Kleurrijke verhalen op het witte doek - De Nederlandse Filmacademie wil een inclusieve opleiding zijn. Maar hoe bereik je dit? Tijdens de laatste presentaties in de reeks rondom inclusiviteit is het woord aan Bart Römer (Nederlandse Filmacademie) en Margo van der Valk (Nederlands Filmfonds) en blijkt dat het adagium ‘geen woorden maar daden’ in de Nederlandse filmsector sterk wordt nageleefd.
Bart Römer maakt duidelijk dat het streven naar een inclusieve opleiding voor de Nederlandse Filmacademie vooral betekent dat er gewerkt moet worden aan culturele diversiteit. Bij staf en studenten is de verhouding tussen mannen en vrouwen gelijkwaardig en voor studenten met uiteenlopende beperkingen zijn al veel voorzieningen getroffen. Römer geeft echter aan dat het beeld bestaat dat de Filmacademie een wit instituut is, wat sterk overeen komt met de werkelijkheid. Dit is dan ook de inzet van het diversiteitsbeleid dat Römer heeft doorgevoerd en dat hij ziet als belangrijke taak binnen zijn functie als directeur.
Alle verhalen moeten verteld
Het beleid dat van de Filmacademie een inclusieve opleiding moet maken, komt voort uit een ideaal: de opleiding leidt op tot verhalenvertellers en daarbij moeten alle verhalen worden verteld. In de filmindustrie is dit op dit moment nog niet het geval en dat heeft niet alleen gevolgen voor de continuïteit van de academie als instituut, maar ook voor de samenleving als geheel. Verhalen zorgen volgens Römer namelijk voor samenhang en solidariteit in een samenleving. De groep niet-westerse migranten in Nederland is zo groot, dat het vrijwel onmogelijk is dat daarin niet alle talenten aanwezig zijn die bij overige Nederlanders voorkomen. Dat juist de verhalen van deze groep te weinig verteld worden, vergroot de noodzaak om ervoor te zorgen dat zij de weg weten te vinden naar onder meer de Filmacademie. Dat dit nodig is, blijkt uit het feit dat nu slechts zo’n 13% van studenten en staf op de academie een niet-westerse culturele achtergrond heeft.
Hiertoe is beleid gevormd dat direct onder de verantwoordelijkheid van de directeur valt. Hierbij is ook gekeken of er binnen de organisatie voldoende commitment was om hierin echt een verschil te gaan maken. Dat bleek er te zijn en er is vervolgens aan het externe onderzoeksbureau Woodpack gevraagd om in kaart te brengen wat de stand van zaken was met betrekking tot diversiteit op de Filmacademie. Vanuit deze situatieschets zijn concrete doelstellingen geformuleerd waarop het beleid zich richt sinds het effectief werd in 2017 en waarop het ook kan worden afgerekend als de beleidsperiode afloopt aan het eind van 2021.
Een van de doelstellingen is het herzien van het curriculum om daarin ook de niet-westerse canon aan bod te laten komen. Ook wordt de groep gastdocenten uitgebreid om daarin een breder scala aan culturele achtergronden vertegenwoordigd te hebben. Daarnaast wordt gewerkt aan bewustwording van de zogeheten unconscious bias, ons onbewuste vooroordeel. Hierbij geldt volgens Römer dat het niet bij praten moet blijven: ‘Dat moet je voelen, dan pas wordt je je er echt bewust van.’
Niet alleen op lange termijn
Omdat diversiteitsbeleid te lang bij praten is gebleven, wil Römer koste wat kost ook op korte termijn daadwerkelijk dingen doen. Er worden dan ook meerdere projecten uitgerold in onder andere Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. Een van de projecten is een samenwerking met het Film Lab van Studio West in Theater de Meervaart. Het bleek dat er onder de jongeren die aan het Film Lab meededen, meerdere waren die niet wisten dat er in Nederland een filmacademie bestond, laat staan dat deze in hun eigen stad stond. En dat terwijl deze jongeren nu juist duidelijk ook een voorliefde voor het maken van films hadden. De Filmacademie betaalt nu alumni om aan dit programma mee te werken en biedt de mogelijkheid om de resultaten te screenen in de academie, waardoor cursisten en hun familie en vrienden deze plek ook leren kennen.
Bij creatieve projecten in het voortgezet onderwijs en MBO cultureel diverse leerlingen betrokken, maar als wordt gekozen voor een vervolgopleiding kiezen leerlingen met een migratieachtergrond aanzienlijk minder voor een creatieve opleiding. Dit is dan ook iets waarbij met projecten op de korte termijn kan worden bijgedragen aan een oplossing op de lange termijn. Uiteindelijk is het streven om het diversiteitsbeleid weer te kunnen afschaffen, door te zorgen dat een diverse staf en studentengroep de standaard is en geen extra aandacht meer behoeft. Daarbij is een vuistregel dat een verhouding van 25 procent studenten met een cultureel diverse achtergrond tegenover 75 procent zonder zo’n diverse achtergrond deze eigenschappen als normaal worden ervaren.
