Boekmanstichting Kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid

Home » Actualiteit » Burgers meer betrokken bij cultuur

Burgers meer betrokken bij cultuur

Door Dimitri Lahaut. Leestijd 4-5 minuten. 

Voor de culturele sector worden financiële bijdragen van huishoudens en de inzet van vrijwilligers steeds belangrijker. Wie zijn deze mensen, en wat dragen ze bij?

Om een divers cultuuraanbod in stand te kunnen houden zijn voor culturele organisaties financiële giften van Nederlandse huishoudens maar vooral de inzet van vrijwilligers van toenemend belang. Om dit proces beter zichtbaar te maken in de Cultuurindex Nederland is de kernindicator Draagvlak toegevoegd. Deze kernindicator, die onder de pijler Participatie valt, omvat draagvlak voor cultuur onder huishoudens, in de vorm van financiële giften aan cultuur, en vrijwilligersinzet voor podiumkunsten en musea.[i] Als we de gegevens van de cultuurindex bestuderen, blijkt dat nu juist deze kernindicator de meest opvallende stijging in de tweede editie van de cultuurindex vertoont. Een andere belangrijke reden voor de toevoeging van deze nieuwe kernindicator is dat in de participatiesamenleving burgers zelf zullen moeten bijdragen aan wat ze maatschappelijk belangrijk achten, ook als het gaat om kunst en cultuur (Smithuijsen et al. 2013), bijvoorbeeld door tijd en geld beschikbaar te stellen. Wie zijn deze geldgevers en vrijwilligers? De Boekmanstichting en CentERdata [ii] maakten een profiel op.

Toenemend belang van vrijwilligers

De Cultuurindex Nederland laat een omvangrijke inzet van vrijwilligers in musea en podiumkunsten zien: musea en podia plukken de vruchten van de inspanningen van vrijwilligers (zie figuur 1, Lahaut 2015). Bij musea werken inmiddels bijna vier keer zo veel vrijwilligers als mensen in loondienst, die gezamenlijk goed zijn voor 42 procent van alle fte’s (het gaat om 31.000 vrijwilligers). Bij podiumkunsten vindt er na een periode van stijging in 2011 een daling plaats van het aantal vrijwilligers, maar er worden ook (veel) minder voorstellingen gegeven. De afname van het aantal voorstellingen is ruim twee keer zo groot als de afname van vrijwilligers, waardoor er per saldo nog steeds meer vrijwilligers ingezet worden, voor bijna 20 procent van alle fte’s (in 2005 was dit 17 procent).

Figuur 1 Indexcijfers vrijwilligers bij musea en podiumkunsten, 2005-2013. Bron: Cultuurindex Nederland.

Aantrekkelijk imago

Voor de toename van het aantal vrijwilligers in de culturele sector is een aantal verklaringen mogelijk. Om te beginnen is het vrijwilligersbeleid van de betrokken instellingen geprofessionaliseerd, blijkens de vele rapporten en beleidsnotities over de taken en verantwoordelijkheden van en het aannamebeleid voor vrijwilligers (Berg 2014; Bakker et al. 2015, Boss et al. 2011; Hetem et al. 2015; Popovic et al. 2010).

Daarnaast kunnen culturele instellingen leunen op een aantrekkelijk imago. Cultuur wordt geassocieerd met creativiteit en plezier en daar dragen veel mensen graag aan bij. Voor de nieuwe vrijwilliger is persoonlijke interesse erg belangrijk, net als postmaterialistische waarden als zelfontplooiing, maatschappelijk nuttig zijn en kunst en cultuur (Byttebier 2012).

Verder spreekt de projectmatige manier van werken in de kunstensector, zoals bij festivals en evenementen, de hedendaagse vrijwilliger aan. Deze verbindt zich niet aan een instelling. Zo moeten er jaarlijks 500 nieuwe vrijwilligers worden geworven om het vrijwilligers bestand voor het beheer en behoud van monumentale molens op peil te houden (Bakker et al. 2015). En Oerol trekt jaarlijks minimaal 1000 vrijwilligers aan voor assistentie tijdens voorstellingen en/of catering (Kooke 2015). Het voordeel voor culturele instellingen is dat er veel vrijwilligers beschikbaar en geïnteresseerd zijn, het nadeel is dat er per saldo meer vrijwilligers nodig zijn, die ook begeleiding en coördinatie vragen.

