Internationale kunstbeurzen vooral een stepping stone voor mannelijke kunstenaars
Het Baltimore Museum of Art liet begin augustus weten een jaar lang enkel tentoonstellingen over vrouwelijke kunstenaars te organiseren (Kenney 2019). Genderongelijkheid is de kunstwereld niet vreemd. Zo lukt het beduidend minder vrouwelijke dan mannelijke kunstenaars om een bestendige carrière op te bouwen. Vlaamse onderzoekers verklaren dit onder meer door het bestaan van hardnekkige stereotypes en vooroordelen over het kunstenaarschap, zoals de mythe van het mannelijke genie (Hesters 2019). Een concrete barrière binnen de beeldende kunst blijkt bij de kunstbeurzen te liggen. Vrouwelijke kunstenaars zijn daar serieus ondervertegenwoordigd, wat schadelijk is voor het verloop van hun carrière. Ook voor Nederlandse kunstenaars lijkt dit het geval.
Afgelopen april kopte een artikel in het Vlaamse Rekto:Verso ‘Seksisme in de beeldende kunst in cijfers’. Het artikel geeft een genuanceerd beeld van de redenen waarom veel vrouwelijke beeldend kunstenaars uitvallen voordat hun carrière kan floreren. De ongelijkheid in kansen blijkt onder meer terug te voeren op de ongelijke representatie van vrouwelijke kunstenaars op kunstbeurzen. Het artikel toont aan de hand van de databank van Kunstenpunt dat de 95 kunstgaleries die in deze databank zijn opgenomen, gemiddeld maar voor 15 procent vrouwelijke kunstenaars vertegenwoordigen. ‘Dat laat zich voelen in de pocket: mannelijke kunstenaars in Vlaanderen tussen de 45 en 54 jaar hebben een gemiddeld jaarinkomen van € 24.000, bij vrouwen is dat € 13.500’ (Van Boxelaere 2019).
Ook in Nederland verdienen vrouwelijke beeldend kunstenaars gemiddeld aanzienlijk minder dan hun mannelijke collega’s. Dat komt naar voren in de onlangs verschenen vierde editie van de Collectieve Selfie) Met een gemiddeld bruto jaarinkomen van 14.790 euro hebben de mannen het weliswaar niet breed, maar dit is nog altijd een derde meer dan de 9.860 euro die de vrouwen gemiddeld per jaar verdienen.
Kijken we naar informatie die zou kunnen tonen of een kunstenaarspraktijk stabiel en mogelijk succesvol is, geeft de informatie naar leeftijd enkele inzichten. Wat inkomsten betreft zien we dan dat kunstenaars tussen de 35 en 54 jaar het laagste gemiddelde jaarinkomen hebben, de kunstenaars van 55 en ouder het hoogste (tabel 1). Dit komt overeen met de hoeveelheid zogenaamde werkkringen die kunstenaars hebben. 86 procent van de jonge kunstenaars (tot 35 jaar) kan zich volledig op hun kunstenaarspraktijk richten, terwijl van de kunstenaars tussen de 35 en 54 slechts 69 procent hierin slaagt. Een derde van deze oudere groep heeft dus meerdere werkkringen nodig om rond te komen. Van hen die na hun 55ste nog kunstenaar zijn, kan echter 89 procent zich geheel op de kunstenaarspraktijk richten. Voor alle leeftijden samen geldt dat vrouwelijke kunstenaars vaker dan mannen extra betaald werk moeten verrichten om hun kunstenaarspraktijk financieel te ondersteunen (Vinken et al. 2019).
6 augustus 2019
Auteur: Rogier Brom
Delen
Tabel 1: Persoonlijk bruto jaarinkomen naar sekse en leeftijd
Het is met deze gegevens niet te zeggen of vrouwelijke kunstenaars in Nederland eerder stranden in hun tocht naar een succesvolle carrière, zoals Van Boxelaere schetst over de Vlaamse situatie (Van Boxelaere 2019). Met hun lagere inkomsten en hogere percentage met meerdere werkkringen, zou het echter kunnen dat vrouwelijke kunstenaars ondervertegenwoordigd zijn in de groep 55+ers waar de inkomsten en de focus op de kunstenaarspraktijk stijgen.
Galeries en beurzen
Dat mannelijke kunstenaars het vaker schoppen tot wat als een gevestigde kunstenaar wordt gezien, lijkt een wereldwijde trend. In het rapport over de mondiale kunstmarkt dat Clare McAndrew jaarlijks presenteert op Art Basel, blijkt dat in 2018 73 procent van de gevestigde kunstenaars die door een galerie worden vertegenwoordigd, man is (figuur 1). Wanneer er gekeken wordt naar kunstenaars die door meerdere galeries worden vertegenwoordigd, wat vaak wordt gezien als teken van succes, valt op dat met een stijging in het aantal galeries, het aandeel vrouwelijke kunstenaars daalt. Bij kunstenaars die twee tot drie galeries achter zich hebben staan, is 30 procent vrouw, wat aardig bij het gemiddelde aansluit. Kijken we echter naar kunstenaars die door vijf of meer galeries worden vertegenwoordigd, dan daalt het aandeel vrouwelijke kunstenaars naar 17 procent (McAndrew 2019, 122). Het mag dan ook duidelijk zijn dat vrouwelijke kunstenaars wereldwijd een kwetsbare uitgangspositie hebben in de galeriewereld.
