Infrastructuur of mensen? Keuzes maken in regionaal cultuurbeleid. Hoe creëren het Rijk, gemeenten en provincies gezamenlijk goede randvoorwaarden voor de culturele sector? In de verkenning voor een toekomstbestendig cultuurbestel, wijst de Raad voor Cultuur op de sleutelrol die stedelijke regio’s hierin kunnen vervullen.
In het volgende nummer van Boekman (maart 2018) zal de regionalisering in het cultuurbeleid worden belicht met een focus op de rol van stedelijke regio’s hierbij. Ter voorbereiding op dit nummer, organiseert de Boekmanstichting een korte lezingenreeks over cultuur in (klein)stedelijke regio’s.
Hans van Maanen en Pieter Bots (Raad voor Cultuur) gaven op 30 januari de aftrap voor deze reeks. Hier kunt u het verslag lezen.
Op 20 februari boog Willem Wijgers zich over de vraag of de inspanningen met betrekking tot een meer regionaal cultuurbeleid ook de bewoners van de regio ten goede komen.
Willem Wijgers is eigenaar van EMC Cultuuronderzoeken en adviseur in de Nederlandse en Duitse culturele sector. Ook werkte hij mee aan de totstandkoming van de beleidsverkenning Pas de deux? Het ruimtelijk samenspel van cultuur en economie in Nederland die in september 2017 werd gepubliceerd en gebruikt is bij het schrijven van Cultuur voor stad, land en regio van de Raad van Cultuur.
Van landelijk naar regionaal
Wijgers ziet de noodzaak van de verschuiving van het centraal landelijk cultuurbeleid naar (meer) regionaal cultuurbeleid, maar vindt ook dat de Raad voor Cultuur zich opstelt als de goden van Olympus. Vanuit grote hoogte kijkt men naar publiek en regio’s. De manier van formuleren en het denken over cultuurbeleid is van oudsher aanbodgericht. Volgens Wijgers dient de Raad meer rekening te houden met de dynamiek van de regio’s.
Als cultuuronderzoeker ziet hij dat culturele organisaties zich steeds bewuster worden dat er ook buiten hun gebouwen cultuuruitingen zijn waar zij nog niet bij betrokken zijn. In de regio is cultuur niet alleen prestatiegericht, maar komen er ook andere waarden bij kijken, zoals bijvoorbeeld verbinding. In Pas de deux? Het ruimtelijk samenspel van cultuur en economie in Nederland: een beleidsverkenning is een van de conclusies dat versterking van het culturele klimaat in de regio een bredere inbedding nodig heeft, met relaties naar onderwijsinstellingen en (clusters van) creatieve bedrijven, met aantrekkelijke stedenbouwkundige structuren en bijvoorbeeld plekken voor jonge makers om te oefenen en om zichzelf te presenteren.
Verzorgingsgebieden
De schets van de stedelijke regio’s van de Raad voor Cultuur toont enkele grotere regio’s die elkaar, qua aanbod, moeten overlappen op cultureel gebied, de zogenaamde verzorgingsgebieden. De regio’s als verzorgingsgebied benaderen is echter te eendimensionaal, zo stelt Wijgers. Daarnaast is het onduidelijk op welke grondslag de Raad de regio’s heeft verdeeld. Een aantal regio’s komt bij deze indeling niet in zicht.
Daarnaast gebruikt de Raad beeldspraak, volgens Wijgers, door te spreken over ecosystemen. Een term die in de biologie wordt gebezigd. Het is onduidelijk wat de Raad daarmee precies bedoelt. Zo’n ecosysteem kan men zien als druk verkeer van mensen in een festivaltent die door verschillende pijlers overeind wordt gehouden. Iedereen die ‘iets’ met cultuur wil, vindt daar ‘iets’ van zijn gading. De Raad voor Cultuur suggereert dat door een vrij verkeer van goederen en diensten in de regio er voor iedereen wel ‘iets’van cultuur te vinden is. Het is altijd slechts een deel van de bevolking die bepaalde cultuur consumeert, stelt Wijgers.
