Hans van Soelen is hoofd Culturele Zaken bij de Gemeente Utrecht. De Boekmanstichting interviewde hem over de rol van de gemeente bij het ondervangen van de gevolgen van de coronacrisis op de culturele sector. Welke mogelijkheden hebben gemeenten, welke beperkingen zijn er en hoe ziet het perspectief er op de lange termijn volgens Van Soelen uit?
Eerst een algemene vraag: hoe verhouden de gemeente en het Rijk zich precies tot elkaar op het gebied van financiering? Wat is beleidsmatig het kader van waaruit jullie werken?
‘Er is een fundamenteel verschil tussen de financiële mogelijkheden van Rijk en gemeenten. Het Rijk begroot momenteel een verlies van 90 miljard euro naar aanleiding van de coronacrisis. Maar gemeenten moeten een sluitende begroting hebben; wij mogen geen verlies draaien. Daarnaast zijn gemeenten óók een door de crisis getroffen sector. De kosten lopen in de meeste gemeenten op, vanwege extra werkzaamheden voor de nieuwe steunmaatregelen, meer bijstandsuitkeringen, meer toezichthouders op straat. Grote gemeenten hebben ook minder inkomsten uit toeristenbelasting en parkeergelden, er zijn minder investeringen in de stad door bijvoorbeeld vergunningen en huren van panden die eigendom zijn van de gemeente kunnen gedeeltelijk niet geïnd worden.’
Het kabinet heeft 300 miljoen euro extra uitgetrokken voor de culturele sector, waarvan 10 procent (30 miljoen) naar regionale instellingen van landelijk belang gaat. Daarbij is de voorwaarde dat regio’s zelf bij elke aanvraag evenveel geld bijleggen. Welke implicaties heeft deze maatregel voor de gemeente?
‘Normaal gesproken is het zo dat als het Rijk meer geld krijgt, de gemeenten volgens de Financiële verhoudingswet ook meer budget krijgen. Die wet is tijdens de coronacrisis op inactief gezet. De gemeente voelt zich verantwoordelijk om de “humuslaag” van amateurkunsten, kleine instellingen en jonge makers – die geen baat hebben bij de extra 300 miljoen – bij te staan. Wij kunnen echter alleen financiële steun leveren als de Financiële verhoudingswet toch van kracht wordt, óf als er extra geld voor een noodfonds voor gemeenten komt – iets waarover momenteel overleg plaatsvindt tussen de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk. Daar bovenop zijn de grote gemeenten aan het onderzoeken hoe zij de matching voor de 30 miljoen voor regionale instellingen kunnen regelen.’
‘Ik merk dat veel culturele instellingen niet snappen waarom gemeenten niet bijspringen terwijl het Rijk dit wel doet. We willen niets liever, maar de mogelijkheden zijn beperkt. Er wordt op allerlei manieren naar mogelijkheden gezocht, onder andere in gesprek met particuliere fondsen. Amsterdam heeft onlangs aangekondigd 17 miljoen euro vrij te maken voor culturele instellingen die reeds door de gemeente gesteund worden. Daarop klinkt vervolgens boos dat het te weinig zou zijn en dat op zijn minst alle huren kwijtgescholden zouden moeten worden. Maar dat is gewoon niet realistisch. De huur die wij vragen is kostendekkend, kosten die de gemeente dus ook maakt. Onze voorzieningen worden enorm overtekend.’
Gemeenten zitten dus zelf ook in een krappe positie. Maar wat is precies de rol van de gemeente Utrecht, alsook andere gemeenten, voor de culturele sector in deze tijden van crisis?
‘Onze rol is tweeledig. Allereerst hebben we met minister Van Engelshoven afgesproken dat we coulant zijn. We accepteren dat prestaties die voorwaarde waren voor subsidie niet gehaald worden, bevoorschotting wordt doorgezet en waar nodig versneld, deadlines van bijvoorbeeld lokale belastingen en vergunningen worden verschoven. Ook het innen van de huur van panden van de gemeente stellen we uit. We voorzien echter dat een deel van die verschuivingen uiteindelijk niet betaald zal kunnen worden. Ten tweede willen we daarom anders redeneren: op de lange termijn willen we weer een vitale sector. Dus moeten we kijken naar de instellingen die we voor de cultuurplanperiode van 2021-2024 gaan financieren. Hoe geven we hen een goede startpositie voor deze periode?’
Houdt dit in dat de gemeente Utrecht bepaalde voorrangsregels hanteert om te bepalen welke instellingen extra steun ontvangen? En hoe zit het met instellingen die momenteel niet onder de gemeentelijke subsidies vallen?
‘Ja, er gelden voorrangsregels voor de door ons gesubsidieerde instellingen. Neem bijvoorbeeld het Spoorwegmuseum: dat wordt niet door ons gefinancierd. Maar hun reserves lopen nu net zo hard leeg als die van andere instellingen. Instellingen die momenteel niet binnen ons cultuurplan vallen – zoals het Spoorwegmuseum – verwijzen wij daarom vooral naar het Rijk en particuliere fondsen. Hoe graag we het ook willen, we kunnen voor hen geen verantwoordelijkheid nemen. Dat doen we wel voor de instellingen die onder het cultuurplan 2021-2024 vallen. De beleidsplannen die instellingen daarvoor ingediend hebben zijn gebaseerd op hun begroting van eind 2018, daar gaan wij ze dan ook op beoordelen. Begin volgend jaar moeten we hun financiële positie opnieuw evalueren post-corona: kunnen ze op dat moment nog draaien? De verwachting is dat het bijna niemand zal lukken, omdat de reserves tegen die tijd opgebruikt zullen zijn. We willen ervoor zorgen dat uiteindelijk alle instellingen vitaal de volgende cultuurplanperiode ingaan. Onze inschatting is dat ze een minimale reserve nodig hebben om zelfstandig te kunnen functioneren, daarom zal de gemeente die reserves toekennen. Laat het uitgangspunt dus helder zijn: wij willen een vitale sector en een goed kunstenaarsklimaat in de stad, ook, en vooral, na de crisis. Daar voelen wij ons verantwoordelijk voor.’
