A very short introduction, … in 30 seconden, … voor Dummies: wie een boekhandel binnenloopt, vindt daar waarschijnlijk een aanzienlijk aanbod van boeken die beloven een vaak complex onderwerp terug te brengen tot een overzichtelijk en snel te behappen geheel. Op dinsdag 16 oktober sprak Erik Akkermans voor een volle zaal een lezing uit die moeiteloos de opmaat zou kunnen vormen voor een nieuw deel in één van deze reeksen: een zeer korte geschiedenis van werk, markt en inkomen in de culturele en creatieve sector, in slechts 30 minuten.
De culturele arbeidsmarkt: een treurig beeld?
Drüben hinter’m Dorfe
Steht ein Leiermann,
Und mit starren Fingern
Dreht er was er kann.
Barfuß auf dem Eise
Wankt er hin und her;
Und sein kleiner Teller
Bleibt ihm immer leer.
Het is een wat treurig beeld waarmee Erik Akkermans – zelfstandig consulent en al sinds 1977 werkzaam in de kunst- en cultuursector – zijn verhaal, en daarmee ook een nieuwe lezingenreeks over de culturele arbeidsmarkt, begon. De eenzame hoofdpersoon uit Franz Schuberts lied Der Leiermann staat in de kou, letterlijk aan de rand van de samenleving, zijn draailiermuziek te spelen voor helemaal niemand – zijn schoteltje blijft leeg. Een veelzeggend beeld ook: het thema culturele arbeidsmarkt roept bij velen toch al snel dergelijke associaties met precariteit en onzekerheid op. Gelukkig nam Akkermans er in zijn verhaal ook snel weer afstand van. Hij wilde de culturele arbeidsmarkt juist níet afschilderen als droef en treurig, maar in plaats daarvan laten zien welke initiatieven er in het verleden ondernomen zijn om de handen van Der Leiermann te verwarmen en zijn portemonnee te vullen.
Daartoe schetste hij allereerst de portretjes van verschillende hoofrolspelers in de geschiedenis van de culturele arbeidsmarkt. Van Jan Wiegers en het solidaire kunstenaarscollectief De Ploeg, waarvan de leden gezamenlijk optrokken en goed voor elkaar zorgden. Van Frieda Belinfante, die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief was in het kunstenaarsverzet. Van Jan van Gilse, die zich inzette voor de bescherming van auteursrechten en daartoe mede-initiatiefnemer werd van Buma. Stuk voor stuk personen die zich hard maakten voor solidariteit, samenwerking, werk en inkomen binnen de cultuursector.
Naast verschillende personen passeerden talloze kunstenaarsorganisaties, overheidsregelingen en andere initiatieven de revue. Zoals het Voorzieningsfonds voor Kunstenaars dat halverwege de jaren ’30 van start ging: een solidaire samenwerking tussen de ministeries van cultuur en van Sociale Zaken, de Vereniging van Nederlandse Gemeentes, kunstenaarsorganisaties, het Prins Bernhard Cultuurfonds en het Comité voor de Zomerpostzegels. Later maakte deze organisatie een doorstart naar wat Kunstenaars & Co, en nog later Cultuur+Ondernemen zou worden. Een ander mooi voorbeeld was de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR), die kunstenaars een inkomen bood in ruil voor kunst. Dit leverde het Rijk en gemeentes een kunstcollectie op die groter was dan wat ze daadwerkelijk zelf konden beheren, een situatie waarvan centra voor kunstuitleen – waarbij mensen tegen een laag tarief een kunstwerk in huis konden halen – profiteerden. Recente voorbeelden van initiatieven om de culturele arbeidsmarkt te versterken zijn de Verkenning arbeidsmarkt culturele sector, de daaruit voortkomende analyse Passie gewaardeerd en de Arbeidsmarktagenda voor de culturele en creatieve sector.
Akkermans doorspekte zijn verhaal met acht zogenaamde stepping stones: lessen die het verleden biedt die als ankers kunnen dienen voor de toekomst. Elk van deze belangrijke punten onderstreepte hij met het geluid van een belletje. Stepping stone: we moeten blijven nadenken over de verhouding tussen vraag en aanbod op de kunstmarkt, omdat er door de passie van kunstenaars nu vaak meer aanbod dan vraag is. Meer werk in opdracht zou dit evenwicht kunnen herstellen. Tringeling. Een brede blik op de culturele arbeidsmarkt is belangrijk: je kunt het niet hebben over de randvoorwaarden zonder het ook over inhoud en artistieke kwaliteit te hebben. Tringeling. Regelingen en wetten blijven vaak maar een korte tijd bestaan, terwijl deze juist langere tijd nodig hebben om zich te bewijzen. Tringeling. Op deze manier bood Akkermans in een goed half uur niet alleen een overzicht van de geschiedenis van de culturele arbeidsmarkt, maar ook een analyse van de eisen waar toekomstige initiatieven aan zouden moeten voldoen.
Precair werk in de culturele sector
Keiner mag ihn hören,
Keiner sieht ihn an;
Und die Hunde knurren
Um den alten Mann.
