Door Dimitri Lahaut en Teunis IJdens. Leestijd: 8-10 minuten.
We hebben maar weinig inzicht in de beweegredenen van amateurschrijvers om in hun vrije tijd creatieve teksten te produceren. Er is weinig onderzoek naar verricht, en de beschikbare gegevens waren tot dusver onderbenut. Een secundaire analyse op beschikbare data levert inzichten op waar professionals, bestuurders en beleidsmakers hun voordeel mee kunnen doen.
Ruim één miljoen Nederlanders doet in de vrije tijd aan ‘creatief schrijven’, zo blijkt uit monitoronderzoek van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) (IJdens 2015). Ze schrijven bijvoorbeeld verhalen, bedenken songteksten of maken gedichten of raps. Voor bijna 40 procent van de amateurschrijvers is dit hun enige of belangrijkste creatieve vrijetijdsactiviteit, ruim 60 procent doet het naast andere vormen van amateurkunstbeoefening zoals het bespelen van een muziekinstrument of fotografie, video of computerkunst. Amateurschrijvers schrijven vooral voor hun eigen plezier en ontspanning en om zelf iets te creëren en te doen, maar toch laat een derde van degenen die alleen of hoofdzakelijk schrijven weleens aan anderen lezen of horen wat ze schrijven.
Er is weinig empirisch onderzoek gedaan naar amateurschrijvers.[i] Een inventarisatie leverde een bescheiden hoeveelheid onderzoekgegevens op. De Cultuurindex Nederland en het LKCA hebben de handen ineen geslagen om voor dit artikel een secundaire analyse uit te voeren op eerder verzamelde data en ze te voorzien van enige verdieping en duiding. [ii],[iii] Professionals, bestuurders en beleidsmakers in cultuureducatie en amateurkunst kunnen de resultaten gebruiken om amateurschrijvers beter te begrijpen als ze er iets voor willen doen.
Databestanden
Voor de secundaire analyse zijn twee databestanden gebruikt. Het eerste bestand is afkomstig van de Nieuwe Monitor Amateurkunst (NMAK) van het LKCA. De monitor brengt om de twee jaar in kaart hoeveel mensen in de vrije tijd iets kunstzinnigs of creatiefs doen door middel van een enquête onder een steekproef van ongeveer 5.000 personen van 6 jaar en ouder. De steekproef wordt getrokken uit de TNS Nipobase. De resultaten zijn (na weging) representatief op de kenmerken geslacht, leeftijd, opleiding, huishoudgrootte en regio. De data maken het mogelijk de amateurschrijver te typeren aan de hand van onder meer achtergrondkenmerken, motieven, patroon van beoefening en andere vrijetijdsactiviteiten. Voor de secundaire analyse waren gegevens beschikbaar van 340 respondenten die in hun vrije tijd weleens aan ‘creatief schrijven’ doen.
Om te onderzoeken welke tekstsoorten onder verschillende groepen amateurschrijvers populair zijn, is in de tweede plaats gebruikgemaakt van een databestand met gegevens over het koop-, leen- en leesgedrag van Nederlanders. Het betreft periodiek consumentenonderzoek door onderzoeksbureau GfK.[iv] Het onderzoek is uitgezet in het online access onderzoekspanel van GfK en is door middel van weging representatief gemaakt voor geslacht, leeftijd en opleiding. Er hebben 1.204 Nederlanders ouder dan 14 jaar meegewerkt aan het onderzoek. GfK heeft speciaal voor dit artikel en in overleg met de opdrachtgevers de ruwe en geanonimiseerde data van de tweede meting van 2015 beschikbaar gesteld.
Creatief schrijven
Creatief schrijven is een lastig af te bakenen begrip. Het kan bijvoorbeeld meerdere genres omvatten, variërend van autobiografisch schrijven tot het schrijven van een scenario. Deze genres hoeven niet noodzakelijkerwijs literair te zijn, al ligt de focus in wetenschappelijk onderzoek vaak op het schrijven van teksten met literaire vormen of stijlen (Kaufman 2002). In onderzoek naar schrijven en lezen wordt van een creatieve tekst gesproken als er aan een aantal criteria wordt voldaan. Zo moet er aan de tekst te zien zijn dat de maker persoonlijk betrokken is geweest en tijdens het schrijven aandacht heeft gehad voor authenticiteit, stijl en structuur. Daarnaast kan de tekst een persoonlijke visie of eigenschappen van de schrijver blootgeven. Verder moet de vorm bij de inhoud passen (Janssen et al. 2006). Wat beoefenaars zelf allemaal onder creatief schrijven verstaan, is niet bekend.
