De diamant van Banjarmasin. Een zilveren kalebas uit Curaçao. De banjo van Stedman. Als je deze drie objecten achter elkaar opnoemt, klinkt het haast als een sprookje, merkte Lilian Gonçalves-Ho Kang You op aan het begin van de debatavond ‘Collectie Nederland: koloniaal erfgoed’ op dinsdag 13 oktober. Maar, voegde ze daar gelijk aan toe, voor de voormalige Nederlandse koloniën waaruit deze kunstvoorwerpen afkomstig zijn, is dat sprookje in werkelijkheid een verhaal over een tijd van uitbuiting, onderdrukking en diefstal. En deze drie objecten zijn niet de enige die dat verhaal vertellen: in Nederlandse musea liggen honderdduizenden koloniale kunstvoorwerpen. Steeds duidelijker wordt het ongemak hierover ervaren en klinkt de roep en wil om dit onrecht te herstellen. Alleen: hoe pakken we dat aan? Die vraag werd gedurende de avond besproken aan de hand van het recent verschenen advies 'Koloniale Collecties en Erkenning van Onrecht'.
(Tekst gaat verder onder de video)
Als eerste spreker ging Lilian Gonçalves-Ho Kang You, die de door de Raad voor Cultuur ingestelde commissie ‘Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties’ voorzat, nader in op dit aan minister Van Engelshoven uitgebrachte advies. Het advies – gevoed door vele verrijkende gesprekken met herkomstlanden en Nederlandse musea – laat zich gemakkelijk samenvatten: als een land een kunstvoorwerp terugvraagt, en het staat vast dat er sprake is van onvrijwillig bezitsverlies, dan moet er onvoorwaardelijke teruggave plaatsvinden. Als een land een teruggaveverzoek doet zonder dat er sprake is van onvrijwillig bezitsverlies, dan moet een onafhankelijke adviescommissie een afweging maken tussen de belangen van het herkomstland en de beschermwaardigheid voor Nederland. Daarbij is het belangrijk om herkomstonderzoek uit te voeren, om zo goed mogelijk vast te stellen hoe een stuk in Nederlandse handen is gekomen. Idealiter wordt dit onderzoek uitgevoerd door een nog op te richten expertisecentrum.
De vier sprekers die na deze introductie fysiek of via live videoverbinding aanschoven aan de tafel van moderator Rokhaya Seck waren blij met het uitgebrachte advies. Martine Gosselink (directeur Mauritshuis en voormalig afdelingshoofd Geschiedenis bij het Rijksmuseum) was een van de commissieleden, en sprak haar trots uit over de goede samenwerking en kennisuitwisseling waarbij ieders expertise geaccepteerd werd. Stijn Schoonderwoerd (algemeen directeur Nationaal Museum van Wereldculturen) vond het positief dat het advies ook ruimte biedt voor teruggave wanneer niet onomstotelijk vast staat dat er sprake is van onvrijwillig bezitsverlies. In het verlengde hiervan wees Mirjam Shatanawi (onderzoeker en docent erfgoedtheorie aan de Reinwardt Academie) erop dat het goed is dat er een bredere definitie dan ‘roofkunst’ is gehanteerd, omdat voor maar een klein deel van het koloniale erfgoed geldt dat het aantoonbaar geroofd is. Ook voor Kathleen Ferrier (voorzitter Unesco Commissie) voorzag het nieuwe advies ten slotte in een gemis. Er bestaat namelijk wel een Unesco-verdrag uit 1970 dat de illegale handel in cultuurgoederen tegengaat, maar daarin zijn geen afspraken over teruggave opgenomen.
Het advies werd dus positief ontvangen, al werd ook benoemd dat de stap tot onvoorwaardelijke teruggave al veel eerder gemaakt had kunnen worden. In het gesprek dat volgde, bleek echter ook dat er in de praktijk diverse knelpunten zijn die daadwerkelijke teruggave kunnen bemoeilijken. Het advies klinkt dan wel simpel – bij een teruggaveverzoek van een land van een aantoonbaar onvrijwillig verloren kunstvoorwerp moet onvoorwaardelijke teruggave plaatsvinden – maar aan verschillende elementen daaruit kleven haken en ogen die de uitvoering ervan nog niet eenvoudig maken.
Een teruggaveverzoek van een land
Het is uiteindelijk de Nederlandse staat in de persoon van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die beslist over teruggave – musea en collectiehouders dragen daarvoor de verantwoordelijkheid noch de bevoegdheid. Het artefact wordt vervolgens van de minister overhandigd aan de ontvangende staat. Dat hoeft echter niet de rechtmatige eigenaar van het object te zijn: een deel van het koloniale erfgoed behoort niet toe aan staten, maar bijvoorbeeld aan gemeenschappen of families. Het is in de praktijk echter moeilijk om kunstvoorwerpen rechtstreeks aan hen terug te geven, omdat Nederland daarmee het risico loopt verwikkeld te raken in tegenstrijdige belangen of interne discussies die in herkomstlanden spelen. Wel zal bij teruggave altijd het advies worden gegeven om voorwerpen bij hun rechtmatige eigenaar te laten terugkeren. Een begrijpelijke keuze, vond Schoonderwoerd, maar niettemin ook een jammere. Als voorbeeld wees hij op Noord-Amerikaanse gemeenschappen die op dit moment slechte banden hebben met de regering van president Trump, en voor wie het daarom heel moeilijk zou worden om hun erfgoed terug te krijgen.
