Ieder jaar brengt de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) een branchemonitor uit met cijfers over haar leden. Wat valt er op in de BNO Branchemonitor 2019, met cijfers over 2017, en kunnen hier trends uit ontwaard worden? En hoe verhoudt deze monitor zich tot andere cijfers over de ontwerpsector?
1 mei 2019
Auteur: Maxime van Haeren
Delen
De branchemonitor laat verschillen zien in de stijging of daling van de gemiddelde omzet tussen startende zzp’ers, overige zzp’ers en ontwerpers die bij een bureau werken. De gemiddelde omzet van werkenden bij een bureau steeg, van €106.000 per fte in 2016 naar €111.600 in 2017 (5,3 procent). De gemiddelde omzet van zzp’ers (exclusief startende zzp’ers) daalde juist, van €77.500 per jaar in 2016 naar €73.600 in 2017 (-5 procent). De gemiddelde omzet van startende zzp’ers (die zijn begonnen in 2013) steeg 17,2 procent ten opzichte van 2016, waarmee het weer in de lift zit na een aantal jaren van daling, maar nog niet terug is op het niveau van 2014.[1]
Verreweg de meeste inkomsten van ontwerpers komen uit het binnenland. In de omzetverdeling tussen binnen- en buitenland zien we echter dat startende zzp’ers slechts 3 procent van hun inkomsten uit het buitenland halen, tegenover 14 procent bij gevestigde zzp’ers en 16 procent bij bureaus. Hier liggen dus, zoals BNO zelf stelt in de monitor, nog kansen voor de starters.
[1] Startende zzp’ers verdienden in 2017 €51.000, in 2016 €43.500, in 2015 €54.500 en in 2014 €66.700. Cijfers van vóór 2014 zijn hierover niet beschikbaar, omdat de Branchemonitor toen nog gebruikmaakte van andere indicatoren voor zijn jaarlijkse verslaglegging.
‘De cijfers van 2017 laten een actieve ontwerpsector zien waarin bureaus op zoek gaan naar nieuw personeel en de zzp’ers beduidend meer uren zijn gaan werken’, stelt BNO in het voorwoord van de monitor. ‘We zien dit terug in de groei van het aantal werkenden, de omzet per fte en de verdubbeling van gewerkte uren bij de zelfstandigen. Mogelijk zetten bureaus vaker freelancers in om de workload aan te kunnen’. In de cijfers zijn deze conclusies echter niet eenduidig terug te vinden. Zo is het gemiddelde aantal werkenden bij bureaus gelijk gebleven ten opzichte van 2016[2], en is de gemiddelde omzet per fte wel gestegen voor startende zzp’ers en werknemers van bureaus, maar voor gevestigde zzp’ers juist gedaald.
[2] Daarentegen steeg het aantal in 2016. Het aantal werkenden per bureau was 11 in 2014, 9 in 2015 en 12 in 2016 en 2017.
Opvallend is de grote stijging in het aantal gewerkte uren per week door zzp’ers[3]. Waar in 2016 slechts 29 procent van de zzp’ers 40 uur of meer per week werkte, besteedde in 2017 maar liefst 55 procent van die groep deze hoeveelheid tijd aan werk. Na navraag over deze cijfers stelt BNO dat de stijging mogelijk verklaard kan worden door het hoge aantal senior ontwerpers dat de overstap maakte van een bureau naar zelfstandig ondernemerschap. In de cijfers in de monitor is deze ontwikkeling echter niet goed te zien. Er wordt wel een sterke stijging geconstateerd in het hoogste uurtarief dat startende zzp’ers hanteren (60 procent ten opzichte van 2016), maar het hoogste uurtarief vormt het uiteinde van de schaal en zegt weinig over de branche als geheel. De verdeling van de omzet van zzp’ers naar omzetklasse toont ook geen verandering die deze aanname bevestigt. Hoewel alle zzp’ers dus veel meer zijn gaan werken en de gemiddelde omzet van startende zzp’ers is gestegen (15 procent), is de gemiddelde omzet van de overige zzp’ers gedaald (-5 procent). In de monitor is geen verklaring te vinden voor deze discrepantie tussen het hoge aantal gewerkte uren en de dalende omzet van zzp’ers.
[3] Het betreft hier zowel startende zzp’ers (gestart in 2013 of later) als gevestigde zzp’ers (gestart voor 2013).
Infographic BNO Branchemonitor 2019
De cijfers in deze monitor roepen zodoende interessante vragen op. Waarom zijn zzp’ers zoveel meer uren gaan werken? En als dit door het overstappen van senior ontwerpers komt, hoe is deze overstap dan te verklaren? Hoe verhoudt bovendien de toename van het aantal gewerkte uren zich tot de dalende omzet? In antwoord op dergelijke vragen zouden wellicht interessante trends over de ontwerpsector verder ontwaard kunnen worden.
