Het artikel van Paul Schnabel, 'Een zegen voor kunst en cultuur: cultuursector kan vergrijzing verzilveren door te profiteren van de groeiende groep senioren' in Boekman 86 (2011), met als thema De vergrijzing, vormde de aanleiding voor het opzetten van het programma Lang Leve Kunst. Met de ondertekening van het convenant Ouderen en cultuur door minister Bussemaker van OCW en staatssecretaris Van Rijn van VWS ging het programma van start, met als doel de cultuurparticipatie door ouderen (65+) te bevorderen. Die participatie kan variëren van luisteren en kijken naar kunst tot actief creëren, de motieven lopen uiteen van genieten tot behoefte aan sociale contacten. Deelname aan de (amateur) kunst heeft een positieve invloed op de vitaliteit, de gezondheid en het welzijn van ouderen (zoals Mark Mieras beschrijft in 'Older, culturally active and full of life: how arts participation contributes to health, welfare and independence'). Het meerjarenprogramma wordt gedragen en gefinancierd door een consortium waarin het Fonds voor Cultuurparticipatie, Fonds Sluyterman van Loo, Stichting RCOAK, het VSBfonds en het Landelijk Kennisinstituut Cultuurparticipatie en Amateurkunst participeren.
Voorafgaand aan de internationale conferentie Long Live Arts: Europese conferentie over ouderen en cultuurparticipatie (21 en 22 mei 2015) organiseerden de Boekmanstichting en het consortium Lang Leve kunst op 20 mei een internationale peer-to-peer meeting over onderzoek naar de toegevoegde waarde van kunst voor ouderen en in de zorg. Onderzoekers naar de effecten van vaktherapie (v/h creatieve therapie) zaten aan tafel met onderzoekers naar de effecten van recorded music voor, tijdens en na operaties, medici ontmoetten kunstenaars en vertegenwoordigers van culturele instellingen. Het thema waaierde breeduit en liep van care en cure tot het belang van healing environments. Care duidt op de doelstelling van zorg: verplegen en verzorgen. Instellingen voor care zijn instellingen in de verpleging en verzorging, thuiszorg (samen ouderenzorg), gehandicaptenzorg, (deels) geestelijke gezondheidszorg en met ingang van 2015 ook jeugdzorg. Het betreft hier vaak langdurige zorg. Cure is gericht op genezen en meestal kortdurend. Ziekenhuizen, maar ook revalidatiecentra vallen onder de instellingen voor cure, en (opnieuw deels) geestelijke gezondheidszorg. Kunstenaars en culturele instellingen bewegen zich binnen beide domeinen. De middag werd gemodereerd door Paul Schnabel en ingeleid door drie sprekers: Arko Oderwald, Fenna Heyning en Martine Busch.
Arko Oderwald, universitair hoofddocent Filosofie en Medische Ethiek VU Medisch Centrum en hoogleraar Literatuur en Geneeskunde aan de Universiteit voor Humanistiek, sprak over de voordelen van ziek-zijn. Dat onderwerp wordt bij uitstek in romans aangesneden en kan helpen bij het nadenken over ziekte en ziek-zijn. Het is geen onderwerp dat in de wetenschappelijke belangstelling staat, reden waarom romanliteratuur soms een goede bron is voor inzichten die anders niet of nauwelijks verkregen kunnen worden. Romans vormen een belangrijke bron van informatie over de persoonlijke ervaring van ziek-zijn, wat zorgverleners kan helpen in hun praktijk.
Fenna Heyning is directeur Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen en oprichter Stichting Genees/kunst. De oprichting volgde na een persoonlijke ervaring met een hemofiliepatiënte in isolatie op wier verzoek zij naar een terras ging, een glas wijn dronk, een salade nam en ervan genoot. Zij verhaalde vervolgens uitvoerig over haar ervaring aan de patiënte en realiseerde zich het authentieke karakter van het gebeurde. Zij had contact gemaakt, zich opgesteld als gelijke van de patiënte, in een context waarin patiënten een passieve rol hebben of krijgen, en met veel verbeelding de buitenwereld binnen het bereik van de patiënte gebracht. Heyning vroeg zich af hoe het mogelijk is die situatie te herhalen en het leven van patiënten beter te maken, als je henzelf niet beter kunt maken. Stichting Genees/kunst start binnenkort een pilot in het Leids Universitair Medisch Centrum en het VU Medisch Centrum waarin kankerpatiënten met kunst in aanraking worden gebracht. Geen kunst die zelf een verhaal vertelt, maar de dialoog met de patiënt aangaat.
