‘Wat is artistieke kwaliteit, en hoe krijgt ze betekenis in de context van hedendaagse beeldende kunst?’, is de vraag die Yvonne van Eekelen stelt in haar promotieonderzoek Kwaliteit en kwaliteitsbeoordeling van hedendaagse beeldende kunst: Prix de Rome 1985-2011 aan de Universiteit Leiden, in samenwerking met de Rijksakademie van Beeldende Kunsten (RA) in Amsterdam. Op 21 februari presenteerde zij in het kader van de reeks Onderzoek in zicht haar bevindingen voor een volle zaal in de Boekmanstichting.
Van Eekelen is naar eigen zeggen al jarenlang gefascineerd door kwaliteit van hedendaagse beeldende kunst en de beoordeling daarvan. In het verleden werkte ze als kunstcritica en journalist cultuurbeleid bij Trouw en Elsevier en vervolgens als adviseur en auteur bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In 1998 schreef ze al een doctoraalscriptie, waarin kwaliteit een belangrijk thema vormde. Nu maakt ze met haar proefschrift de stap naar een breder opgezet onderzoek naar de kwaliteit van hedendaagse beeldende kunst binnen een institutionele en beleidsmatige context.
Om het begrip ‘kwaliteit’ meer betekenis te kunnen geven, koos Van Eekelen ervoor om de Prix de Rome[1] als casus te nemen. Redenen die ze hiervoor noemt zijn het brede perspectief van deze eeuwenoude staatsprijs, de rijke traditie met excellentie als streefdoel en het beoordelingsproces in diverse fases. Ook praktische redenen telden, zoals de toegankelijkheid van het archief bij de Rijksakademie. Vóór 1985 was de Prix sterk verouderd, maar in de periode die Van Eekelen onderzoekt (1985-2011) transformeerde de Prix tot een breed toegankelijke, pluriforme prijs met kunstenaars die tot de Nederlandse top behoren.
Betekenis van kwaliteit
Van Eekelen legt aan de hand van een aantal voorbeelden van deelnemers aan de Prix uit hoe er betekenis wordt gegeven aan de kwaliteit van een kunstwerk en de maker. Daarbij maakt ze gebruik van uitspraken van juryleden, die vanuit hun esthetische ervaring een bepaalde kwaliteit of waarde aan het kunstwerk toekennen (zoals ‘verleidelijk’, ‘authentiek’, of ‘een meesterwerk’). Middels deze formuleringen wordt de betekenis van de kwaliteit expliciet gemaakt en bovendien per kunstmedium en met argumenten gedifferentieerd, wat volgens Van Eekelen van belang is voor de verantwoording van het kwaliteitsoordeel. Daarnaast benadrukt ze het belang van de aanwezigheid van een ‘kunstwereld’ die context geeft aan het kwaliteitsoordeel. Ze gaat hierbij uit van een kunstwereld zoals die door Arthur Danto is geformuleerd en later is uitgewerkt in de sociologie door onder anderen Howard Becker en Pierre Bourdieu.[2]
Van Eekelen geeft aan dat kwaliteit – in het kader van cultuurbeleid – niet alleen een artistiek maar ook een maatschappelijk aspect heeft. Het artistieke en het maatschappelijke zijn met elkaar verbonden. Ze benoemt hiervoor drie argumenten. In haar eerste argument legt ze uit hoe in het begrip ‘kwaliteit’ die aspecten al vermengd zijn. Kwaliteit doelt op een eigenschap van een kunstwerk, maar ook op een maatschappelijke klasse. Het tweede argument luidt dat de esthetische ervaring die een kunstwerk oproept voor de beschouwer een persoonlijke waarde krijgt, en daarmee al maatschappelijk wordt. Met haar derde argument introduceert Van Eekelen een door haar bedacht model – dat eruitziet als de dwarsdoorsnede van een ui met drie ringen – waarin duidelijk wordt hoe verschillende actoren op elkaar inspelen en daardoor van invloed zijn op de betekenis van kwaliteit.
Voorwaarden voor kwaliteitsbeoordeling
Vervolgens geeft Van Eekelen aan wat volgens haar de voorwaarden zijn voor kwaliteitsbeoordeling. Deze verschillen per ring van het model. De kern van de ui, oftewel de eerste ring, bestaat uit de kunstenaar, het kunstwerk en de beschouwers of juryleden. Van Eekelen onderscheidt een ‘toegekende kwaliteit’ en een ‘eigenschappelijke kwaliteit’: deze twee ‘soorten’ kwaliteit lopen volgens haar in elkaar over en het valt niet te onderscheiden waar de een begint en de ander eindigt.
Voorwaarden voor de eigenschappelijke kant van de kwaliteitsbeoordeling binnen de eerste ring zijn de mate van het talent van de maker, de intrinsieke kwaliteit van het kunstwerk en de deskundigheid van de beschouwer, zoals bijvoorbeeld een jurylid. Deze voorwaarden zijn van invloed op het juryoordeel. Als voorwaarde voor de toegekende kwaliteit speelt de context waarin het werk wordt beoordeeld, in dit geval de Prix de Rome, een belangrijke rol. Van Eekelen doelt hiermee op de academische traditie van de prijs, het internationale karakter en het feit dat het om een staatsprijs gaat. Taal is nodig om kwaliteit te verwoorden en het oordeel te verduidelijken. Ook wordt binnen de Prix op bepaalde, zeer uiteenlopende criteria beoordeeld die in ons cultuurbeleid niet per se gangbaar zijn. Het vergelijken van kunstenaars en hun werk vormt ook een voorwaarde.