Participatie
Volgens de Nieuwe Monitor Amateurkunst 2013 en 2015 doet 6 à 7 procent van de bevolking van Nederland in de vrije tijd naar eigen zeggen weleens aan creatief schrijven, hetzij als enige of hoofdactiviteit (3 procent), hetzij als nevenactiviteit (4 procent) naast andere vormen van amateurkunstbeoefening. Vergeleken met andere vormen van amateurkunstbeoefening is creatief schrijven minder populair dan beeldende activiteiten in ruime zin (21 procent), muziek (19 procent), dans (8 procent) en kunstzinnig fotograferen, filmen en computerkunst (12 procent). Alleen toneelspelen scoort lager (4 procent).
Het percentage van de bevolking van 14 jaar en ouder dat volgens het GfK-onderzoek schrijft in de vrije tijd is 18 procent.[v] Dit is aanzienlijk hoger dan het participatiecijfer uit de NMAK. Dat komt waarschijnlijk vooral door het verschil in vraagstelling. De enquêtevraag in het GfK-onderzoek omvat een ruime lijst van uiteenlopende tekstsoorten, waarbij respondenten kunnen aankruisen welke zij weleens schrijven. In de NMAK wordt gevraagd of men aan ‘creatief schrijven’ doet. Wie die activiteit met de muis aanraakt krijgt een pop-up met voorbeelden te zien: het schrijven van gedichten, romans, columns, essays, dagboeken, brieven voor briefwisseling, teksten voor toneel en film, songteksten, raps en weblogs. Daarmee ligt de nadruk bij de NMAK meer op ‘creatief schrijven’ en bij het GfK meer op ‘schrijven’. Bovendien leert de ervaring dat een enquêtevraag waarbij meerdere antwoorden mogelijk zijn doorgaans tot hogere percentages leidt dan een enquêtevraag waarbij men de definitie aan de respondent zelf overlaat. De respondent is sneller geneigd iets aan te kruisen.
Achtergrondkenmerken
Er zijn meer meisjes en vrouwen dan jongens en mannen die in hun vrije tijd iets kunstzinnigs of creatiefs doen, zoals creatief schrijven, en ook lezen meer vrouwen dan mannen boeken.
Kunstzinnige en creatieve vrijetijdsbesteding hangt ook samen met leeftijd. Er zijn naar verhouding veel meer kinderen en jongeren die dit doen dan volwassenen. Bij het amateurschrijven geldt dit in het bijzonder voor 12-19-jarigen. Het aandeel van amateurschrijvers is in deze leeftijdsgroep bijna twee keer zo hoog als gemiddeld: 13 procent tegen 7 procent. Dit is een opvallend resultaat, aangezien deze leeftijdsgroep minder dan gemiddeld boeken leest (zie bijlage Sonck et al. 2015).
Meer dan andere vormen van amateurkunstbeoefening, hangt creatief schrijven samen met het opleidingsniveau – hoe hoger opleiding, des te meer men schrijft. Hetzelfde geldt voor het lezen: hoe hoger de opleiding des te meer men boeken leest voor privédoeleinden (zie bijlage Sonck et al. 2015).
Patronen
Ruim 40 procent van degenen die in hun vrije tijd iets kunstzinnigs of creatiefs doen, beoefent meer dan één activiteit. Dat geldt ook voor wie schrijft. Voor bijna een vijfde van hen is schrijven de enige activiteit, voor eveneens een vijfde de hoofdactiviteit naast andere activiteiten, voor ruim 60 procent is het iets wat ze doen naast hun creatieve hoofdactiviteit. Omgerekend naar de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder zijn dat respectievelijk ongeveer 200.000, 200.000 en 600.000 mensen. Het komt betrekkelijk vaak voor dat men naast schrijven ook aan ‘media’ (fotografie, film/video of computerkunst) doet (45 tegen 28 procent gemiddeld) of aan theater (19 tegen 10 procent gemiddeld).