Martine Busch, directeur Van Praag Instituut en lid van de stuurgroep Implementatie van evidence-based complementaire zorg van ZonMw – een instelling die gezondheidsonderzoek en zorginnovatie stimuleert – vroeg zich wat er, vanuit het perspectief van (complementaire) zorg over kunstbeoefening/therapie te zeggen valt? Complementaire zorg voegt iets toe aan de gangbare zorg en is, vanuit een holistische mensvisie, vooral gericht op verhoging van de kwaliteit van leven door onder meer de fysieke en mentale conditie van patiënten te verbeteren. Er worden momenteel vier gebieden van complementaire zorg onderkend waarvan vaktherapie er een is. Wat laat onderzoek zien en hoe sluit dat aan bij het nieuwe concept van positieve gezondheid (een term die gemunt is door Machteld Huber)? De eerste, recent gehouden, National Survey, een globale inventarisatie onder ziekenhuizen en verpleeghuizen, wijst uit dat 92 procent van de ziekenhuizen een vorm van complementaire therapie aanbiedt. Volgens hun websites zou het in 19 procent van de gevallen gaan om een vorm van muziek- of beeldende kunsttherapie, maar volgens de aanbieders in de ziekenhuizen zelf ligt dat percentage hoger en gaat het om 30 procent. In verpleeghuizen ligt dat percentage zelfs nog hoger: 78 procent. De belangrijkste redenen om vaktherapie aan te bieden zijn angst-, stress- en pijnreductie en verbetering bij slaapstoornissen. Het aanbieden is echter in hoge mate afhankelijk van toevalligheid, van gedreven personen die er de effecten van onderkennen of er heil van verwachten, minder van beleid binnen de zorginstellingen zelf. Het veld van kunst in relatie tot zorg, zeker in verpleeghuizen, is versnipperd en wordt gekenmerkt door veel kleine en incidentele projecten en een gebrek aan kwaliteitsprocedures. Gevraagd naar de belangrijkste aspecten van gezondheid, kwamen patiënten en medisch en verplegend personeel uit op aspecten waarvan het merendeel juist met kunst kan worden bevorderd. Het gaat dan in concreto om mentaal welbevinden, zingeving, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijk participeren en dagelijks functioneren, naast verbetering van lichaamsfuncties. Er bestaat momenteel dus een kloof tussen aanbod en behoefte. De vraag is nu wat er nodig is om die kloof te dichten. Het antwoord was even zinnig als voorspelbaar: gericht onderzoek. De medische professionals en vaktherapeuten hebben behoefte aan evidence-based onderzoek naar de doeltreffendheid van allerlei kunstprogramma’s en -interventies. Zo wordt er een brede evidence base opgebouwd. De resultaten van muziektherapie zijn het beste onderzocht, onder andere bij dementie. Vooral de Nederlandse kennisinstellingen die opleidingen aanbieden tot vaktherapeut, waaronder Hogeschool Zuyd en ArtEZ doen al uitgebreid onderzoek, inclusief promotie-onderzoek. Beleidsmakers en zorginstellingen zijn geïnteresseerd vanwege kostenbesparende effecten.
De vraag of bewijs altijd nodig is, werd verschillend beantwoord. Met een volmondig ‘ja’ door Hans Jeekel, emeritus-hoogleraar Chirurgie aan het Erasmus Medisch Centrum, om de (conservatieve) verzekeraars, politici en medisch specialisten te overtuigen. Niet altijd, repliceerde Oderwald, niet als de effecten ook op andere manieren zichtbaar of merkbaar zijn. Met gebruikmaking van een combinatie van innovatieve onderzoeksmethoden, stelde Susan van Hooren, lector Vaktherapieën van het lectoraat Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KenVaK), een samenwerkingsverband van Zuyd Hogeschool, Hogeschool Utrecht, ArtEZ en Stenden Hogeschool. Miriam L’Herminez van ZonMw pleitte ervoor, het hele veld van (preventieve) zorg overziend, eerst te inventariseren wat er al is, in binnen- en buitenland aan (dubbelblind) onderzoek, onderzoeksresultaten en gedocumenteerde voorbeelden, om daarna te kunnen vaststellen wat er ontbreekt en welke vragen prioriteit genieten. Bovendien: de achterliggende reden voor een onderzoek bepaalt immers zijn (in)richting.
De deelnemers waren het erover eens dat de focus in beleid en onderzoek teveel ligt op ziekte en diagnose, te weinig op de patiënt en op preventie, zoals gezond ouder worden met kunst. Hedy d’Ancona, ambassadeur van Lang Leve Kunst, benadrukte, tot slot, een cruciaal punt. 'De tweedeling die regelmatig wordt gemaakt tussen autonome en instrumentele kunst', stelde zij, 'gaat voorbij aan het gegeven dat werken buiten het atelier, in de zorg bijvoorbeeld, ook grote waarde heeft voor de kunstenaars. En voor de kunsten zelf'. Er is nog een lange weg te gaan, maar de bijeenkomst toonde aan dat de bereidwilligheid om open, onbevooroordeeld en met respect naar elkaar te luisteren, aanwezig is. En dat is een goed begin.
Raad voor Cultuur (2015) Ouderen en cultuur: kwestie van waarde(n)
Ineke van Hamersveld (2015) Ontzorgt kunst? Achtergrondnotitie. Amsterdam.