De tweede ring van het ui-model van Van Eekelen vertegenwoordigt de organiserende instelling, in dit geval de RA/Prix de Rome. Als voorwaarden voor kwaliteit en beoordeling vanuit de instelling noemt Van Eekelen het aantrekken van talent en selecteren van juryleden, het adequaat organiseren van het oordeel (passend bij profiel, missie en doelen van de instelling), de positionering van de instelling in het veld door toe-eigening van prestige, en als laatste voorwaarde noemt zij voldoende financiële middelen.
De derde en buitenste ring van de ui van Van Eekelen bestaat uit ‘stakeholders’, zoals overheid, partners en sponsoren. Zij focust in dit geval op de overheid, die een belangrijke actor is voor de betekenis van kwaliteit, en blikt globaal terug op het rijksbeleid van 1985 tot 2011 voor zover relevant voor de kwaliteit van beeldende kunst. Allereerst zouden artistieke intrinsieke waarden zichtbaar en gedifferentieerd moeten worden in beleidsprioriteiten, dit lukte volgens Van Eekelen namelijk niet altijd. Daarnaast zou de overheid zorgdrager moeten zijn voor een hoogwaardig kwalitatief en verscheiden aanbod. Ook talentontwikkeling moet vanuit de overheid aangejaagd worden, evenals onderwijs in cultuur.
Suggesties van de onderzoeker
Bij iedere ring stelt Van Eekelen tot slot een vraag. Aan de kunstenaars, hun kunstwerk en de beschouwer (eerste ring) vraagt Van Eekelen: kunnen we het kwaliteitsoordeel en de rol van de afzonderlijke beoordelaars niet meer expliciteren om betekenissen van kwaliteit zichtbaarder te maken? Op institutioneel niveau (tweede ring) vraagt ze of er gezorgd kan worden voor meer betrokkenheid van het publiek bij het kwaliteitsoordeel door bijvoorbeeld tussentijdse rondleidingen en publieksprijzen te organiseren. De overheden (derde ring) vraagt ze tenslotte of artistieke kwaliteit niet overheidsbreed – met eigen profilering en accenten per overheidsniveau – als uitgangspunt genomen kan worden, zoals de huidige minister Van Engelshoven doet voor het rijkscultuurbeleid.
Discussie
In de discussie die ontstaat nadat Van Eekelen het gedachtegoed van haar proefschrift uit de doeken heeft gedaan, komt de vraag naar voren hoe zij de verhouding tussen het overheidsbeleid en de maatschappelijke en artistieke waarde die daarin bepaald worden nu precies voor zich ziet. Moet het dan een soort totalitair systeem van kwaliteitsbeoordeling worden waar iedere beoordelingscommissie zich naar moet voegen? Nee, dat is absoluut niet de gedachte, aldus Van Eekelen. Haar voorstel is juist om het beleid vanuit artistieke én maatschappelijke waarde te vormen op verschillende overheidsniveaus – momenteel gaan bijvoorbeeld gemeenten bij hun beleid volgens haar vooral uit van maatschappelijke functies.
Een andere vraag kaart aan dat zowel kunstenaarsprijzen (zoals de Prix) en subsidies en stipendia voor kunstenaars met publiek geld worden bekostigd. Hoe moet het verschil tussen beide dan precies geduid worden? Volgens Van Eekelen is het belangrijk te onderkennen dat een prijs een wedstrijd is, die is bedoeld voor de beste kunstenaar, althans op dat moment in een bepaalde context. Ook bij subsidies en stipendia wordt op artistieke kwaliteit getoetst, maar daarnaast wordt bijvoorbeeld gekeken of een kunstenaar voldoende potentieel bezit om zich met een stipendium verder te ontwikkelen en bij te dragen aan de beeldende kunst in ons land.
Het onderwerp van kwaliteitsbeoordeling in hedendaagse kunst blijft Van Eekelen inspireren, en zij hoopt hier in de toekomst nog verdere stappen in te zetten.
Bekijk hier meer literatuur van Yvonne van Eekelen
[1] De Prix de Rome is een van oorsprong Franse kunstprijs, die in 1808 in Nederland werd ingevoerd door Lodewijk Napoleon om de kunsten te bevorderen en was sinds 1870 tot en met 2012 aan de Rijksakademie verbonden voor kunstenaars en architecten tot 35 jaar. De Prix de Rome is nog steeds de oudste en meest genereuze prijs in deze disciplines. Sinds 2013 wordt de prijs georganiseerd en gefinancierd door het Mondriaan Fonds. In een periode van vier jaar vinden steeds één editie architectuur en twee edities beeldende kunst plaats. Een groep van breed samengestelde scouts draagt ieder twee kandidaten beeldende kunst tot 40 jaar voor aan de jury, waarna een shortlist van vier kunstenaars of architecten (tot 35 jaar) wordt geselecteerd door de jury. Deze kunstenaars of architecten krijgen vervolgens een aantal maanden de tijd om een nieuw werk te maken waarop de jury hem/haar uiteindelijk beoordeelt. De winnaar van de prijs ontvangt een bedrag van €40.000 en een werkperiode van drie maanden in de American Academy in Rome (Prix de Rome z.j.).
[2] Het functioneren van die kunstwereld in Nederland werd bestudeerd door onder meer Abram de Swaan, Hans van Maanen en Quirijn van den Hoogen. Daarnaast heeft Claartje Bunnik een model ontwikkeld voor kwaliteitsbeoordeling ten behoeve van de subsidietoekenning, waarvan Van Eekelen ook gebruikmaakte in haar onderzoek.
Bronnen
Prix de Rome (z.j.) ‘Over de Prix’. Op: prixderome.nl. Laatst geraadpleegd op 27 januari 2019.
Verslag van:
Auteur: Maxime van Haeren