Vrijwilligers financieel onmisbaar

De Cultuurindex Nederland laat een daling zien van het totale aantal instellingen en ondernemingen in de cultuursector. Het gaat daarbij onder meer om openbare bibliotheken (53 procent), centra voor de kunsten (35 procent) en galeries (37 procent). Voor culturele instellingen die erin slagen de deuren geopend te houden, maar wel moeten bezuinigen, is het doeltreffend om te snijden in personeelskosten. Zij maken 30 tot 50 procent van de totale exploitatiekosten uit. Het personeelstekort dat daardoor ontstaat, wordt mogelijk opgevuld met vrijwilligers (Lahaut 2015). Uit onderzoek blijkt dat bijvoorbeeld de helft van de bibliotheken uit economische noodzaak met vrijwilligers werkt (Berg 2014). Om toch toegang te geven tot een collectie hebben gemeenten besloten vestigingen te vervangen door simpele afhaalpunten of zelf bedieningsbibliotheken die grotendeels worden gerund door vrijwilligers. Hierdoor is het aandeel fte van vrijwilligers bij openbare bibliotheken in drie jaar verdubbeld (Berg 2014, Hamersveld 2015a).

Maar ook voor andere sectoren, zoals podiumkunsten en film (filmtheaters), zijn vrijwilligers onmisbaar geworden. Een van de vele voorbeelden is Filmhuis De Fabriek in Zaandam, met 50 tot 60 vrijwilligers en slechts 1,8 betaalde fte (Kooke 2015).

De opdracht aan culturele instellingen om de eigen inkomsten te verhogen leidt niet zelden tot nieuwe werkplekken voor vrijwilligers. Zij houden zich bezig met particuliere fondsenwerving, crowdfundingprojecten, het organiseren van evenementen of het exploiteren van een museumwinkel.

Profiel van de gever

Om preciezer inzicht te krijgen in het draagvlak voor cultuur onder Nederlanders, heeft de Boekmanstichting in samenwerking met wetenschappelijk onderzoeksbureau CentERdata begin 2015 onderzocht wie een bijdrage aan cultuur levert door donateurschap, door vrijwilligerswerk of door lid te zijn van een vriendenvereniging. Hiervoor is gebruikgemaakt van het onderzoekspanel van CentERdata, dat representatief is voor de Nederlandse bevolking.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de gemiddelde donatie 125 euro bedraagt. Het vaakst geeft een donateur 50 euro aan culturele instellingen. Tussen donateurs bestaan grote verschillen in het geefgedrag. De situatie is vergelijk baar met het piramidepaar van Levine, met aan de top een handvol mensen die relatief veel geven en aan de basis een massa mensen die per individu relatief weinig geeft (zie Smithuijsen et al. 2013). Uit het onderzoek blijkt dat vijf donateurs die het meeste geven, gezamenlijk een kwart van het totaalbedrag aan donaties opleveren. De hoogste 10 procent donateurs zijn goed voor 60 procent van het totaalbedrag aan donaties.

Profielen van de donateurs, vrijwilligers of leden van een vriendenvereniging vertonen veel overlap. Een derde draagt zelfs op meer dan één manier bij: zij geven een donatie, doen vrijwilligerswerk, en/of zijn lid van een vriendenvereniging. [iii]

Figuur 2. Aandeel vrijwilligerswerk cultuursector per leeftijdsgroep (in procenten) Bron: Cultuurindex Nederland.

55-plussers zijn oververtegenwoordigd in alle drie de groepen (zie figuur 2). Verder hebben de meesten een betaalde baan of zijn gepensioneerd, beschikken over een hogere beroepsopleiding of werk(t)en in de zorg of het openbaar bestuur. Vrijwilligers behoren niet alleen tot de hoogste leeftijdscategorieën, er is ook een belangrijke categorie jongeren die aan vrijwilligerswerk doet, namelijk de 15-24-jarigen. Deze groep beslaat 25 procent van de totale groep vrijwilligers. De groep tussen 24 en 55 jaar is door gezinsverplichtingen of carrière minder actief als vrijwilliger.

