Uitvoeren en ondersteunen op de lange termijn
Culturele instellingen en gemeenten tonen zich steeds bewuster van het belang te verduurzamen in de culturele sector. In de afsluiting van de tweede State of Sustainability op 25 juni merkt theatermaker Laura van Dolron op dat we er zo erg van houden ons bewust te worden van een thema als duurzaamheid, dat we dit soms verwarren met iets doen. In het onderzoek dat op de State of Sustainability werd gepresenteerd en de gesprekken die daaromheen geprogrammeerd waren, stond daarom juist het realiseren van verduurzaming centraal.
Na de eerste State of Sustainability vorig jaar in de Hermitage, hadden alle betrokkenen gehoopt dit jaar weer fysiek bijeen te komen om nieuwe kennis en ervaringen uit te wisselen. Een bijeenkomst in deze vorm is dit jaar niet mogelijk, maar met de bibliotheek van de Boekmanstichting omgebouwd tot opnamestudio en zo’n 150 online aanwezigen, doet de tweede editie niet onder voor zijn voorganger. Bij de opening van de middag stelt directeur van de Boekmanstichting Jan Jaap Knol zich de vraag of duurzaamheid momenteel wel het onderwerp is om te behandelen. De maatregelen rondom het coronavirus dwingen de culturele en creatieve sector immers al tot ruim voldoende – en wellicht meer prangende – acties. Het antwoord zou volgens hem en Jan Willem van Bokhorst (mededirecteur Bureau 8080) moeten luiden dat juist nu er moet worden nagedacht over grote vragen rondom het heropstarten van het culturele leven, duurzaamheid aandacht verdient.
Dit sluit aan bij de woorden van Jan Terlouw die als eerste spreker wijst dat het ons als mensen aan een ‘lange-termijn-gen’ ontbreekt; we richten ons graag op actuele vraagstukken zonder daarbij aanpassingen te doen om verandering op de lange termijn te realiseren. Toch moeten we dit gen volgens Terlouw snel gaan ontwikkelen. De natuur gaat namelijk kapot, van de biodiversiteit die de aarde in 1900 kende, is nu nog maar 15 procent over. Dit komt mede omdat we leven van de zon van vroeger (in de vorm van bijvoorbeeld steenkool, olie en gas) terwijl we de zon van nu moeten gebruiken.
Terlouw vraagt zicht daarbij af waarom we dan nog steeds geen wijzigingen voor de lange termijn doorvoeren. Deze vraag beantwoordt hij zelf door te suggereren dat we niet weten hoe dit te doen, maar dat we dit wel kunnen als we hieraan allemaal meewerken. Daarbij zijn volgens Terlouw de kunsten hard nodig, al was het maar omdat deze als geen ander weten te tonen hoe het anders kan.
Een duurzame gegevensverzameling
Hoe de kunsten zich committeren aan veranderingen om een meer duurzame wereld te realiseren bleek vorig jaar moeilijk om cijfermatig te onderbouwen. Om hier stappen in te maken publiceerden de Boekmanstichting en Bureau 8080 vorig jaar de eerste editie van Duurzaamheid in de culturele sector tijdens de eerste State of Sustainability. Daar presenteerde Remco Wagemakers (mededirecteur Bureau 8080) bovendien de nieuwe tool My State of Sustainability. Deze benchmarktool is bedoeld voor instellingen om hun positie beter te leren kennen, maar ook om meer data te generen. Nu we een jaar verder zijn, kan Wagemakers de eerste resultaten delen. Het blijkt dat Nederlandse culturele instellingen gemiddeld 3,17 kilogram CO2 per bezoeker opwekken, wat met gemiddeld 55 miljoen bezoekers uitkomt op een kleine 175 duizend ton CO2 per jaar. Om dit te kunnen verminderen blijkt in ieder geval een derde van de instellingen actief plannen te maken: 37 procent van de instellingen heeft een duurzaamheidsbeleid. Zo zijn er meer gegevens in deze benchmarktool te vinden die volgend jaar ook ontwikkelingen in de tijd laten zien. Bovendien is de tool vanaf 1 juli beschikbaar voor producerende instellingen.
