Het Nieuwe Instituut is het museum voor architectuur, design en digitale cultuur. Voor het coronaplatform leverde het Instituut een bijdrage over digitaal programmeren en de impact van dataproductie als gevolg van de coronacrisis.
In de eerste maanden van de coronacrisis hebben culturele instellingen en musea hun bezoekerservaring noodgedwongen naar online omgevingen verplaatst: van virtuele rondleidingen, podcasts en videoformats, tot Zoom-workshops en participatieve projecten via sociale media. Wat begon als een ‘tijdelijke oplossing’ voor het compenseren van de ontbrekende fysieke ervaring, ontwikkelde zich over de maanden tot het testen en bestendigen van werkelijk ‘nieuwe’ formats. Denk aan Oerol Festival dat een ‘imaginair eiland’ met online producties lanceerde, of poppodium Annabel in Rotterdam dat haar ruimte transformeerde in een opnamestudio voor artiesten om video’s op te nemen of te live-streamen. Het is van belang te noemen dat lang niet alle instellingen over de middelen beschikten om online programma’s te ontwikkelen. Daarnaast werd er iets interessants zichtbaar, namelijk dat cultuur-producerende netwerken die op informele wijze georganiseerd zijn, zónder de ‘last’ van een fysiek gebouw en met vergevorderde skills in het bespelen van het digitale domein, ineens een streepje voor hadden. Hoe dan ook biedt online programmeren een kans om nieuwe en zelfs onvoorziene publieken aan te spreken, en bovendien hoeven er geen milieuvervuilende vliegreizen meer plaats te vinden. Willen we eigenlijk nog wel terug?
In de eerste weken van de coronacrisis was er veel aandacht voor het ogenschijnlijk gunstige effect van de pandemie op het milieu. Maar hoewel de uitstoot van de industrie en het verkeer is afgenomen, is de dataproductie sinds het begin van de pandemie exponentieel toegenomen. Onder andere door het noodgedwongen thuiswerken, virtueel onderwijs, videobellen met vrienden en familie, de toegenomen mediaconsumptie én de groei van culturele online activiteiten. De ecologische gevolgen zijn omvangrijk: datacenters en clouddiensten produceren afval, stoten CO2 uit en zijn daarbij in hoge mate afhankelijk van niet-hernieuwbare energiebronnen. Maar ook voorbij de ecologische impact, laat de pandemie eens te meer zien dat data een waardevolle bron en grondstof vormen, waarbij vraagstukken rond datamining, open access en privacy nog altijd even urgent blijven. Denk bijvoorbeeld aan de discussies rondom het monitoren van de bevolking, met behulp van door de overheid ontwikkelde apps en andere tracking software. Of de datasets die omwille van commerciële belangen door de farmaceutische industrie worden achtergehouden.
Culturele instellingen kunnen het voortouw nemen in het verbeelden van alternatieve scenario’s en andere bestaansvormen die niet langer uitgaan van uitbuiting en uitputting van de aarde, mensen en niet-mensen. Tegelijkertijd met het ontwikkelen van een digitale programmering, kunnen instellingen deze tijd aangrijpen om hun rol als digitale publieke ruimte kritisch te evalueren. Daar horen ook de niet altijd zichtbare gevolgen van dataproductie bij.
Lees meer over de consequenties van de data-explosie ten tijde van covid-19 en waarom zowel mensen als niet-menselijke wezens zich hier juist nu iets van moeten aantrekken in het artikel Data Matter, dat eerder werd gepubliceerd in de nieuwsbrief en op de website van Het Nieuwe Instituut.
Dit artikel is onderdeel van het coronaplatform voor onderzoeksvragen en kennisdeling in cultuur, waarmee de Boekmanstichting een bijdrage wil leveren aan het gesprek over de impact en gevolgen van de coronapandemie op de culturele sector. Wilt u in contact komen met ons over dit initiatief of een bijdrage leveren? Stuur dan een bericht.
Verantwoording beeld: pexels