Sinds 2015, het jaar waarin het CBS de museumpopulatie waarover het cijfers publiceert herijkte, is het aantal vrijwilligers werkzaam in musea redelijk constant gebleven. In 2015 zetten 30.781 personen zich in hun vrije tijd in voor een museum, in 2017 waren dit er 31.168. Het aantal uren dat zij actief zijn (uitgedrukt in mensjaren) laat echter een opvallend sterke daling zien: van 4.685 mensjaren in 2015 naar 3.343 mensjaren in 2017, een daling van 28,6 procent (CBS 2019b). Deze daling heeft evenwel waarschijnlijk vooral een methodologische oorzaak. Het CBS schrijft hierover:
De cijfers met betrekking tot het aantal door vrijwilligers en stagiaires gewerkte VTE’s zijn van mindere kwaliteit dan de overige cijfers. Dit omdat deze informatie door de musea relatief vaak niet (correct) geregistreerd wordt. De respons op de desbetreffende vraag in de vragenlijst ligt daardoor lager dan gemiddeld. Omdat de ingevulde waarden m.b.t vrijwilligers per museum per jaar relatief sterk kunnen verschillen, heeft dit tot gevolg dat de grootte van de groepen (die gemaakt zijn op basis van het aantal VTE van werkzame personen en vrijwilligers) van jaar op jaar relatief sterk kan verschillen. (CBS 2019a)
Vooral in kleine musea zijn ten opzichte van personeel in loondienst relatief veel vrijwilligers actief, vaak ook uit financiële noodzaak vanuit het museum (Brom et al. 2019, CBS 2019a, Veer et al. 2016). Met name kleine musea hebben het de laatste jaren dan ook financieel moeilijk, waardoor het belang van vrijwilligers in de toekomst nog verder zou kunnen toenemen. In 2018 was 20 procent van de musea volledig van onbetaalde krachten afhankelijk (Leguit et al. 2019).
Uit onderzoek uit 2016 bleek dat vrijwilligers in musea vooral actief zijn in de taakgebieden educatie en presentatie (bij 91 procent van de musea die deelnamen aan het onderzoek), in publieksfuncties (bij 84 procent van de musea) en in het behoud en het beheer van de collectie (bij 78 procent van de musea) (Veer 2016).
Door een wijziging of correctie in de brondata of dataverzameling zijn één of meerdere waarden van deze indicator gewijzigd ten opzichte van de vorige editie van de Cultuurindex Nederland.
Eén of meerdere waarden van deze indicator hebben op het moment van publicatie in de brondata nog een voorlopige status.
Per 2015 hanteren het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Museumvereniging en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gezamenlijk een nieuwe museumdefinitie. Daardoor is de onderzoekspopulatie voor de museumcijfers herijkt. Museumcijfers over 2015 zijn daarmee (mogelijk) niet goed vergelijkbaar met die over eerdere jaren.
Door een wijziging of correctie in de brondata of dataverzameling zijn één of meerdere waarden van deze indicator gewijzigd ten opzichte van de vorige editie van de Cultuurindex Nederland.
Eén of meerdere waarden van deze indicator hebben op het moment van publicatie in de brondata nog een voorlopige status.
Per 2015 hanteren het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Museumvereniging en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gezamenlijk een nieuwe museumdefinitie. Daardoor is de onderzoekspopulatie voor de museumcijfers herijkt. Museumcijfers over 2015 zijn daarmee (mogelijk) niet goed vergelijkbaar met die over eerdere jaren.