Dat het niet bij 37 procent van de culturele instellingen zal blijven wat betreft duurzaamheidsbeleid, blijkt uit de tweede editie van Duurzaamheid in de culturele sector dat Bjorn Schrijen vervolgens presenteert. Voor het onderzoek heeft hij jaarverslagen en beleidsplannen geanalyseerd van de 87 culturele organisaties die in de huidige beleidsperiode (2017-2020) deel uitmaken van de culturele basisinfrastructuur (BIS), en cultuurnota’s van de 44 grootste gemeenten. Daarbij werd gekeken naar activiteiten of ambities om ofwel de cultuursector zelf te verduurzamen, ofwel om de klimaatcrisis kunstinhoudelijk te agenderen of te thematiseren. Het blijkt dat er een groeiend aantal organisaties is dat met verduurzaming bezig is. Daarbij wordt gekeken naar hoe instellingen hieraan werken. Enerzijds door zelf te verduurzamen, anderzijds door het onderwerp te programmeren om bewustzijn hierover te stimuleren. Het is daarbij ook de vraag hoe dit in het beleid van de organisaties en gemeenten verankerd is. Het blijkt dat zowel in de beleidsplannen van de instellingen als in de cultuurnota’s van de gemeenten de aandacht voor duurzaamheid toeneemt naarmate de documenten recenter zijn. Tegelijkertijd merkt Schrijen hierbij op dat de plannen uiteenlopen van vroege ambities tot uitgewerkte plannen.
Het onderzoek is niet bedoeld om de realiteit in precieze percentages te vatten. Het belangrijkste is om te zien wat uit de staat van verduurzaming in de culturele en creatieve sector te leren valt. Hiertoe bevat het onderzoekrapport twee zogeheten toolkits, één voor de gemeenten en één voor de culturele instellingen. Hierin zijn ter inspiratie bijna zestig instrumenten opgenomen om instellingen en gemeenten op weg te helpen niet alleen bewust te worden, maar ook echt iets te doen. Om deze toolkits kracht bij te zetten, zijn in het rapport zeven interviews opgenomen die Schrijen voerde met instellingen en gemeenten wiens praktijk als best-practice gezien kan worden.
De praktijk achter beleid
Maar hoe verhouden de overheden en instelling zich tot elkaar? In de volgende bijdrage stelt de voorzitter van de Raad voor Cultuur Marijke van Hees dat duurzaamheid een onderdeel is van het nadenken over Fair Practice, maar dat het meer aandacht mag hebben. In een driedelig betoog staat zij stil bij mogelijkheden om de eigen ecologische voetafdruk te verkleinen, de rol die cultuur speelt in bewustwording rondom deze voetafdruk en bij de wijze waarop creatieven bijdragen aan de complexe transitie richting een meer duurzame samenleving. Over het eerste punt maakt ze duidelijk dat het aan overheden is om afspraken te maken rondom verduurzaming, maar uiteindelijk moeten we het zelf doen, als culturele instellingen maar ook persoonlijk. Bij de Raad voor Cultuur werd in de plannen van de Jan van Eyck Academie voor de volgende BIS-periode, waarin duurzaamheid een zeer prominente rol krijgt, de waarde gezien voor het stimuleren van bewustzijn over het onderwerp. Wel geeft Van Hees aan dat er twijfel bestond over de volle inzet op duurzaamheid en of dit niet een beetje te mechanisch werd. De Raad was echter erg benieuwd hoe de academie de belangrijke artistieke taak van het reflecteren op de samenleving combineert met het agenderen van duurzaamheid, is de aanvraag wel gehonoreerd. Uiteindelijk gaat Van Hees in op de vraag hoe creatieve oplossingen te faciliteren en te realiseren zijn. Co-creatie is hierin volgens haar van groot belang. De overheid kan deze oplossingen stimuleren als opdrachtgever, waarbij creatieven vroeg in het proces betrokken moeten worden. Oplossingen moeten namelijk niet bij beleid blijven, maar snel praktisch worden. Bij de lockdown rondom corona lukte dit ook, dus waarom niet met maatregelen voor verduurzaming? De kwetsbaarheid van de samenleving voor duurzaamheid is net zo groot als deze voor een pandemie is, het gaat alleen wat minder snel.
Met deze vraag ging de groep van zo’n 150 deelnemers uiteen in drie break-out sessies.