Figuur 1: Aandeel vrouwen en mannen vertegenwoordigd door een galerie in 2018 in de primaire kunstmarkt
Over de verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in de stal van Nederlandse galeries hebben we geen gegevens, maar wel valt er iets te zeggen over Nederlandse kunstenaars wiens werk op internationale kunstbeurzen te zien is. Het Mondriaanfonds biedt de mogelijkheid om een financiële bijdrage aan te vragen om het mogelijk te maken om werk van levende beeldend kunstenaars uit Nederland te tonen op buitenlandse kunstbeurzen van internationaal belang. Succesvolle aanvragen worden bijgehouden op een website met internationale activiteiten van het fonds. Vanaf 2016 is daarbij per beurs naast de deelnemende galeries een vrijwel compleet overzicht te vinden van de kunstenaars die deze galeries op de beurzen tonen. Hoewel dit uiteraard niet de totale aanwezigheid van Nederlandse kunstenaars op de belangrijkste internationale beurzen weergeeft, biedt het een relevante doorsnede.
Vanuit dit overzicht hebben we voor de jaren 2016 – 2019 alle Nederlandse kunstenaars bijeengebracht en daarbij gekeken naar de verhouding tussen mannen en vrouwen. [1] De Nederlandse kunstenaars die met behulp van het Mondriaanfonds op internationale beurzen getoond konden worden, waren tussen 2016 en 2019 voor 39 procent vrouw (Figuur 2). Daarbij valt op dat er in 2017 meer werk van vrouwen dan van mannen werd getoond. Vier van de 38 galeries toonden samen werk van 14 vrouwelijke kunstenaars op een totaal van 51. Over het geheel genomen vormen de vrouwelijke kunstenaars dus nog maar net iets meer dan een derde van het totaal.
[1] Daarbij weten we echter niet hoeveel werken er per kunstenaar te zien zijn geweest. Een directe vergelijking met de situatie in Vlaanderen zoals deze wordt gegeven in het artikel in Rekto:Verso is dan ook niet mogelijk.
Figuur 2. Aandeel vrouwen en mannen op internationale beurzen gesteund vanuit de bijdrage kunstbeurzen van het Mondriaanfonds 2016-2019.
Erkenning door prijzen
Een andere mogelijkheid om de kansen voor vrouwelijke kunstenaars te bekijken, is kijken naar de verhoudingen bij toegekende kunstprijzen. Een snelle inventarisatie van de Prix de Rome voor beeldende kunst en de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst toont een gunstig beeld voor vrouwelijke kunstenaars. Bij de Koninklijke prijs is 45 procent van de 75 winnaars tussen 2000 en 2018 vrouw, bij de Prix de Rome zijn tussen 1999 en 2017 zelfs 10 van de 14 winnaars vrouw. Kijken we naar de kunstenaars die tussen 2001 en 2019 te zien waren in het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië, dan is dit aardig in balans met tien vrouwen en dertien mannen.
Deze balans ligt binnen de verwachtingen aangezien de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in Nederland in ieder geval in de periode 2010-2018 redelijk in balans is, met over het geheel genomen iets meer vrouwen dan mannen (Vinken et al. 2019). Toch is het daarbij kwalijk dat de verhouding onder de kunstenaars die op internationale beurzen te zien zijn nog scheef loopt. Waar er van gerenommeerde kunstprijzen – en bijbehorende symbolische waarde – minder te verdelen zijn dan plaatsen op een beurs, kan juist de financiële prikkel van een verkoop een sterke invloed hebben op de prijsontwikkeling van het werk van een kunstenaar. In De Staat van Cultuur 3 verwezen we al naar onderzoek van Monika Kackovic dat aantoont dat ‘een vroeg signaal over kwaliteit een groter effect heeft op het aantal en de prijs van latere verkopen wanneer dit door een geloofwaardige partij met een financieel belang wordt afgegeven dan door een partij zonder financieel belang’ (Aart et al. 2017, 37). Wellicht nog sterker dan het winnen van een prestigieuze prijs, kan juist het signaal dat worden afgegeven door verkoop aan serieuze kopers op de belangrijkste internationale kunstbeurzen dus de kans betekenen voor mid-career vrouwelijke kunstenaars om tot de gevestigde namen door te dringen. Wereldwijs valt hier nog veel te winnen en ook de Nederlandse galeries lijken hierin nog wel wat stappen te kunnen zetten.
[1] Daarbij weten we echter niet hoeveel werken er per kunstenaar te zien zijn geweest. Een directe vergelijking met de situatie in Vlaanderen zoals deze wordt gegeven in het artikel in Rekto:Verso is dan ook niet mogelijk.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Analytische cookies verzamelen informatie over uw gebruik van de website. Met deze informatie kunnen wij die zo goed mogelijk laten werken. Dankzij de analytische cookies weten we bijvoorbeeld welke pagina’s het vaakst worden bezocht, kunnen we problemen vastleggen en weten we welke advertenties effectief zijn. Zo zien we hoe het publiek in zijn algemeen de website gebruikt, in plaats van een enkele persoon. Met die informatie analyseren we het verkeer op de website.