Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Actualiteit » Verslagen » Kunstkwartet met Melle Daamen – verslag door Frieda Gustavs (18), stagiair Boekmanstichting

Kunstkwartet met Melle Daamen – verslag door Frieda Gustavs (18), stagiair Boekmanstichting

Het weer op deze dinsdag 21 oktober nodigde geheel niet uit het huis te verlaten en de “boze buitenwereld” in te gaan. Zou men het tegenovergestelde van uitnodigend “innodigend” kunnen noemen? Ik heb het ooit iemand horen zeggen die meer verstand heeft van grappen dan van linguïstiek en toch vind ik het geen gek idee. Maar dat terzijde, want met of zonder uitgenodigd gevoel verpakte ik mijzelf in een regenjas en fietste ik naar Herengracht 415. Mijn eerste opdracht als stagiaire bestond deze avond uit het openhouden van de deur voor de binnendruppelende, eventueel druppende gasten. Het viel me op dat het nog aardig lastig is om een goede techniek voor het groeten te ontwikkelen. Groet men iemand als men diegene aan ziet komen lopen, of pas op het moment dan ze daadwerkelijk binnenstappen? Zouden we met de kunst niet al genoeg aan ons hoofd hebben, dan zou dit een interessant debatonderwerp zijn. Door mijn vergaande analyse bij dit simpele taakje had ik bijna de inleiding van de avond gemist.

Er heerst bij mij een aarzeling in het inhoudelijk schrijven over het kunstkwartet. Op middelbare scholen – in ieder geval het Pieter Nieuwland College waar ik op zat – leren ze je niets over kunstbeleid. Bovendien kwamen aardig wat door gastheer Melle Daamen aangehaalde voorbeelden uit de tijd dat ik mij zorgen maakte over de gerechtigheid in de koekjesgrootte die aan mijn zusje en mij werden uitgedeeld, in plaats van de kunst, laat staan kunstbeleid. Dus hoewel ik wat vanuit huis heb meegekregen en ik erg nieuwsgierig ben naar het onderwerp, voel ik mij niet bevoegd al een eigen mening te vormen.

Melle Daamen was dus de spreker deze avond. Hij dronk voorafgaand aan zijn presentatie een slok sinaasappelsap, wat ik voor een fout hield, want sinaasappelsap is volstrekt niet het stem-vriendelijkste vloeistof dat onder de categorie drank valt. Misschien is dit echter alleen een zorg voor zangeressen en zangers, want met een rustige stem vulde hij de zaal tot aan het einde van het uur. Hij leidde zijn presentatie in met de verkondiging dat hij het kwartet daadwerkelijk als het spel aan zou pakken. “Mens erger je niet” kwam aan de orde, waar velen met gegrinnik op reageerden.

Het speelveld

De vraag: waar hebben we mee te maken? – Daamens antwoord: een waslijst aan ontwikkelingen zoals internationalisering, digitalisering en commercialisering in het groot en individualisering, informalisering en – iets wat ik nog nooit zo had gehoord – festivalisering bij het individu. Dit gebeurt vooral met immense snelheid op gebieden waar weinig overheidsinvloed heerst, in het commerciële circuit, waar dan ook alle aandacht naartoe gaat. Gesubsidieerde kunsten verliezen gewoonweg hun aansluiting. De vrijetijdsmarkt wordt gekweld door concurrentie en een gigantisch aanbod. Zo veel dat men het overzicht met moeite overeind probeert te houden met zoekmachines, die nog lang geen beleid vormen. We staan voor een probleem en volgens Daamen is het typisch Nederlands om af te wachten  – Pipi Langkous zou er “en thee te drinken” aan toe hebben gevoegd – met een “het-komt-wel-goed-instelling”. “Nee dat doet het niet!”, verkondigde hij met een volume dat zijn gemiddelde overschreed.

De kwartetkaarten: zoek, kies, vertraag en breek open

Zo nu en dan verloor ik het overzicht. Wanneer mijn aandacht voor even de patronen op het behang prefereerde boven wat er om mij heen gaande was, was het lastig de daaropvolgende uitspraken in het geheel te plaatsen. Er passeerden meerdere -ismen de revue, waarvan ik nog nooit had gehoord en die mij met verbazing achterlieten. De verdeeldheid van mijn aandacht die avond zal dus als filter functioneren voor wat ik nu – twee dagen later – schrijf.

