo verenigden ruim honderd branche-, beroeps- en belangenorganisaties zich in de Taskforce culturele en creatieve sector. De taskforce fungeert nog steeds als aanspreekpunt voor politiek Den Haag en ontwikkelt voorstellen om de culturele sector weer op de been te krijgen. Aanvankelijk kwamen de leden wekelijks bij elkaar, inmiddels elke drie weken. ‘Door regelmatig en intensief te overleggen over actuele en urgente thema’s, leer je elkaars standpunten en perspectieven kennen,’ zegt Zoet. ‘Ook zie je welke gezamenlijke belangen er zijn. Die gaan verder dan corona: de arbeidsmarktpositie is bijvoorbeeld ook een belangrijk thema, dat we blijven agenderen.’ Zoet noemt het winst dat de belangen van de sector nu structureel en centraal behartigd worden. ‘We kunnen daardoor een helder, gezamenlijk standpunt formuleren en overbrengen bij overheden, media en de samenleving. Dat de sector ook gezien kan worden als één geheel, is een inzicht dat mede door deze crisis goed geland is bij de overheid.’
Ook in Amsterdam was de eenheid groot, zegt Rottenberg. Groter dan tien jaar geleden, toen toenmalig staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra 200 miljoen euro aan bezuinigingen doorvoerde. ‘Daar was de cultuursector destijds niet op voorbereid. Misschien is dat een impliciete les geweest.’ De Amsterdamse Kunstraad lanceerde vorig jaar, in samenwerking met het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK), het platform Cultuurherstel, mede met een bijdrage van de provincie. Culturele instellingen in Noord-Holland kunnen hier terecht voor professioneel advies en financiële kennis. ‘Tientallen experts van buiten de kunstsector adviseren cultuurinstellingen,’ zegt Rottenberg. ‘Ze functioneren als vraagbaak en klankbord, denken mee over de bedrijfsvoering en geven advies om deze periode door te komen. Dat doen ze allemaal om niet, wat ik heel bijzonder vind. Het accent ligt op kennis, niet op geld.’ Nog een opbrengst van de coronacrisis: door de verplichte sluiting van culturele instellingen tijdens de lockdowns is digitalisering in een stroomversnelling terechtgekomen. ‘Het digitaal aanbieden van voorstellingen was niet nieuw, maar is op veel manieren verbeterd,’ zegt Zoet. ‘Veel instellingen maken voorstellingen op een kwalitatieve, technologische en dramaturgische wijze, waardoor ze meer zijn dan alleen een registratie en niet concurreren met het liveaanbod. Digitale voorstellingen zijn inmiddels een genre op zich, dat niet meer zal verdwijnen.’ Rottenberg noemt de succesvolle livestreams van ITA, waarmee het ook na coronatijd doorgaat. ‘Er komt heel wat kijken bij het aanbieden van digitale voorstellingen, van cameravoering tot prijsbepaling, maar het biedt ook kansen. Zo kun je digitale middelen gebruiken om een breder publiek te bereiken. De voorstellingen van ITA worden wereldwijd bekeken.’ 40 procent van de ITALive-kijkers bestaat uit nieuw publiek en 75 procent komt van buiten Amsterdam.2
Een breder publiek kan ook worden bereikt via de NPO, zegt Rottenberg. Hij pleit voor een landelijke digitale cultuurzender, waarop onder meer digitale theatervoorstellingen en literaire bijeenkomsten worden uitgezonden. Zoet ziet toekomst in blijvende samenwerking met de publieke omroep, in navolging van het actieplan NPO. Daarmee kregen culturele makers in coronatijd een podium; het kabinet trok er 10 miljoen euro voor uit. ‘De samenwerking tussen culturele instellingen en omroepen heeft veel nieuwe, goed bekeken formats opgeleverd,’ zegt Zoet. Denk aan On stage, waarin bekende muzikanten en beeldend kunstenaars een lans breken voor minder bekende collega’s, en de tiendelige bewerking van de voorstelling Romeinse tragedies van ITA.
