Boekman 110
Nederland beschikt over een rijk, maar gefragmenteerd cultureel geheugen. Dat geheugen bestaat uit een grote verscheidenheid aan archieven en collecties. Hun aantal neemt toe nu er, door het overlijden van de talloze na-oorlogse culturele vernieuwers, veel archieven vrijkomen. Hoe kunnen we omgaan met die wassende stroom archieven, met informatie op verschillende dragers (fysiek en digitaal), terwijl de budgetten slinken? Alle archieven fysiek bij elkaar brengen is niet meer van deze tijd, en digitalisering is allang niet meer de enige oplossing. Maar wat dan?
Het wordt steeds belangrijker duidelijke keuzes maken over collectievorming en langetermijnbeheer. Archiefinstellingen kijken daarom vaker proactief welke archieven in hun profiel passen en onmisbaar zijn voor toekomstig onderzoek naar de Nederlandse kunst. Maar welke zijn er en waar worden zij bewaard? Een centraal register kan daarvoor een oplossing bieden. Sommige archiefinstellingen gaan nog verder en zoeken samenwerking met archiefvormers en gebruikers/communities om gericht archiefmateriaal op te sporen en te beschrijven. Zij werken ook samen met culturele instellingen en bedrijven, kunstenaars en verzamelaars om ervoor te zorgen dat hun materiaal goed geordend bewaard en toegankelijk blijft. Uitgangspunt daarbij is dat niet alles bewaard kan worden. Archieven krijgen immers pas betekenis als ze kunnen worden (her)gebruikt. Bewustwording bij alle partijen is daarom noodzakelijk.
Boekman #110 bevat bijdragen van o.a. Roman Koot, Gaby Wijers, Roosje Keijser en Frank de Jong, Suzanne Mulder, Jacqueline Oskamp en Riemer Knoop ism Marleen Stikker en Marco de Niet.
Debat