De toelichting bij de vier kwartetkaarten die Daamen had benoemd, kwam voor mij neer op het volgende: men moet op zoek gaan naar geïnteresseerd publiek binnen nieuwe kunstvormen, prioriteiten stellen en keuzes maken, rust bewaren tussen de kunst met haar vernieuwing en het publiek een stem geven binnen het kunstbeleid en daarmee het draagvlak vergroten. Dat hij “vertragen” meenam begreep ik niet helemaal, omdat er hij eerder over sprak dat Nederland een flexibel beleid mist. Is het nu te statisch en moet het toch “traag” blijven ten opzicht van de snelle veranderingen in de kunst? Ik had deze vraag kunnen stellen, maar ik vermoed dat ik te onzeker was over mijn mondigheid in deze zaken, of er kwam simpelweg een overblijfsel van puberale luiheid in mij op.

Reacties

De zaal wilde weten wat we dan moeten kiezen, waar we dan goed in zijn en willen zijn en waar we het meeste te verliezen hebben. Het woord dat in Daamens antwoord opvallend vaak naar boven kwam was ‘cultuurgebondenheid’, wat het een maatstaaf leek te maken. Muziek en ballet zijn nauwelijks cultuurgebonden, theater hoorde het volgens hem wel te zijn, maar dan ben je er nog niet en dan blijft de film nog over, de Nederlandse film. Daar ligt, meende hij, de focus niet verkeerd. Ik neem aan dat mij op dat moment te binnenschoot dat ik literatuur buitengewoon cultuurgebonden vind, aangezien ik het met hoofdletters en uitroepteken in mijn aantekeningen terugvind. Overigens was niet iedereen ervan overtuigd dat er überhaupt sprake is van een Nederlandse cultuur in de kunst. Omdat ik opgegroeid ben tussen twee culturele werelden, de Duitse en de Nederlandse, durf ik te stellen dat cultuurverschillen nogal eens onderschat kunnen worden, ook in de kunst.

Een opluchting bezocht de menigte toen de vraag werd gesteld welke ervaring Daamen als directeur van de Stadsschouwburg zoal heeft opgedaan met het vergroten van het draagvlak en hij waarschuwde dat het concreter zou worden. Hij zette zijn verhaal voort met de constatering dat we te maken hebben met een publiek dat bestaat uit geïnteresseerde ouderen, ongeïnteresseerde jeugdigen en de generatie ertussenin die met de traditie is opgegroeid, maar de tijd er niet voor vrijmaakt. Als traditie niet wordt waargenomen moet je nieuwe dingen binnenlaten, het gebouw voor andere activiteiten inzetten, zodat het publiek attent gemaakt wordt op het feit dat er iets gebeurt. Dit werkt verbazingwekkend goed, stelde Daamen vast. Het zorgen voor culturele diversiteit daarentegen vond hij een veel moeilijkere activiteit.

“Echt de allerlaatste vraag”, waarschuwde Margo op een gegeven moment. Deze allerlaatste vraag beantwoorde Daamen met een bevestiging: “Ik ben zeker pessimistisch”.

Mijn motto’s van de avond

Er werd een aantal vermeldenswaardige uitspraken gedaan. Ten eerste: “netflix is geen beleid”. Het kan zeker als prettig worden ervaren dat we overspoeld worden met aanbod. Toch heb je daarmee nog geen beleid. Je ziet “door het vele bos de bomen niet meer”. Ik ben er nog steeds over aan het piekeren waar precies het verschil ligt met de vele bomen die ervoor zorgen dat je het bos niet ziet. Daamen vermeldde daarnaast dat kunsteducatie niet dé oplossing kan zijn voor alles wat er gaande is, maar hij niet kan ontkennen dat het wel degelijk belangrijk is: kunsteducatie en moeders.

Hij bedankte zich voor de huiskamersfeer van de avond, al moest hij bekennen dat hij het verontrustend zou vinden als zich in zijn huiskamer iedere dag mensen zouden verzamelen om hem begripvol of juist onbegripvol met open mond aan te staren. Tijdens de borrel luisterde ik naar de vermenging van alle gesprekken die in de ruimte klonken. Ik had een hoop dingen gehoord en geconstateerd, de vraag was alleen: wat nou precies? Ik fietste terug naar huis vergezeld door bliksem, donder en de eerste hagel van dit najaar. 

 








Bekijk meer: Verslagen

Partners & subsidiënten