Toch wijken de groepen die het draagvlak vormen op enkele aspecten van elkaar af. Zo is er een verschil tussen de inwoners van de meer stedelijke en de niet-stedelijke woongebieden. Voor stedelingen is de financiële bijdrage aan cultuur de belangrijkste vorm waarin het draagvlak tot uiting komt, terwijl voor de burgers uit de minder of niet-stedelijke omgeving het vrijwilligerswerk de meest voor komende bijdrage is. [iv]

Wie doet wat?

Vrijwilligers worden voor een beperkt aantal uren ingezet. De meeste vrijwilligers zijn acht uur per maand actief. De drie meest voor komende werkzaamheden zijn: praktisch-ondersteunende taken (23,8 procent), bestuurstaken (18,1 procent) en gastvrouw/gastheer (12,2 procent). Vrijwilligers in de culturele sector doen vrijwilligerswerk bij gemiddeld twee verschillende organisaties/projecten (zie ook Arends et al. 2015, 4). Mannen zijn vooral betrokken bij erfgoedorganisaties, vrouwen bij instellingen voor amateurkunst. Bij de keuze voor het type organisatie waarvoor men vrijwilligerswerk wil doen, speelt leeftijd ook een rol. Jongeren van 15 tot 35 jaar zijn vooral betrokken bij festivals (live entertainment) en podiumkunsten. De leeftijdsgroep van 35 tot 55 jaar is vooral actief bij erfgoedorganisaties en live entertainment. De groep 55-plussers ten slotte was eveneens betrokken bij erfgoedorganisaties en daarnaast bij instellingen voor amateurkunst.

Inzet noodzaak

De grote behoefte van de cultuursector aan vrijwilligers zegt iets over de reële werklast die een breed en gevarieerd cultuuraanbod met zich meebrengt. Veel instellingen zouden het moeilijk krijgen zonder de inzet van vrijwilligers. Dit valt te kenschetsen als een verschuiving naar een situatie waarin het publiek of de liefhebber steeds meer zelf de handen uit de mouwen moet steken om aanbod mogelijk te maken. De kennelijke bereidheid daartoe is bemoedigend. De culturele sector mag zich gelukkig prijzen dat zij goed in de markt ligt bij de moderne vrijwilliger.

 

Dimitri Lahaut is onderzoeker Cultuurindex Nederland bij de Boekmanstichting. 

Noten

[i] Financiële giften van huishoudens zeggen meer over de betrokkenheid van Nederlanders bij cultuur dan over een financiële geldstroom, vandaar dat deze indicator onder de kernindicator Draagvlak valt en niet onder de pijler Geldstromen. Onder Geldstromen vallen subsidies, sponsoring, loterijgelden en private cultuurfondsen (zie Hamersveld 2015b).

[ii] CentERdata is een wetenschappelijk instituut voor dataverzameling en onderzoek. Het panel bestaat uit 3000 leden en is via een kanssteekproef tot stand gekomen. Hiermee wordt zelfselectie voor een belangrijk deel voorkomen ten gunste van de representativiteit. De respons op de enquête was maar liefst 70 procent (n: 2040), een hoge respons voor dit type onderzoek.

[iii] Ook uit ander onderzoek blijkt dat er bij betrokkenheid sprake is van een multiplier effect: Nederlanders die vrijwilligers werk doen, geven vaker en meer geld aan maatschappelijke organisaties dan Nederlanders die geen vrijwilligerswerk doen (Dekker et al. 2007, 191).

[iv] Ook uit onderzoek van het CBS blijkt een oververtegenwoordiging van vrijwilligers in de minder stedelijke gebieden (Arends et al 2015).

Meer weten over vrijwilligers in kunst en cultuur? Bekijk alle documenten over dit onderwerp in de bibliotheekcatalogus van de Boekmanstichting.

Vormgeving figuren: Joseph Plateau grafisch vormgevers

Bekijk meer: Algemeen

Partners & subsidiënten