Een feestelijke middag is het in de Singelkerk in Amsterdam. Voor het eerst staat een editie van Boekman volledig in het teken van het werk van één man: Paul Schnabel, voor de gelegenheid getooid in een oranje stropdas. De gerenommeerde socioloog neemt per 1 mei afscheid als directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau. In Boekman #94, i-Cultuur. Schnabels inspirerende inzichten, wordt de visie die hij in de afgelopen twintig jaar ontwikkelde over de culturele sector samengevat en geanalyseerd.
Na een korte introductie van hoofd projecten van de Boekmanstichting, Marielle Hendriks, en een optreden van strijkkwintent De Firma Continuo vertelt directeur Cas Smithuijsen over de totstandkoming van dit unieke nummer. Hiervoor werden vijf artikelen geselecteerd die een beeld geven van Schnabels culturele visie, die zijn afgezet tegen de vijf i's die hij in 2000 op verzoek van toenmalig premier Wim Kok opstelde. Kok vroeg hoe de toekomst van Nederland er uit zou zien. ‘Het zal je maar gevraagd worden’, zegt Smithuijsen. Schnabel signaleerde met het SCP vijf processen: informalisering, individualisering, internationalisering, intensivering en informatisering. In het Boekmannummer koppelen Ger Groot, Cas Smithuijsen, José van Dijck, Bart Verschaffel en Ton Bevers ieder een van deze maatschappelijke processen aan de culturele sector. René Boomkens sluit het nummer af met een slotbeschouwing. Daarnaast is er in de columns in het nummer ook aandacht voor de diverse bestuursfuncties die Schnabel bekleedt.
Voor de presentatie is aan chef wetenschap van het NRC Ellen de Bruin gevraagd om de artikelen over de vijf i's te duiden. De Bruin weet op een luchtige manier samen te vatten dat de ontwikkelingen immer actueel zijn. Zo wordt de verdere individualisering van consumptie gekoppeld aan de aankoop van een thuisbioscoop, is het feit dat Paul Schnabel graag naar The Voice kijkt een indicator van het vervagen van culturele scheidingen tussen klassen en zorgt de informatisering ervoor dat we ons sociale en culturele leven plannen op een smartphone. De processen die Schnabel ruim tien jaar geleden signaleerde, blijken niet aan zeggingskracht te hebben ingeboet.
Om duidelijk te maken dat Schnabel niet louter theoreticus maar ook practicus is, vertelt Marita Mathijsen (emeritus hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde aan de UvA) over haar ervaringen met Schnabel als voorzitter van de jury van literaire prijs de Gouden Ganzeveer. Mathijsen stelde vijf o's op om het leiderschap van Schnabel te omschrijven: origineel, omzichtig, overrompelend, onorthodox en onweerstaanbaar. In een jury bestaande uit ‘captains of industry’, literaire deskundigen en liefhebbers, die allen hun eigen favoriet hebben, weet Schnabel het telkens omzichtig en met onweerstaanbaar charisma voor elkaar te krijgen om een winnaar aan te wijzen waar iedereen tevreden mee kan zijn. ‘Paul is de onorthodoxe dirigent die het geheel tot een overdonderende samenhang weet te brengen.’
Mathijsen mag de eerste Boekman #94 uitreiken aan Paul Schnabel. Nadat hij een uur lang door iedereen in het zonnetje is gezet, is het tijd voor de hoofdrolspeler om het woord te nemen. Heel even lijkt hij overdonderd, maar hij heeft zijn aanwezige collega's van het SCP nog niet bedankt of hij steekt van wal met een analyse van het huidige kunstbeleid en de sociaal-culturele processen die hij zo vaak heeft onderzocht. ’Dat cultuur verheffend moet zijn is eigenlijk onmogelijk, toch blijft het doorklinken in beleid.’ Maar dat Schnabel meer optimist dan pessimist is wordt al snel duidelijk als hij ook de positieve kanten van bijvoorbeeld de informatisering aanstipt. De digitalisering van cultuur kan de beleving persoonlijker maken en verdiepen, daarnaast biedt het ongekende mogelijkheden voor onderzoek. Schnabel analyseert, filosofeert en haalt het ene na het andere praktijkvoorbeeld aan om zijn theorieën te onderbouwen. Na een geïmproviseerd college van twintig minuten pauzeert hij even: ’Dat was al genoeg stof voor een nieuw artikel.’
Duidelijk is dat Schnabel dan misschien terugtreedt als directeur van het SCP, klaar met werken is hij allerminst. In onder meer zijn functies bij de Universiteit van Utrecht, Het Concertgebouworkest, Museum Bredius en de Gouden Ganzeveer blijft hij zich inzetten voor de kunsten. ‘Feit is dat kunst iets is wat niet hoeft, maar je mist het als het er niet is. Het is essentieel voor een mens om geïnspireerd te worden door wat mensen maken.’
Na afloop van de presentatie geeft Schnabel nog een waarschuwing aangaande de bezuinigingen in het huidige cultuurbeleid: ’Kunst wordt een vrijetijdsactiviteit en dat gaat ten koste van de kwaliteit.’ Hoewel iedereen het er over eens lijkt dat het niet kon blijven zoals het was, waakt hij voor overhaaste beslissingen. Deze adviezen zal Schnabel blijven geven, alleen niet meer via het SCP. Daar lijkt hij zelf geen moeite mee te hebben: ’Ik blijf me inzetten, alleen het planbureau houdt voor mij op. Maar de nieuwe directeur (Prof. dr. Kim Putters, RW) is al bekend gemaakt dus dat komt ook wel goed.’