Sessie 1: Overheden
Hoe kunnen overheden de verduurzaming van culturele instellingen faciliteren en aanjagen? Dat was de centrale vraag in de break-outsessie over overheden en duurzaamheidsbeleid. Aan het woord waren Sietske Poepjes, gedeputeerde provincie Friesland, Marijke van Hees, voorzitter Raad voor Cultuur en Bjorn Schrijen, onderzoeker bij de Boekmanstichting. Poepjes geeft aan dat cultuur en energietransitie elkaar niet altijd natuurlijkerwijs raken. In 2018 werd Leeuwarden-Fryslân tot Culturele Hoofdstad van Europa benoemd, en dit was aanleiding om goed na te denken over de Friese identiteit en omgang met natuur. Hoe ga je om met Friese landschappen? En welke rol speelt cultuur hierbij als je beter voor elkaar en de aarde wilt zorgen? Wil je écht verduurzamen, dan moet je de ontwikkelingen en veranderingen continueren. Poepjes vertelt dat je als bestuurder zorgt dat bepaalde doelen, zoals bewustwording, worden gehaald. De manier waarop dit gebeurt ligt bij de instellingen, creatieven en gemeenschap. Cultuurmakers moeten in hun kracht staan zodat zij de verbinding kunnen zoeken tussen pure cultuur- en landschapsvraagstukken. En dat mag best schuren. Hoewel je wel goed moet weten wat je gemeenschap wil: niet overal is immers een zonnepark gewenst. Maar hoe kun je nu de culturele sector stimuleren als gemeente? Volgens Schrijen is het raadzaam te beginnen met een nulmeting (te vinden in de toolkit voor gemeenten). Hoe staat de sector ervoor en in welke fase van verduurzaming bevinden culturele organisaties zich? Met dit als startpunt kun je ondersteuning bieden op drie manieren: 1. Geld, denk aan subsidieregelingen, leningen of het aanbieden van faciliteiten. 2. Kennis, organiseer bijvoorbeeld kennissessies met zowel externen als culturele organisaties. 3. Tijd, wijs bijvoorbeeld een projectleider aan die culturele organisaties kan ondersteunen. Dit wil niet zeggen dat gemeenten niet ook naar zichzelf kunnen kijken en naar het eigen, gemeentelijke vastgoed, deelt Van Hees. Bij veel gemeenten is er een broedplaatsenbeleid, maar dit zijn vaak niet de meest duurzame gebouwen. Je kunt je als gemeente afvragen of je daarvoor blijft gaan of aanpassingen maakt die wellicht tot een huurverhoging leiden, maar deze hoef je niet aan de kunstenaars door te berekenen. Versterken van je vastgoed kan ook een maatschappelijke waarde zijn, die je niet altijd terugziet in de boeken. Dat is een politieke keuze. Maar denk ook aan aanbestedingen: kies je als gemeente voor de laagste prijs of een duurzame, duurdere oplossing? Zoek je een standaardleverancier of maak je er een integraler beleid van en laat je creatieven meedenken? Door corona is iedereen op dit moment bezig om de sector opnieuw uit te vinden, dit biedt een unieke kans om dat op een duurzame manier te doen.
Sessie 2: Instellingen
In de break-out sessie over instellingen wordt gezocht naar een antwoord hoe gebouw en bedrijfsvoering integraal te verduurzamen zijn. Dit wordt gedaan in een gesprek met Annemarie van Doorn van de Dutch Green Building Council (DGBC) en Frits de Vogel, zakelijk directeur van het Kröller-Müller Museum (KMM). Van Doorn probeert met het BREEAM-instrument organisaties mee te krijgen in de transitie naar een meer duurzame bedrijfsvoering. De Vogel ligt toe hoe het KMM al grote stappen in deze transitie zet. Het is dan ook niet voor niets dat het museum momenteel het hoogst gecertificeerde museum ter wereld is op het gebied van duurzaamheid. Zo vangen ze de veertigduizend kuub water die op de gebouwen van het museum valt, op in zinkputten die het water op een natuurlijke wijze filteren zodat het kan doorstromen naar het grondwater. Met behulp van dit grondwater hebben ze voor de dertienduizend kuub water die ze verbruiken over een tijdje nog maar tweeduizend kuub drinkwater nodig. De eerste stappen om hiermee aan de slag te gaan, kwam van een aantal personen met beslissingsbevoegdheid. Omdat het in eerste instantie financieel niet mogelijk was om het gebouw te verduurzamen, werd vooral de bedrijfsvoering aangepakt. Hierbij bleek de BREEAM-richtlijn zeer behulpzaam. Van Doorn geeft ook aan dat het er voor haar vooral om gaat dat organisaties verduurzamen, en pas in de tweede plaats of ze dan ook voor een certificering gaan. Volgens De Vogel heeft een certificering wel een meerwaarde, bijvoorbeeld om bewuste bezoekers beter aan het museum te binden. Ook kijken ze in het KMM hoe vanuit de kunstwerken in de collectie gecommuniceerd kan worden over duurzaamheid. Hierbij geef je genuanceerd iets mee aan de bezoeker, zonder dat er te dik bovenop ligt.