‘Culturele instellingen zijn in coronatijd zo’n 2,5 miljard euro aan inkomsten misgelopen, zegt Zoet. Dat heeft gevolgen voor reserves en het vermogen om te investeren in cultuureducatie, producties en innovatie.’
Volle zalen
De culturele sector is de klap die corona heeft toegebracht nog niet te boven. Zo bezoekt driekwart van de theaterbezoekers minder voorstellingen dan voor de crisis, en ook in musea en bioscopen is het minder druk dan voorheen.3 Een tendens die op landelijk en lokaal niveau zichtbaar is. Vooral oudere bezoekers blijven weg, mogelijk uit angst voor corona. Daar is ook een praktische reden voor, zegt Zoet: omdat onmogelijk te voorspellen viel of voorstellingen konden doorgaan, waren er geen seizoensbrochures. Daardoor ontbrak een groot deel van de voorverkoop, die soms wel zo’n 30 procent van de kaartverkoop uitmaakt. Zoet ziet inmiddels een voorzichtig herstel van de bezoekcijfers. ‘Met name popmuziek en theater doen het goed,’ zegt hij. ‘Maar ik zie tegelijkertijd nieuwe bedreigingen: een mogelijke nieuwe coronagolf en de inflatie. Daar maak ik me zorgen om, ook al ben ik hoopvol dat kunstenaars zich snel blijven aanpassen aan veranderende omstandigheden. Uit eerdere crises weten we dat cultuurbezoek wordt gezien als luxe. Als mensen jaarlijks naar één voorstelling minder gaan, merken we dat als markt snel.’
Volgens Zoet kunnen publiekscampagnes helpen om de zalen weer te vullen. ‘Hoe mooi en waardevol digitale media ook zijn: een kunstbeleving is een unieke live-ervaring. Daar moeten mensen aan herinnerd worden.’ Instellingen kunnen daar ook hun eigen marketing voor inzetten, zegt Rottenberg. ‘De professionaliteit van Amsterdamse organisaties is op dit gebied enorm: vooral grote festivalorganisaties en gevestigde instellingen hebben sterke communicatie- en marketingafdelingen en relatief grote budgetten. Al zijn de inkomsten natuurlijk enorm teruggevallen.’ Zou de gemeente extra geld kunnen vrijmaken? Rottenberg verwacht dat niet, omdat ook die moet bezuinigen. ‘De voorgenomen bezuinigingen op broedplaatsen, ateliers en bibliotheken in Amsterdam zijn gelukkig ingetrokken, maar er zijn wel bezuinigingen in het coalitieakkoord aangekondigd.’
Culturele instellingen zijn in coronatijd zo’n 2,5 miljard euro aan inkomsten misgelopen, zegt Zoet. Dat heeft gevolgen voor reserves en het vermogen om te investeren in cultuureducatie, producties en innovatie. Bovendien is er een groot personeelstekort in de sector ontstaan – zo hebben veel technici in coronatijd ander werk gevonden. Er is dus geld nodig. En dat komt er: in het regeerakkoord is afgesproken dat er vanaf 2023 jaarlijks 170 miljoen euro extra naar de cultuursector gaat, en dit jaar 135 miljoen. Bedoeld voor publiekscampagnes, vrije producenten, beginnende makers en het cultuuraanbod voor jongeren. Mooi, maar volgens Zoet is het niet voldoende. ‘Met deze structurele toevoeging aan het budget is de cultuursector weer terug op het niveau van zo’n tien jaar geleden,’ zegt hij. Het plan van het kabinet is gelukkig wel breed, vindt Zoet. ‘Het gaat over de herstart van de sector, over investeringsfaciliteiten, arbeidsmarktversterking en geld voor makers die zich twee jaar lang niet hebben kunnen presenteren. Het is nu aan OCW om in samenspraak met de sector te kijken naar een agenda voor de lange termijn.’
‘Voor gemeentes zou cultuur een wettelijke taak moeten worden. Nu wordt cultuur te vaak een sluitpost voor krimpende begrotingen. Dat is zorgelijk.’
