Cijfers over genderongelijkheid in de Nederlandse kunstwereld
‘Getallen doen ertoe: vrouwen in de kunsten zijn nog steeds in de minderheid’, kopte de Volkskrant onlangs. In het artikel presenteerde de krant een onderzoek naar de positie van vrouwelijke kunstenaars in Nederland, uitgevoerd door Pauline Salet en Astrid Kerchman in opdracht van Mama Cash. Maar het onderzoek blijkt minder stellig dan de Volkskrant doet voorkomen. Is het echt zo slecht gesteld met de hoeveelheid vrouwen in de kunstwereld, of is enige nuancering nodig?
Het doel van het onderzoek van Mama Cash was om de huidige positie van vrouwelijke kunstenaars in de Nederlandse kunstwereld in kaart te brengen. De intentie van het onderzoek was daarnaast om te achterhalen of genderongelijkheid huist in een bepaalde kunstdiscipline, of dat de ongelijkheid een sectorbreed fenomeen is. Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van bestaand kwalitatief en kwantitatief onderzoek, dat waar nodig door Salet en Kerchman met eigen tellingen is aangevuld.
Het onderzoek toont zeer lage percentages vrouwen in de kunstwereld. In de meeste gevallen is nog geen vijfde van de kunstenaars vrouw. Vrouwen maken slechts 13 procent van de collectie op zaal in acht musea uit, 11 procent van de artistiek leiders van theatergezelschappen (die in 2017-2020 in de BIS zitten), 13 procent van de leden van Buma/Stemra, 17 procent van de choreografen van dansgezelschappen (in 2017-2020 in de BIS) en 32 procent van de auteurs bij zeven grote uitgeverijen. De Volkskrant illustreert de problematiek verder aan de hand van interviews met een aantal vrouwelijke kunstenaars uit verschillende disciplines, die delen over hun eigen worstelingen met genderongelijkheid in de kunstwereld en de mogelijke oorzaken voor het feit dat minder vrouwelijke kunstenaars doorbreken bij het grote publiek.
Maar wat is een kunstenaar?
In het onderzoeksrapport worden echter een aantal beperkingen aangewezen – die in de Volkskrant achterwege gelaten worden – maar die wel degelijk van invloed zijn op de stelligheid van de lage cijfers. Zo bestaat er binnen het onderzoek geen consensus over wat er onder een ‘kunstenaar’ wordt verstaan. De onderzoekers stellen uit te zijn gegaan van de kunstenaars met de meest invloedrijke posities, dat wil zeggen de personen die in de dagelijkse gang van zaken de meest structurele invloed hebben op keuzes rondom wie een platform wordt geboden, of hoe dat platform wordt vormgegeven. Voor theater zijn dat de artistiek leiders, voor dans de choreografen.
Kijken we echter naar andere kunstdisciplines, dan bestaat er een discrepantie tussen de categorieën waarover data zijn verzameld. In sommige gevallen is gekozen voor de kunstenaar als maker, in het andere gevallen voor de kunstenaar als artistiek leider. Voor beeldende kunst zijn het aantal vrouwen op zaal geteld bij acht musea, in plaats van het aantal vrouwelijke curatoren. Voor muziek zijn het aantal vrouwelijke leden van Buma/Stemra geteld, naast de vrouwelijke dj’s en hoofdacts op (pop)festivals – waarbij overigens geen rekening is gehouden met de (al dan niet Nederlandse) nationaliteit van die hoofdact. Voor literatuur is gekeken naar het aantal vrouwelijke auteurs bij zeven grote uitgeverijen, en niet naar het aantal vrouwelijke uitgevers. Het is dus lastig om aan de hand van de cijfers die onder deze verschillende noemers verzameld zijn een eenduidig beeld te krijgen van de positie van vrouwelijke kunstenaars in Nederland, omdat bijvoorbeeld het aantal vrouwelijke dansers, acteurs of muzikanten dat bij instellingen met aanzien een podium krijgt niet meegeteld wordt.