Sessie 3: Makers
In de derde sessie komen Maze de Boer en Lowie Smink aan het woord. De Boer is beeldend kunsten en scenograaf die regelmatig samenwerkt met Eric de Vroedt voor voorstellingen van het National Theater, Smink is hoofd productie en planning bij ditzelfde gezelschap. Zij bespreken de voorstelling The Children, waaraan zij beiden meewerkten, welke de klimaatproblematiek als onderwerp heeft. In de gesprekken binnen het artistieke team werd algauw duidelijk dat de hele productie van deze voorstelling ook in het teken van een meer duurzame omgang met de aarde moest staan. Daarbij was het zoeken naar de gouden middenweg tussen artistieke wensen en hoe deze te realiseren waren. Naast het hergebruik van rekwisieten uit eerdere voorstellingen, werd voor het theaterbeeld bijvoorbeeld ook gezocht naar een manier om regen weer te geven zonder daarbij liters water te verspillen. De oplossing werd gevonden in het uitstorten van rijstkorrels boven het podium, die vervolgens konden worden opgeveegd om de volgende avond hergebruikt te worden. Behalve duurzaam bleek deze oplossing ook nog eens visueel veel sterker te werken doordat de rijstkorrels veel beter zichtbaar waren voor het publiek en het licht beter reflecteerden. De Boer geeft daarbij wel aan dat duidelijk is afgesproken dat bij keuzes tussen twee opties, de duurzame optie gekozen zou worden. Zo’n afspraak is alleen met elkaar te maken als je uitspreekt dat dit keuzeproces niet altijd prettig zal zijn.
Smink maakt duidelijk dat duurzame keuzes ook in toenemende mate achter de bühne werden gemaakt omdat het besef groeide dat je deze keuzes niet voor één voorstelling kan maken, maar dit moet continueren. Dat is soms moeilijker in de artistieke keuzes, maar in het productieproces is een hoop mogelijk. Zo werd tijdens de maaltijden met het personeel, waarbij tijdens drukke momenten twintig tot soms wel vijftig personen aanschuiven, in principe alleen nog maar vegetarisch gegeten. Maar ook werd gekeken hoe het aantal reisbeweging kon worden beperkt door de voorstellingen zoveel mogelijk geografisch te clusteren. Op de vraag of een dwingend kader mogelijk zou zijn voor een duurzame werkwijze geeft De Boer als antwoord dat hij als kunstenaar en ontwerper sowieso al met grenzen speelt. Ook vanuit maatschappelijke kaders is in de loop der tijd al veel veranderd. Zo pikt het publiek het inmiddels niet meer als er op het podium gerookt wordt.
Urgentie voelen en actie ondernemen
Een poëtische afsluiting op de middag werd gegeven door Laura van Dolron. Volgens Van Dolron is het wat verduurzaming betreft vooral ook de vraag of wat je doet goed is voor de toekomst van je kinderen. Dàt en dingen weg doen, veel dingen weg doen. Door corona hebben we allemaal gemerkt dat we met veel minder kunnen. Ze voorspelt dan ook dat coronaheimwee een goede kans maakt om woord van het jaar te worden; het verlangen naar dat gevoel dat er iets groters was dan wij. Maar in tegenstelling tot corona, is klimaatverandering wel schadelijk voor onze kinderen. Het is dan ook nodig dat we in de spiegel kijken en zien dat we genoeg hebben. We zouden op zoek moeten naar de rust en ruimte van het begin van de coronacrisis om de urgentie te voelen. En als we dan bewust zijn geworden van de noodzaak om te verduurzamen, ook als culturele sector, moeten we vooral niet denken dat we daarmee al iets gedaan hebben. Dat er in de sector al actie wordt ondernomen en een toename hiervan in de lijn der verwachtingen ligt, werd tijdens de middag meer dan duidelijk. Maar duidelijk werd ook dat het van belang is om de goede bedoeling goed te blijven volgen om te zien of het de culturele sector lukt mee te bouwen aan het benodigde lange-termijn-gen.
Bron beeld
Stadsschouwburg & Philharmonie Haarlem