Petrie, D. en R. Stoneman (2014)
Educating film-makers : past, present and future.
Bristol: Intellect, 369 p.
Signatuur bibliotheek: 14-084
In Educating film-makers staan de impact en de betekenis van filmeducatie in Engeland, Europa en de Verenigde Staten centraal. De auteurs vragen zich af of de gehanteerde leerdoelen uit het verleden aansluiten bij de huidige en toekomstige noden, mogelijkheden en uitdagingen van het filmonderwijs.
Om de wereldwijde concurrentiepositie te behouden, is de Europese filmindustrie zich steeds meer gaan richten op de marktwerking van films. Dit heeft invloed op alle aspecten van de bedrijfs- en beleidsvoering bij het maken van filmproducties. Het filmonderwijs speelt hier sinds de jaren negentig van de vorige eeuw op in met praktijkgerichte training, waarbij het accent ligt op beroepsvaardigheden, cultureel ondernemerschap en het ambacht.
In het verleden integreerden de filmopleidingen artistieke, intellectuele en industriële doeleinden binnen het onderwijs. De scholen leidden op tot kritische en nieuwsgierige filmmakers die creatieve, levendige en sociaal relevante filmproducties maakten. Deze films genoten wereldwijd faam en waren opiniërend, aldus de auteurs. Lag tot de zestiger jaren de nadruk van de meeste filmscholen op het bevorderen en stimuleren van creatieve ideeën en het ontwikkelen van specialistische productievaardigheden, eind jaren vijftig ontstond er vanuit de zogenaamde auteurs-theorie een vernieuwende filmstijl die zich juist verzette tegen de aangeleerde professionele vaardigheden van de filmscholen. Dit auteurisme ging uit van de eigen stijl van de filmmaker. Deze nieuwe stijl zorgde ook voor een verschuiving binnen het filmonderwijs. Van de afzonderlijke specialisaties die men kon volgen, zoals regie, cinematografie, scenarioschrijven, productie ontwerp en montage, werd de nadruk gelegd op de ontwikkeling van de all-round generalistische filmmaker. In de jaren tachtig nam de publieke belangstelling voor deze films echter af. De Europese filmindustrie vond dat filmscholen teveel schrijvers / regisseurs opleiden en te weinig creatieve en technische specialisten. Zowel in Engeland, Frankrijk als in Denemarken pasten de filmopleidingen het curriculum aan. De aandacht voor het ambacht en specialisatie keerde weer terug, ten koste van creativiteit en kritische analyse.
De afwijzing van auteurisme en de drang naar een groter marktbereik in filmscholen leidden tot een nieuwe nadruk op de opleiding van scenaristen en producenten. Voorheen schreven regisseurs zelf het script, tegenwoordig ziet men scenario schrijven als specifiek ambacht. De producent wordt steeds meer gezien als creatief ondernemer die projecten ontwikkelt en de financiële armslag van productiemaatschappijen weet uit te breiden. De auteurs van dit boek maken zich zorgen dat filmscholen, met de huidige nadruk op beroepsvaardigheden, creatieve betrokkenheid en inzicht in het bredere maatschappelijke belang van film en televisie uit het oog verliezen. Volgens hen werd gedurende meerdere decennia door integratie van praktische en technische opleidingen, creatieve experimenten en intellectuele stimulatie, de artistieke, culturele en industriële gezondheid van de Europese film gevoed. Voor de toekomst zien de auteurs mogelijkheden om deze succesformules uit het verleden te gebruiken voor het huidige en toekomstige filmonderwijs. Door middel van het creëren van een driehoeksrelatie tussen schrijver, regisseur en producer worden ideeën en verhalen in het hart van het proces geplaatst en wordt er een link gelegd naar de oorspronkelijke doelstellingen van het Europese filmschoolonderwijs. Dit boek is uitermate geschikt als aanzet voor discussies over hoe het filmcurriculum in de toekomst vorm moet worden gegeven.