Lange adem
Zoet pleit voor een meerjarenplan, met aandacht voor zowel herstel op korte termijn als investeringen in het bestel voor de middellange termijn. Investeringen in financiële weerbaarheid, innovatiekracht en duurzaamheid, een gezonde arbeidsmarkt, educatie, participatie en inclusiviteit. Hoewel de focus de afgelopen twee jaar lag op corona, zijn die thema’s onverminderd belangrijk, zegt Zoet. ‘Zeker nu er een groot tekort is aan professionals in de culturele sector, is een rechtvaardige arbeidsmarkt nodig. Dat is dan ook een van de belangrijkste punten in de Arbeidsmarktagenda die Kunsten ’92 in opdracht van OCW heeft ontwikkeld. We blijven er alles aan doen om de Fair Practice Code, waarvan we medeinitiatiefnemer waren, te implementeren.’
Ook lokaal staan onderwerpen als arbeidsmarktpositie en inclusiviteit hoog op de agenda. Daar is alleen een lange adem voor nodig, zegt Rottenberg. Instellingen moeten integraal nadenken: wie zijn we? Voor wie willen we er zijn? Welk talent representeren wij? Over het algemeen is de sector nog heel wit en uniform, maar er worden stappen gezet. Zo heeft Het Nationale Ballet Sedrig Verwoert tot associate benoemd: een jonge, Surinaams-Nederlandse danser en choreograaf, die met zijn talent nieuwe verbindingen kan leggen. Als gevestigde instellingen jong talent duurzaam aan zich binden en opleidingen daar een stimulerende rol in spelen, denk ik dat we daar over tien jaar een flinke stap verder in zijn.’
Rottenberg ziet de toekomst van culturele instellingen met vertrouwen tegemoet. ‘Amsterdam heeft een stevige infrastructuur voor het steunen van kunst en cultuur, mede dankzij het AFK,’ zegt hij. ‘Dat beheert fondsen en budgetten waarmee instellingen en makers binnen en buiten het kunstenplan gesteund worden. Al blijft het budget beperkt, ook landelijk. Voor Nederland, een land dat het moet hebben van innovatie en de kracht van samenwerking, zijn kunst en cultuur een fundament. Die notie verdient veel meer aandacht.’ Daar is Zoet het mee eens. Hij noemt kunst zelfs de ‘R&D van de samenleving’: geef een kunstenaar ruimte om te experimenteren en te reflecteren op de samenleving en er ontstaat innovatie.
Zoet pleit daarom voor een herziening van het cultuurbestel, waarin meer ruimte is voor nieuwe stijlen en genres. ‘De uitgangspunten die al heel lang vastliggen, zouden bij elke cyclus van de cultuurnota opnieuw bezien moeten worden,’ zegt hij. Voor gemeentes zou cultuur bovendien een wettelijke taak moeten worden. Nu wordt cultuur te vaak een sluitpost voor krimpende begrotingen. ‘Dat is zorgelijk. Je kunt extra investeren in het OCW-budget en in de rijksfondsen, maar als datzelfde geld er weer afgaat bij gemeentes, maak je per saldo geen verschil.’ Ook cultuureducatie zou een wettelijke taak van gemeentes moeten worden, vindt Zoet. ‘Als er generaties opgroeien die niet de mogelijkheid krijgen een instrument te leren bespelen, kunst te maken of die te ervaren, hebben we een nieuw probleem.’
De zware klappen die de culturele sector te verwerken kreeg in coronatijd waren niet voor alle instellingen en makers even makkelijk op te vangen. Toch zorgde de crisis ook voor eenheid. Wat kunnen we leren van de pandemie? En wat zijn de perspectieven voor de toekomst?
- Goudriaan, R. (et al.) (2021) Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund: effecten van de coronacrisis in de culturele sector. Amsterdam: Boekmanstichting (etc.).
Kim van der Meulen
is freelance journalist en schrijft voor onder andere Boekman, Het Parool en Het Financieele Dagblad. Fotografie: Annelien Nijland.