Praktijk van de ecosystemen
Via het zogenaamde Mosaic systeem heeft Wijgers onderzoek gedaan naar de demografische gegevens en dynamiek in de verschillende regio’s. Nederland heeft ruim 7,4 miljoen huishoudens. Mosaic deelt deze huishoudens in een aantal typen in. Een type vertegenwoordigt een ijkpersoon of huishouden. Om de persoon te ijken, wordt gekeken naar zijn of haar demografische, socio-economische kenmerken, levensstijl, cultuur, (koop)gedrag en mentaliteit. Er werden 14 groepen onderscheiden van ‘Rijpe middenklasse’ tot ‘Jonge digitalen’,‘Elitaire topklasse’,‘Sociale huurder’ en meer (zie ook powerpoint van de lezing).
Via verschillende databases is er onderzocht wie er in welk gebied woont. Naast de gegevens van het Mosaic onderzoek zijn de gegevens van zogenaamde Nielsendistricten geplaatst, waarin Nederland op hoofdlijnen in regio’s is ingedeeld voor marketingdoeleinden. Daarnaast is gekeken naar het gebruik van het culturele aanbod per groep, per regio gebaseerd op kaartverkoop.
De veertien verschillende Mosaic groepen zijn divers verdeeld onder de regio’s en hebben ook uiteenlopende behoeften op cultureel gebied.
Beter nadenken over wat je regionaal aanbiedt, heeft dan ook te maken met inzicht over welke mensen er wonen. Het probleem is volgens Wijgers dat het (huidige) regionale aanbod niet altijd is afgestemd op bewoners van de regio en hun mogelijkheden. Denk aan interesses, financiele middelen en draagvlak. Door te kijken naar de mensen die in een bepaalde regio wonen, kan het aanbod beter afgestemd worden op het potentiële publiek. Als voorbeeld noemt hij bezoekers van het Noord Nederlands Orkest (NNO) uit de Nielsen regio Noord. De Mosaic groepen die daar het meest vertegenwoordigd waren, zijn ‘Vrijheid en ruimte’en ‘Landelijk leven’, maar trekt niet alle bewoners van de regio. Het stedelijke cultuuraanbod van Groningen en Leeuwarden en vlak daarbuiten moet niet te ingewikkeld. Ook zal niet ieder aanbod daar aanslaan. Als voorbeeld noemt Wijgers gamemuziek; dat zal daar niet verkopen.
Verzorgingsgebieden overlappen vaak en zijn samengesteld op metaniveau, terwijl regio’s zelf uit een diverser publiek bestaan. Het is belangrijk om na te denken over waar uitwisseling en samenwerking wel mogelijk is en waar sprake is van specifieke regiogrenzen, zodat meer bewoners cultureel bediend worden.
Niet alleen moet er vanuit aanbod gedacht worden, maar ook over hoe je cultuur een aanvulling laat zijn in een regio. Daarbij is inzicht in de samenstelling van de bevolking onontbeerlijk, aldus Wijgers. De huidige praktijk is aanbod- en sectorgericht, artistiek gezien top-down bepaald, het beoogde publiek is blank, 50+ hoog opgeleid en de samenwerking is vooral aan de achterkant. Dit ziet Wijgers bijvoorbeeld ook bij ‘We the North’, een samenwerkingsexperiment van Groningen, Friesland en Drenthe waarin vooral wordt samengewerkt in onderzoek. De programmering is vooral nog gericht op de eigen regio. Daarnaast ziet Wijgers in de cultuursector vaak aannames over de markt (publiek), samenstelling, potentieel en omvang van de regio (aantal en geografisch). Het Zuiderzee museum bijvoorbeeld ligt in een groot verzorgingsgebied, maar 80% van die bezoekers komt uit de nabije regio (Enkhuizen). Naast rekening houden met interesses, financiele middelen en dergelijke van bewoners van de regio, zijn er ook Mosaicgroepen die ondervertegenwoordigd zijn in de regio’s. Wijgers toont als voorbeeld het verzorgingsgebied van het gemeentemuseum Helmond. Uit onderzoek bleek dat bijvoorbeeld dat bepaalde Mosaic groepen in de regio het museum niet bezoeken. Niet ieder aanbod zal iedereen aanspreken en er zijn ook mensen die helemaal niet geïnteresseerd zijn in cultuur.