Er komt dus extra ondersteuning voor de cultuurplaninstellingen, als zij zich tot na de crisis – laten we zeggen begin 2021 – staande hebben weten te houden. Maar hoe zit het met de financiële steun die de gemeente Utrecht op kortere termijn kan leveren? Is er extra geld, zoals in Amsterdam?
‘Er is wel extra geld, maar niet zoveel als in Amsterdam. Met dat geld kunnen we instellingen redden, maar we kunnen geen generieke maatregelen nemen zoals het schrappen van huren of een tegemoetkoming van 10 procent van de omzet voor iedereen. Het gaat momenteel echt om noodhulp voor instellingen om te voorkomen dat ze omvallen. Daarnaast zijn er de eerdergenoemde coulance en uitstel verplichtingen, generieke en specifieke maatregelen zoals de TOGS, Tozo en het matchen van de 30 miljoen voor regio-instellingen. De komende periode ligt de focus daarop. Hiervoor zullen grote steden tientallen miljoenen uit eigen begroting bij moeten leggen.’
Wat is je perspectief voor de (nabije) toekomst?
‘Een van de grote vraagstukken de komende tijd wordt de anderhalvemetersamenleving. Iedereen begrijpt dat een maximum aan publiek van 30 personen niet gaat werken. In een grote instelling als Tivoli Vredenburg is 600 mensen al weinig. Er moet dus afgewogen worden. Vind je het belangrijk dat cultuur gezien kan worden, terwijl elke voorstelling méér kost dan je tijdens de lockdown al aan tekort had? Of besluit je als instelling dat je onder deze voorwaarden niet verstandig kan programmeren vanwege de kosten? Het is maar de vraag wat er het komende half jaar tot een jaar nog te zien is. Misschien moeten we een aantal instellingen in slaapstand zetten. De beleving die bij een concert hoort ben je overigens ook kwijt. Want wil je een hiphop concert wel zittend zien? Het publiek zal er waarschijnlijk minder enthousiast over zijn, en je kan achteraf ook niet gezellig samen naar de bar. We willen als gemeente graag samen met de instellingen over dit soort dingen nadenken, wij willen namelijk ook innoveren en vooruit. Het is belangrijk na te denken over die kunstbeleving: niet over een surrogaat-oplossing online die een afgezwakte ervaring oplevert, maar out-of-the-box over andere manieren. Hoe zorg je dat de beleving van een voorstelling dieper wordt, ondanks de huidige omstandigheden?’
Wat kan de gemeente daarin dan concreet betekenen voor culturele instellingen?
‘We denken graag mee over wat wel en niet kan. We gaan ons uiterste best doen instellingen door de crisis heen te helpen. Dat betekent niet dat instellingen onverantwoorde risico’s kunnen nemen. Als je geen 30 programmeurs aan het werk kunt zetten omdat je dan tekorten oploopt, moet je met minder mensen gaan programmeren. De huidige tijd is voor de cultuursector slechts het begin: de komende periode vormt een groter probleem dan wat we al achter de rug hebben. Daarom stimuleren we de sector om na te denken hoe het anders kan. Tegelijkertijd maken we ook duidelijk dat voor een langere periode niet alles toegestaan is. Totdat er een vaccin is kunnen er geen grote evenementen plaatsvinden.’
We hadden het eerder over beleidsstructuren tussen Rijk en gemeente. Er wordt gezegd dat deze tijden vragen om herziening van het bestel. Hoe zou dit volgens jou vorm kunnen aannemen?
‘Het is zeker een moment van bezinning. Daarbij is het vooral belangrijk om meer helderheid te krijgen over de verantwoordelijkheden en rollen van verschillende overheden. Om serieus om te gaan met de culturele infrastructuur moet er meer stabiliteit zijn, meer continuïteit. Het belang van cultuur moet proportioneel in een begroting te zien zijn, waar het nu te willekeurig is. Ook bij gemeenten is cultuur snel een sluitpost: heeft de zorg meer geld nodig, dan wordt er op cultuur bezuinigd. Het is een wankel stelsel dat geen recht doet aan het belang dat cultuur heeft in onze samenleving.’
‘Daarnaast zie je dat het kabinet bijvoorbeeld makkelijker over sport dan cultuur nadenkt. ‘Buiten bewegen is belangrijk’, dus wordt er in eerste instantie gedacht aan sport. Maar hoe zit het met buiten dansen, een fanfare, scouting? Cultuur draait om ontmoeting, zoveel mogelijk mensen bij elkaar brengen. De coronacrisis zal het dogma van dat publiekstrekken hopelijk structureel temperen. Het moet de komende tijd meer gaan over een diepere kunstbeleving, in plaats van zoveel mogelijk mensen te bereiken. Korter, steviger, persoonlijker. Het huidige verdienmodel van zoveel mogelijk zaalbezetting zal misschien wel structureel veranderen. Maar hoe betaal je dat dan? Als de nood voorbij is, vraagt dit ook om denkwerk over het huidige stelsel.’
Dit interview is onderdeel van het coronaplatform voor onderzoeksvragen en kennisdeling in cultuur, waarmee de Boekmanstichting een bijdrage wil leveren aan het gesprek over de impact en gevolgen van de coronapandemie op de culturele sector. Wilt u in contact komen met ons over dit initiatief of een bijdrage leveren? Stuur dan een bericht.
Verantwoording beeld: wikimedia commons