Een ander probleem bij teruggaven van staat tot staat, kan zijn dat herkomstlanden te maken krijgen met verschillende protocollen van landen waaraan ze kunstvoorwerpen terugvragen. Dat is deels onvermijdelijk omdat in verschillende landen verschillende partijen over het erfgoed beslissen, maar het zou wel vergemakkelijkt kunnen worden door herkomstonderzoek in verschillende landen met elkaar te verbinden.
Een aantoonbaar onvrijwillig verloren kunstvoorwerp
Het had de commissie verrast dat veel herkomstlanden eigenlijk nauwelijks weten welke kunstvoorwerpen van hen in buitenlandse musea liggen. Toch is dit niet onlogisch, omdat maar van een beperkt deel van het koloniaal erfgoed de precieze herkomst bekend is, en die informatie veelal niet openbaar voor herkomstlanden toegankelijk is. Dat maakt het ten eerste moeilijk voor hen om een teruggaveverzoek te doen, en ten tweede om daarbij onvrijwillig bezitsverlies aan te tonen. Gosselink wees dan ook nadrukkelijk op het belang van het doen van onderzoek om een adviescommissie te voeden en teruggave uiteindelijk mogelijk te maken. Daarnaast roept het advies aan de minister ook op om tot een database van het koloniaal erfgoed te komen waarin informatie hierover openbaar ontsloten wordt.
Een uitdaging in dat onderzoek is echter dat ‘onvrijwillig verloren’ niet een feitelijk kenmerk is, maar het resultaat van een moreel of ethisch oordeel, betoogde Shatanawi. Soms is dat oordeel heel gemakkelijk te maken, maar in andere situaties is de situatie complexer. Als voorbeeld vertelde ze het verhaal van een sultan die in 1911 door Nederlanders uit zijn functie werd gezet en als gevolg daarvan verarmde. Enkele jaren later besloot hij naar Singapore te emigreren, en zijn inboedel te veilen. Verschillende van de objecten uit deze inboedel kwamen uiteindelijk via verzamelaars in Nederlandse musea terecht. Deze behoren nu onmiskenbaar tot het koloniaal erfgoed, maar de vraag in hoeverre de veiling vrijwillig was of een noodzakelijk gevolg van het handelen van Nederland, is niet direct te beantwoorden.
Onvoorwaardelijke teruggave
‘Als je een gestolen fiets aan iemand teruggeeft, dan vraag je toch ook niet eerst of diegene wel een fietsenstalling heeft om hem in te zetten?’. Het antwoord van Gonçalves-Ho Kang You op de vraag waarom aan teruggave geen voorwaarden mogen worden verbonden was duidelijk, en ook in het gesprek werd deze overtuiging gedeeld. Als we kunstvoorwerpen teruggeven aan hun rechtmatige eigenaars, dan is het volledig aan hen om hiermee om te gaan op een manier die past bij de betekenis die het voorwerp voor hen heeft. Daarvoor moeten we echter wel onze westerse bril af durven te zetten, betoogde Ferrier. Dat betekent bijvoorbeeld dat we moeten accepteren dat een masker dat hier als kunstobject in een afgesloten vitrine staat, elders gezien wordt als een voorwerp waarin een ziel huist, en dat in huizen opgehangen wordt. Of dat grafbeeldjes door hun rechtmatige eigenaren alsnog begraven worden, zullen vergaan, en daarmee definitief aan het publiek onttrokken worden.
Een veranderend narratief
Het advies aan de minister is volgens Gonçalves-Ho Kang You niet het eindpunt, maar slechts een begin. Het echte eindpunt is wanneer de koloniale geschiedenis vanuit diverse perspectieven zowel hier als in het land van het herkomst verteld kan worden, en in het geval van het herkomstland aan de hand van hun eigen objecten.
Dit vereist ook dat we in Nederland nadenken over hoe we het verhaal over onze koloniale geschiedenis vertellen. Vanzelfsprekend door in musea teksten op bordjes of in audiotours te heroverwegen, maar bijvoorbeeld ook door te bekijken waar we wat tentoonstellen. Zo werd erop gewezen dat wat in een kunstmuseum hangt doorgaans als kunst wordt gezien, terwijl de kunst in volkenkundige musea vaker als kunstnijverheid gewaardeerd wordt. Ook zag Ferrier een rol weggelegd voor de publieke omroep. Een populair programma als Tussen Kunst en Kitsch zou bijvoorbeeld heel goed meer aandacht kunnen besteden aan de vraag op welke manier kunstvoorwerpen verkregen zijn, en wat dit voor de gemeenschappen betekent waaruit ze verkregen zijn.
Het belangrijkste blijft volgens de aanwezigen daarnaast om in gesprek te blijven. Met landen van herkomst, maar zeker ook met elkaar. De avond eindigde dan ook met een korte film waarin curator, kunstenaar en podcastmaker Richard Kofi dat mooi illustreerde: het eindproduct van een project waarin hij zijn vaste kapperszaak transformeerde tot een platform voor debat over gestolen kunst, en waaruit uiteindelijk tijdens een festival in Utrecht een actie voortkwam vóór de teruggave hiervan.