Ruim een derde (37 procent) van degenen die schrijven doet dat volgens de NMAK geregeld: het hele jaar door, dagelijks of wekelijks, de meesten minder geregeld: maandelijks, een deel van het jaar of zo nu en dan. Bij de beoefenaars van beeldende activiteiten, dans en muziek is het aandeel van geregelde beoefening veel groter (respectievelijk 49, 63 en 74 procent). Ook de wekelijkse tijdinvestering varieert met de discipline. Wie in de vier weken voor de enquête schreef, deed dat gemiddeld ongeveer 3 uur per week, ongeveer evenveel als degenen die aan dans deden dáár aan besteedden. Aan muziek of beeldende activiteiten wordt gemiddeld meer tijd besteed: bijna 5 uur per week.
Motieven
Plezier, ontspanning en zelf iets creëren zijn de belangrijkste motieven om in de vrije tijd iets kunstzinnigs of creatiefs te doen. Dat geldt voor 80 tot ruim 90 procent van alle beoefenaars. Het zijn ook de belangrijkste motieven van degenen die alleen of hoofdzakelijk schrijven. Sociale motieven – mensen ontmoeten met dezelfde belangstelling, gezellig om samen met anderen te doen – zijn veel minder belangrijk. Voor deze amateurschrijvers (als enige of hoofdactiviteit) geldt dat nog sterker dan gemiddeld. Dat hebben ze gemeen met beoefenaars van andere overwegend ‘solistische’ activiteiten zoals beeldend en ‘media’.
Sommige motieven variëren (heel) licht met de leeftijd. Mensen ontmoeten met dezelfde belangstelling wordt belangrijker naarmate men ouder is. Kinderen en jongeren hechten er meer dan volwassenen en ouderen belang aan om aan anderen te laten horen, zien of lezen wat ze maken en om waardering te krijgen van anderen. Dat geldt echter niet alleen voor amateurs die schrijven, maar ook voor andere beoefenaars.
Publiek maken
Anderen laten horen, zien of lezen wat men doet of maakt is een belangrijk motief voor een derde van alle amateurkunstbeoefenaars, en bijna een derde van alle amateurs maakte in het jaar voor de enquête weleens iets publiek. Hoe belangrijker het motief, des te hoger het percentage beoefenaars dat daadwerkelijk aan anderen liet zien, horen of lezen wat ze maken en doen. Dat is voor degenen die hoofdzakelijk schrijven niet anders. Ruim een kwart van de amateurs die hun werk publiek maken, doet dat via digitale podia (27 procent), maar wie hoofdzakelijk schrijft doet dat veel meer (52 procent) en wie hoofzakelijk aan ‘media’ doet nog meer (76 procent). Het ligt voor de hand dat amateurschrijvers die weleens werk publiek maken uniek zijn in het gebruik van kranten, tijdschriften, boeken en andere printmedia: 31 procent maakt zijn werk op die manier publiek, tegen niet meer dan 7 procent van alle andere groepen beoefenaars. Het is eveneens plausibel dat er meer gebruikgemaakt wordt van gemakkelijk toegankelijke digitale media dan van printmedia. Ten slotte is er een indicatie dat het gebruik van digitale kanalen door amateurschrijvers niet varieert met de leeftijd, maar dat publiceren via printmedia meer gebeurt naarmate ze ouder zijn.[vi]
Tekstsoorten
Met behulp van het GfK-consumentenonderzoek is geanalyseerd welke tekstsoorten er door amateurschrijvers geschreven worden; dit hoeft dus niet per se een literaire vorm te hebben. 60 procent van de amateurschrijvers beperkt zich tot één tekstsoort en 40 procent schrijft meerdere tekstsoorten. Hoe dan ook, een derde van de amateurschrijvers schrijft dagboeken. Een kwart van de amateurschrijvers geeft aan in de vrije tijd korte verhalen te schrijven. Aan romans en novellen wagen amateurschrijvers zich zelden.
Mannen en vrouwen hebben elk hun eigen voorkeuren. Zo is onder mannen het schrijven van gedichten om te kunnen voordragen en het schrijven van songteksten populairder dan onder vrouwen. Vrouwen houden vaker een dagboek bij. De analyse laat verder zien dat het schrijven in een dagboek veel wordt gedaan door jeugdigen en (jong)volwassenen. Uit onderzoek van de Nationale Jeugdraad (2008) blijkt dan ook dat schrijven voor veel jongeren een wezenlijk onderdeel van hun privéleven is. Het gaat hen vaak niet om het schrijven van literatuur, maar om het uiten van gevoelens. Naast het schrijven van gedichten en korte verhalen, is bij 26-35-jarigen en 36-49-jarigen het bijhouden van een weblog populair.