Und er läßt es gehen
Alles, wie es will,
Dreht, und seine Leier
Steht ihm nimmer still.
Het vervolg van het lied Der Leiermann beschrijft hoe iedereen om de muzikant heen beweegt, zonder dat er iemand naar hem luistert of iemand naar hem kijkt. Het is – helaas – ook een treffende metafoor voor een cultureel arbeider die in het tweede deel van de middag centraal stond: de museumsuppoost. Na de lezing van Erik Akkermans vertelde filmmaakster Lisette Olsthoorn namelijk over de film Fantasies on how to strike, waarin ze samen met Julia Jansen precaire arbeidssituaties onder museumsuppoosten aan de kaak stelt. Dit is volgens Olsthoorn een heel kwetsbare groep werkenden: doordat museumsuppoosten vaak lange tijd (stil) moeten staan, verrichten ze zwaar fysiek werk, het gaat vaak om mensen (waaronder kunstenaars) die zonder een bijbaan als suppoost niet rond kunnen komen, en doordat er vooral nulurencontracten en tijdelijke contracten verstrekt worden, voelen suppoosten continu de druk zich te bewijzen en aanwezig te zijn – ook bij ziekte.
In de film, die nu in de voorbereidingsfase zit, voeren acteurs gesprekken die zijn gebaseerd op observerend onderzoek, eigen ervaringen van de makers en op interviews met ervaringsdeskundigen. Het is volgens Olsthoorn belangrijk dat op deze manier mensen gewezen worden op de precaire omstandigheden die in de dialogen centraal staan. Niet alleen omdat mensen in een flexibele arbeidsrelatie daar zelf niet altijd even gemakkelijk over spreken, maar vooral ook omdat zij in mensen die wél een vast contract hebben, niet altijd een luisterend oor vinden.
Richting een sterkere culturele arbeidsmarkt
Na de bijdrage van Olsthoorn ontspon zich een constructieve discussie, waarin verschillende maatregelen en ideeën werden geopperd ter versterking van de culturele arbeidsmarkt, en het verminderen van precariteit daarbinnen. Enkele daarvan betroffen nog heel theoretische oplossingen, zoals het invoeren van een basisinkomen (‘Maar dan wel voor iedereen!’), of het terugbrengen van de goede elementen uit de Wet werk en inkomsten kunstenaars (WWIK). Maar er werden ook heel praktische initiatieven besproken, zoals een platform dat kunst in opdracht stimuleert. Andere discussiepunten betroffen bijvoorbeeld de manier waarop het debat over de culturele arbeidsmarkt gevoerd wordt. Zo werd er opgeroepen om een beter onderscheid te maken tussen echte zelfstandigen en ‘schijnzelfstandigen’, en werd er ook gesteld dat we ons niet uitsluitend op de culturele sector zouden moeten richten. Het probleem van flexibele en precaire arbeid is immers veel wijdverbreider, dus het zou misschien nuttiger zijn als we oplossingen voor de gehele arbeidsmarkt zouden bedenken.
Een felle discussie werd gevoerd over de manier waarop musea moeten omgaan met flexibele personeelsinzet. Eén van de aanwezigen vertelde dat ze in haar museum beseft hadden hoe zwaar het werk van suppoosten was, en dat suppoosten daarom maar maximaal twee dagen per week mochten werken. Volgens haar was dat ideaal voor de studenten en de kunstenaars die dit werk vaak deden. Olsthoorn reageerde hier echter op door te stellen dat dit een typisch werkgeversperspectief was, en dat werknemers op zo’n situatie niet konden bouwen. Zij pleitte dan ook eerder voor een inhoudelijke taakverbreding, zodat museummedewerkers wel een volle werkweek kunnen werken zonder alleen maar het werk van een suppoost te hoeven doen. Vanuit de zaal stuitte dit idee echter ook op een praktisch bezwaar: lang niet iedereen kan immers zomaar elke taak in een museum vervullen.
De vele bijdragen aan het debat hadden één ding gemeen: uit alles sprak dat de moeilijke problemen van de complexe culturele arbeidsmarkt niet alleen zijn op te lossen. Samenwerken is dan ook het devies, om gezamenlijk op te trekken en te werken aan een sterkere culturele, en misschien zelfs algehele, arbeidsmarkt. Of, zoals het slot van Der Leiermann het mooi verwoordt:
Wunderlicher Alter,
Soll ich mit dir gehn?
Willst zu meinen Liedern
Deine Leier drehn?
De gehele lezing is terug luisteren op:
Meer weten over de culturele arbeidsmarkt?
Boekman 117 verschijnt in december, en zal geheel in het teken staan van de culturele arbeidsmarkt. De verhalen van Erik Akkermans en Lisette Olsthoorn zijn hierin ook in artikelvorm terug te lezen. Een uitgebreider verslag over de film van Lisette Olsthoorn en een thema-avond die Pakhuis de Zwijger hier omheen organiseerde, verscheen eerder op onze website.
De lezingenreeks over de culturele arbeidsmarkt wordt vervolgt.