Ghesquiere, R., V. Joosen en H. van Lierop Debrauwer (red.) (2014)
Een land van waan en wijs : geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur.
Amsterdam: Atlas Contact, 576 p.
Signatuur bibliotheek: 15-009
Het in 1989 verschenen De hele Bibelebontse berg: de geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden (Querido), gold jarenlang als het standaardwerk over Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur. Na vijfentwintig jaar is er een nieuw overzicht dat zijn licht laat schijnen op de ontwikkeling van de jeugdliteratuur, het lijvige Een land van waan en wijs. Deze titel is ontleend aan het boek van Paul Biegel, De kleine kapitein in het Land van Waan en Wijs (1973).
De redacteuren zijn afkomstig uit Nederland en Vlaanderen. Rita Ghesquière deed als hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven onderzoek naar kinderen, jeugdliteratuur en religie. Vanessa Joosen is onderzoeker en docent jeugdliteratuur aan de universiteiten van Tilburg en Antwerpen. Helma van Lierop Debrauwer is hoogleraar kinder- en jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg. In de verantwoording aan het slot van het boek besteden zij ruim aandacht aan de uitgangspunten. De geschiedenis van de jeugdliteratuur moet volgens de redacteuren geplaatst worden in een culturele en maatschappelijke context. Immers, sinds De Bibelebontse berg, vonden er enorme ontwikkelingen binnen de jeugdliteratuur plaats als reactie op de cultureel-maatschappelijke veranderingen.
De inleiding, 'Geschiedenis van de jeugdliteratuur in vogelvlucht', is geschreven door de drie redacteuren. Dit eerste hoofdstuk schetst de grote lijnen en gaat onder andere over bepalende pedagogen, filosofen en maatschappelijke hervormers, en over de veranderende kinderboekenmarkt. Teksten en illustraties voor kinderen waren in vorige eeuwen vooral verbonden met de visie op het kind en pas later – eind 20ste eeuw – kreeg men aandacht voor de literaire waarde van kinderboeken. De visie van Annie M.G. Schmidt, de instelling van prijzen om het lezen van goede boeken te stimuleren, de start van de Kinderboekenweek en vanaf de jaren zeventig het geëmancipeerde kindbeeld zorgden voor meer waardering voor het belang van jeugdliteratuur en vernieuwing in vorm en inhoud.
Het boek is onderverdeeld in zestien hoofdstukken waarin de belangrijkste genres, thema’s, auteurs en boeken uit de geschiedenis van de jeugdliteratuur aan bod komen. Ieder hoofdstuk is geschreven door een Nederlandse of Vlaamse auteur (Jacques Dane, Peter van den Hoven, Sofie de Jonckheere e.a.). De genres zijn uiteenlopend, zoals kinderpoëzie, fantasieverhalen, jeugdtijdschriften, historische jeugdboeken, meisjes- en jongensboeken, beeldverhalen tot en met genres die eind 20ste eeuw opkwamen zoals realistische kinderboeken en adolescentenliteratuur. Ook is er aandacht voor thema’s als verfilming van jeugdboeken, de positie van jeugdliteratuur bij radio en televisie, jeugdtheater, games en apps. Na een historisch overzicht van jeugdliteratuur, vaak in relatie tot opvoedkundige teksten voor kinderen, komt de nadruk te liggen op de 20ste eeuw. Vooral eind van de vorige eeuw ontstonden opvallende verschuivingen binnen de jeugdliteratuur die daarmee een zelfstandige positie verkreeg ten opzichte van de volwassenenliteratuur. In bijna alle hoofdstukken wordt dit aan de hand van een genre besproken. Ontwikkelingen binnen de volwassenenliteratuur blijken vaak een voorbode te zijn voor verschuivingen binnen de jeugdliteratuur. De laatste jaren wordt het ‘gat’ tussen jeugd- en volwassenenliteratuur opgevuld door het genre ‘jongerenromans’ dat aansluiting biedt van literatuur op de eigen belevingswereld van jong volwassenen.
De auteurs besteden uitvoerig aandacht aan pedagogische en maatschappelijke aspecten die specifiek zijn voor ieder genre. In alle hoofdstukken worden bepalende kinderboeken en auteurs besproken. Ook is er oog voor de waardering door kinderen en door volwassenen. Aparte aandacht krijgen de ontwikkelingen in de Nederlandse en Vlaamse, en – waar relevant – in de Friese kinder- en jeugdliteratuur.
Het boek is toegankelijk geschreven en de informatie is degelijk onderbouwd. Naar de recente geschiedenis van o.a. jeugdtheater en multimedia in relatie tot jeugdliteratuur is nog weinig onderzoek gedaan en is daarom in verhouding tot de andere genres minder goed uitgewerkt. Er blijven vragen liggen, bijvoorbeeld over de relatie van jeugdliteratuur met marketing en commercie. Ook uitgeverijen van kinder- en jeugdboeken blijven onderbelicht. De rijke wereld van kinderboekenillustraties is niet vertegenwoordigd in deze uitgave. Er staan wat grauwe zwart-wit reproducties in de tekst en ook de omslag is geen goede weergave van de prettig lezende inhoud. Een van de auteurs, Saskia de Bodt, heeft overigens recent een ruim geïllustreerd overzicht van kinderboekenillustraties en – illustratoren gepubliceerd: De Verbeelders (Nijmegen: Vantilt, 2014).
Een land van waan en wijs is een overtuigend nieuw standaardwerk over de ontwikkeling van de Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur. Experts kunnen de komende jaren invulling geven aan genoemde omissies.