Dat inzicht in interesses en dergelijke bewoners van een regio een bron aan informatie kunnen bieden toont een ander onderzoek van Wijgers. Hij laat het Groninger Forum zien, een cultuurhuis, dat in de indeling van de Raad voor Cultuur drie verzorgingsgebieden bedient; een op 30 minuten, een op 60 minuten en een op 120 minuten reistijd van het centrum. Uit de tabellen (zie powerpoint) kan men opmaken hoe de verschillende Mosaic groepen wonen ten opzichte van het Groninger Forum. Als men vervolgens de bewonersgroepen uit de drie verzorgingsgebieden met elkaar vergelijkt, krijg je inzicht in de interesses en besteding en dergelijke van de bewoners van de regio. Hiermee kan het culturele aanbod beter afgestemd worden, of het publiek geactiveerd tot participatie.
(C) Whooz 2018
Inclusieve benadering
Wijgers pleit dan ook voor een inclusieve benadering waarin de behoefte van iedere Mosaic groep in een regio vertegenwoordigd is. Waar het publiek de optelsom is van bezoekers en niet-bezoekers. De Raad voor Cultuur zou rekening moeten houden met de kennis, houding en gedrag van de culturele sector in de regio zelf. De infrastructuur zou hierin ondersteunend moeten zijn en het (niet-)publiek leidend.
Discussie
Na de lezing van Wijgers volgde een boeiende discussie met de mensen uit de zaal. Renske van der Zee stelde uit hoofde van de Raad voor Cultuur dat de verkenning van de Raad juist gericht was om te horen wat er in de regio speelt en leeft. Niet vanuit aanbod gericht denken. In de schets van de Raad staat daarom dat de regio’s bottum-up hun cultuurbeleid moeten vormgeven. Er zijn echter wel wat hobbels te nemen. Zo zijn de verschillende overheidslagen niet op elkaar afgestemd en is het publiek moeilijk te bereiken. Als je inzoomt op het Noorden, dan zie je dat dit een regio is waar veel verschillende mensen wonen, vandaar het benoemen van het cultureel ecosysteem. Het is nodig om in zo’n regio met grote en ook kleine verhalen te komen. Je hebt bepaalde mensen, instellingen nodig om een ecosysteem in stand te houden, dat is de basis. Zodat er geen witte plekken ontstaan, waarin geen cultuuraanbod is. Ook denkt de Raad aan ketenvoorzieningen zodat cultuureducatie vanaf 16 jaar op redelijke afstand binnen de regio te vinden is.
Vanuit Cultuur en Ondernemen werd gesteld dat culturele instellingen een publieke functie hebben, een pubieke taak om aanbod te verzorgen. Er zijn veel instellingen die vitaal en middenin de samenleving willen staan en aanbod bieden dat deels overlapt met de markt bijvoorbeeld. Analyse van de infrastructuur kan zeker hulpmiddel zijn.
Vragen die opkwamen vanuit het pubiek waren ook: Hoe bereik je een andere attitude bij het publiek? Hoe organiseer je samenwerking? Hoe faciliteer je cultuureducatie in de regio? Ook werd er geconcludeerd dat er best veel in cultuur geinvesteerd wordt in de regio’s, maar doordat dit vaak in eilandjes gebeurt het niet zichtbaar is.Uiteindelijk draait het natuurlijk ook om de verdeling van het geld, concludeerde Marielle Hendriks, directeur van de Boekmanstichting. Er werd nog lang nagepraat tijdens de borrel, waarin een organisator van een regionaal festival er op wees dat er in de regio’s voldoende initiatieven zijn die al succesvol een groot en divers publiek weten te trekken. Zodat je als het ware een ecosysteem kan kopiëren, met als metafoor die festivaltent met vele pijlers voor ieder wat wils…Stof tot nadenken was er in ieder geval genoeg.
Laatste lezing in deze reeks staat gepland op:
14 maart: Johan Kolsteeg
Foto’s: Nuran Bozkurt