De valkuil van hoe representatief dit onderzoek is, schuilt wellicht vooral in de keuze om voor data over beeldende kunstenaars gebruik te maken van de telling van het aantal vrouwelijke kunstenaars op zaal in musea. Binnen dit onderzoek, dat voor haar masterscriptie door Pauline Salet werd uitgevoerd, is een andere definitie van een kunstenaar gebruikt dan in de rest van het onderzoek voor Mama Cash. Daarnaast is het onderzoek gedaan bij slechts acht musea, waarbij geen onderscheid is gemaakt tussen klassieke, moderne of hedendaagse kunstenaars op zaal. Dit terwijl het onderzoek van Mama Cash wat lijkt te willen zeggen over de positie van hedendaagse, momenteel actieve, vrouwelijke kunstenaars. Canonieke en hedendaagse kunstenaars lijken door elkaar te zijn geteld, wat er wellicht voor zorgt dat de uiteindelijke telling van vrouwen lager uitkomt. Immers, hoe verder we terug de tijd ingaan, hoe minder vrouwen we waarschijnlijk zullen tellen. Aanvullend op de acht musea zijn in de telling ook vijf galeries (waarvan vier Amsterdamse) meegenomen, maar bijvoorbeeld geen enkele presentatie-instelling. Tot slot zou de vraag kunnen ontstaan hoe het zit met bijvoorbeeld het aantal vrouwelijke fotografen, illustratoren, grafisch ontwerpers, mode-ontwerpers en filmmakers, die achterwege gelaten worden in het onderzoek.
Het gat tussen de academie en de arbeidsmarkt
De onderzoekers van Mama Cash stellen voor, waarschijnlijk in lijn met hierboven gestelde, om vervolgonderzoek te doen naar het gat tussen het aantal vrouwelijke kunstenaars dat afstudeert van de kunstacademie en het aantal van hen dat als kunstenaar het werkveld ingaat. ‘Hoe kan het dat vrouwen zelfs ietwat in de meerderheid zijn op de academies, terwijl ze ondervertegenwoordigd zijn in het werkveld waarvoor ze zijn opgeleid?’, vragen de onderzoekers. Data uit een dergelijk onderzoek, waarbij ook de hierboven genoemde missende disciplines worden meegenomen, zouden een meer representatief beeld kunnen schetsen van de positie van de hedendaagse vrouwelijke kunstenaar in Nederland.
Meer vrouwelijke filmmakers
Dat vrouwen in de kunstwereld ook in de meerderheid kunnen zijn bleek afgelopen week in de NRC met het bericht dat vrouwen overheersten op het prijzengala van het IFFR (International Film Festival Rotterdam) (Zwol 2019). Op één na werden daar alle festivalprijzen aan vrouwen uitgereikt. In de filmsector lijken vrouwen dan ook beter vertegenwoordigd te zijn dan in andere kunstsectoren, hoewel het hier wel gaat om internationale vrouwelijke filmmakers. Een infographic die Cultuurindex Nederland/Boekmanstichting uitbracht als begeleiding bij Boekman 115 over inclusiviteit laat zien dat in 2016 Nederlandse films relatief veel vrouwelijke makers telden, in vergelijking met de Verenigde Staten en de rest van Europa. Daarentegen zijn er op het witte doek nog relatief weinig vrouwelijke personages te zien. In Nederlandse bioscopen worden vooral Amerikaanse films bekeken (75 procent van alle bezoeken) en daarin zijn vrouwelijke personages met 31 procent ondervertegenwoordigd. Van alle bioscoopbezoekers was naar schatting 57 procent vrouw (Cultuurindex Nederland 2018). Door het weglaten van de filmsector in het onderzoek van Mama Cash blijven ook inspanningen buiten beeld van bijvoorbeeld Eurimages (het ondersteuningsfonds van de Europese Raad voor films), dat actief beleid voert om de positie van vrouwen in de filmwereld te verbeteren.
Uit al het voorgaande blijkt dat de uitspraken over sterke genderongelijkheid in het artikel van de Volkskrant inderdaad genuanceerd konden worden. Daarmee wordt de uitnodiging voor het verzamelen van meer uitgebreide data onderstreept, zoals de onderzoekers van Mama Cash ook voorstellen. Toch blijft de problematiek die de Volkskrant aan de kaak stelt evident: er bestaat genderongelijkheid in de Nederlandse kunstwereld.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Analytische cookies verzamelen informatie over uw gebruik van de website. Met deze informatie kunnen wij die zo goed mogelijk laten werken. Dankzij de analytische cookies weten we bijvoorbeeld welke pagina’s het vaakst worden bezocht, kunnen we problemen vastleggen en weten we welke advertenties effectief zijn. Zo zien we hoe het publiek in zijn algemeen de website gebruikt, in plaats van een enkele persoon. Met die informatie analyseren we het verkeer op de website.