Stimuleren bewustwording in de sector
Margo van der Valk gaat vervolgens in op de activiteiten die het Nederlands Filmfonds onderneemt op het gebied van diversiteit. Doreen Boonekamp gaf hier als directeur van het fonds een nieuwe impuls aan vanuit het idee dat het fonds niet eigenhandig een diverser aanbod kan realiseren, omdat het een schakel is in de gehele financiering. Wel kan het diversiteit stimuleren. In de beleidsperiode 2017-2020 wordt dan ook ingezet op diversiteit, waarbij dit expliciet breder wordt gezien dan culturele diversiteit.
Hoewel de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke regisseurs, scenarioschrijvers en producenten in de Nederlandse filmsector boven gemiddeld gelijkwaardig is, valt er op veel vlakken nog een hoop te winnen. Een van de dingen die het Filmfonds doet om dit te bewerkstelligen, is het vergroten van het bewustzijn door dit aspect ook op te nemen in het aanvraagtraject van subsidies. Hierbij wordt dus ook verantwoordelijkheid neergelegd bij aanvragers die moeten aangeven hoe ze in hun project zorgen dat ze een afspiegeling zijn van de maatschappij. Daarbij geldt wel het ‘pas toe of leg uit’ principe: het plot van een film kan er bijvoorbeeld toe leiden dat het moeilijk is om (op een geloofwaardige manier) een diverse cast te gebruiken.
Overige concrete acties zijn bijvoorbeeld dat het mogelijk is om audioscriptie en ondertiteling te laten bekostigen door het Filmfonds, ook voor cultureel diverse films. Bij vacatures wordt bewust gekeken naar diversiteit en de filmconsulenten (die projecten beoordelen) krijgen unconscious bias-trainingen. Voor deze trainingen bestond in eerste instantie wel wat weerstand vanuit de angst beoordeeld te worden op je vooroordelen, maar uiteindelijk leert de training juist dat iedereen vooroordelen heeft. In deze trajecten blijft het een grote uitdaging om cijfers bij te houden over een ‘andere’ achtergrond omdat dit vanuit privacy-overwegingen niet wenselijk of zelfs toegestaan is om uit te vragen.
Discussie
Voordat de overige aanwezigen de mogelijkheid krijgen om met de sprekers in gesprek te gaan, legt Marielle Hendriks (directeur Boekmanstichting) het probleem op tafel van de afnemende sociale mobiliteit in Nederland en de groeiende kloof tussen arm en rijk. Dit zal invloed hebben op de keuze voor een opleiding. De vraag is of dit investeringen kost, bijvoorbeeld binnen de Filmacademie? Hierop antwoordt Bart Römer dat er binnen de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten budget is vanuit de zogenoemde kwaliteitsimpulsgelden. Binnen de Filmacademie worden deze ingezet voor inclusiviteit. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de alumni die meewerken aan het Film Lab van Studio West worden betaald. Römer geeft aan dat er volgens hem in het emancipatieproces van diversiteit nu wel een kanteling heeft plaatsgevonden waardoor we niet meer terug kunnen. Een voorbeeld daarvan is de Zwarte Pietendiscussie: hoewel voor- en tegenstanders wellicht harder tegenover elkaar zijn komen te staan is er niemand meer die de figuur van Zwarte Piet zonder bijbehorende problematiek kan zien. Het denken is daarmee echt naar een ander niveau getild.
Een andere vraag is in hoeverre de onderwerpen die vandaag zijn besproken ook spelen buiten de Randstad. Hoe zit het met de regio?
Margo van der Valk licht toe dat de filmsector niet in instituties werkt, maar in projecten, en dat er dus op een andere manier gekeken moet worden hoe zeker ook de verhalen uit de regio verteld kunnen worden. Het Filmfonds kijkt daarom voor de gesprekken over de culturele infrastructuur in de periode 2021-2024 – waarbij de Raad voor Cultuur oppert om de mogelijkheden van een Regionale Infrastructuur te verkennen – naar regionale broedplaatsen die als springplank zouden kunnen dienen voor regionaal talent. Nieuw talent kan worden binnengehaald door aansluiting te zoeken bij het voortgezet onderwijs in Nederland. Leerlingen van een jaar of 15 moeten zich bewust zijn van de mogelijkheden van een opleiding en carrière in de filmsector.
Aan het eind van de middag volgt een vraag die raakt aan een belangrijke kern in de discussie. Er wordt namelijk gevraagd hoe de consulenten bij het Filmfonds eigenlijk beoordelen op diversiteit. Wat is de maatstaf die daarbij wordt gebruikt? Hierop geeft Van der Valk aan dat onder meer gekeken wordt naar de cast en crew, waarbij ook in overleg met de aanvrager goed wordt gekeken waar mogelijkheden liggen voor een grotere diversiteit. Maar al met al blijft het toch mensenwerk waarbij geen dwingende maatstaf wordt gebruikt. Römer voegt hier aan toe dat met een meer diverse studentenpopulatie op de Filmacademie de output – en dus ook projecten die bij het Filmfonds terecht komen – anders zal worden.
Uiteindelijk spreekt uit de middag een aanstekelijk enthousiasme dat oproept om zoveel mogelijk te doen, ook in samenwerking, om ervoor te zorgen dat het uiteindelijk de norm is dat inderdaad alle verhalen die in de samenleving leven, worden verteld. Om te beginnen op het – dan nog alleen letterlijk – witte doek.
Verslag van:
Auteur: Rogier Brom