Het lees- en het boekenkoop- en leengedrag van amateurschrijvers
Uit de GfK-dataset komt sterk naar voren dat amateurschrijvers meer lezen dan gemiddeld: meer dan de helft leest elke dag of meerdere keren per week boeken, tegenover 42 procent gemiddeld. Dat verband blijkt ook uit de NMAK. Men gaat daarnaast ook vaker naar de bibliotheek en is meer dan gemiddeld geïnteresseerd in de diverse boekengenres. De meeste interesse gaat echter uit naar de literaire roman of spannende fictie. Populair zijn ook wetenschappelijke boeken of boeken over persoonlijke ontwikkeling. Autobiografieën, reisboeken en naslagwerken worden minder vaak gelezen.
Amateurschrijvers lezen niet alleen meer, ze kopen jaarlijks ook meer boeken. 60 procent van de amateurschrijvers koopt jaarlijks 1-5 nieuwe boeken (tegenover 29 procent gemiddeld) en een vijfde koopt maar liefst tussen de 6 en 70 nieuwe boeken per jaar. Een kwart koopt e-boeken.
De invloed van het internet en van vrienden of kennissen is groot op het lees- en koopgedrag van amateurschrijvers. Zo laat een kwart van de amateurschrijvers zich bij de boekenkeuze in (zeer) sterke mate leiden door (professionele) recensies op het internet of door wat ze lezen op online (lezers)fora. Bij een op de zes amateurschrijvers spelen de meningen van vrienden, collega’s en/of kennissen een belangrijke rol.
Een herkenbaar profiel
Schrijven is populair: maar liefst één miljoen Nederlanders schrijft creatieve teksten in de vrije tijd. Het is dan ook verbazingwekkend dat er zo weinig empirisch onderzoek gedaan is naar de amateurschrijver. Door secundaire analyses uit te voeren op bestaand onderzoek is de amateurschrijver nader geprofileerd. Net als bij de andere vormen van amateurkunstbeoefening is creatief schrijven populairder onder vrouwen. Sterker dan bij andere vormen van amateurkunstbeoefening hangt amateurschrijven samen met het opleidingsniveau: hoger opgeleiden schrijven meer dan laagopgeleiden. Een opvallend onderzoeksresultaat is dat schrijven vooral populair is onder jongeren (12-19 jaar), terwijl lezen van boeken onder deze groep minder populair is dan onder andere leeftijdsgroepen. Voor de meeste amateurs die schrijven, maar ook voor andere amateurs, zijn plezier en ontspanning de belangrijkste motieven om in hun vrije tijd iets kunstzinnigs of creatiefs te doen. Het sociale aspect (gezelligheid, mensen ontmoeten) is onder amateurschrijvers minder belangrijk dan gemiddeld, maar dat geldt ook voor andere amateurs die een overwegend solitaire vrijetijdsactiviteit beoefenen.
Dimitri Lahaut is onderzoeker Cultuurindex Nederland bij de Boekmanstichting.
Teunis IJdens is senior adviseur onderzoek en beleid bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA).
Noten:
[i] Dat is ook de reden dat in de Cultuurindex Nederland geen trendgegevens over amateurschrijvers zijn opgenomen.
[ii] Er is hier namelijk in de analyse niet voor ‘gecontroleerd’ door (meervoudige-)regressieanalysemethodes toe te passen.
[iii] De analyse bestond voornamelijk uit het toepassen van beschrijvende statistische methodes (kruistabellen) zonder gebruik te maken van bijvoorbeeld (meervoudige-)regressieanalysemethodes.
[iv] Uitgevoerd in opdracht van KVB-SMB, CPNB, KB en Stichting Lezen.
[v] In de vraagstelling werd niet expliciet aangegeven dat het om schrijfactiviteiten gaat die men in de vrije tijd onderneemt, maar de tekstsoorten die men kon aankruisen impliceerden dit wel. Niet iedereen had dit echter meteen door, waardoor er handmatig gehercodeerd moest worden, resulterend in een lager participatiecijfer dan oorspronkelijk gerapporteerd door GfK.
[vi] Bij uitsplitsing van gegevens naar hoofdsoort, publiek maken, publicatiekanalen én leeftijd worden de aantallen (te) klein voor stellige conclusies.
Vormgeving figuren: Joseph Plateau grafisch vormgevers
Beeld: Pixabay / Stocksnap