In relatie tot ander onderzoek
Hoe verhouden de cijfers die BNO presenteert zich verder tot andere cijfers over de ontwerpsector? De BNO Branchemonitor 2019 is samengesteld met resultaten uit een online enquête, met bruikbare informatie van 179 respondenten (Correspondentie BNO 2019). Die groep vormt ruim 10 procent van de 1.676 leden van BNO in 2017. Over het totaal aantal ontwerpers op de arbeidsmarkt zijn sterk uiteenlopende cijfers in omloop (Raad voor Cultuur 2018, 17). Volgens het CBS zijn er in 2017 1.000 rechtspersonen in de bedrijfstak industrieel ontwerp – waaronder ook grafisch, product, interieur en ruimtelijk ontwerp geschaard worden (CBS 2019). In die cijfers blijven echter de vormgevers die werkzaam zijn bij niet-creatieve bedrijven buiten beeld. Het culturele leven spreekt (in een bewerking op basis van maatwerk van het CBS) juist van 14.720 ontwerpers in loondienst in 2017 (Van den Broek et al. 2018, 59). De Monitor creatieve industrie 2016 constateert daarentegen dat er 20.600 banen in design waren in 2015 (Rutten et al. 2017, 25).
Er wordt een groei van het aantal banen in de ontwerpsector geconstateerd in de Monitor creatieve industrie 2016 (design groeit in de periode 2013-2015 met 10,6 procent per jaar), en ook het CBS presenteert – afgezien van een terugval rond 2013 – een groei van 40,8 procent tussen 2012 en 2017, wat neerkomt op 6,8 procent groei per jaar. Het culturele leven sluit zich bij die trend van het CBS aan. Deze stijging van het aantal werkenden in de ontwerpsector is niet terug te zien in het ledenaantal van BNO: de BNO Branchemonitor toont dat het aantal leden van de beroepsorganisatie tussen 2012 en 2017 juist met 26,4 procent gedaald is.[4]
Wat het realiseren van een eenduidig beeld bemoeilijkt, is het gebrek aan consensus in de categorisering van beroepstakken binnen de ontwerpsector. De sector heeft zich de afgelopen jaren snel ontwikkeld, waardoor steeds gezocht wordt naar een nieuwe afbakening. Zo blijkt uit de BNO Branchemonitor, die vanaf 2018 ‘service en/of experience design’ rekent als aparte hoofdactiviteit binnen de beroepsgroep, naast de eerder bestaande activiteiten ‘communicatie en/of grafisch’, ‘industrieel en/of productontwerp’, en ‘ruimtelijk ontwerp, interieurontwerp en/of architectuur’. Rutten en Koops spreken binnen de creatieve industrie van drie domeinen, waarvan het domein creatieve zakelijke dienstverlening naast de hierboven genoemde beroepsgroep design ook architectuur, communicatie, gaming en Dutch Digital Agencies als aparte categorieën tot zich rekent. Het CBS spreekt weer van een andere afbakening. Binnen de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) bestaat de bedrijfstak industrieel ontwerp, met als subcategorieën grafisch ontwerp, industrieel en productontwerp, en interieur en ruimtelijk ontwerp. De cijfers over de ontwerpsector die het SCP presenteert in Het culturele leven omvatten de domeinen design, architectuur en digitale cultuur. Door het verschil in afbakening kunnen relevante cijfers die door deze partijen gepresenteerd worden nu nog niet altijd met elkaar worden vergeleken.
[4] Opvallend is dat de Cultuurindex Nederland bij meerdere brancheorganisaties een teruglopend ledenaantal constateert. Zo registreren de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), Nederlandse Galerie Associatie (NGA) en Cultuurconnectie sinds 2011 minder leden.
[1] Startende zzp’ers verdienden in 2017 €51.000, in 2016 €43.500, in 2015 €54.500 en in 2014 €66.700. Cijfers van vóór 2014 zijn hierover niet beschikbaar, omdat de Branchemonitor toen nog gebruikmaakte van andere indicatoren voor zijn jaarlijkse verslaglegging.
[2] Daarentegen steeg het aantal in 2016. Het aantal werkenden per bureau was 11 in 2014, 9 in 2015 en 12 in 2016 en 2017.
[3] Het betreft hier zowel startende zzp’ers (gestart in 2013 of later) als gevestigde zzp’ers (gestart voor 2013).
[4] Opvallend is dat de Cultuurindex Nederland bij meerdere brancheorganisaties een teruglopend ledenaantal constateert. Zo registreren de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD), Nederlandse Galerie Associatie (NGA) en Cultuurconnectie sinds 2011 minder leden.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Analytische cookies verzamelen informatie over uw gebruik van de website. Met deze informatie kunnen wij die zo goed mogelijk laten werken. Dankzij de analytische cookies weten we bijvoorbeeld welke pagina’s het vaakst worden bezocht, kunnen we problemen vastleggen en weten we welke advertenties effectief zijn. Zo zien we hoe het publiek in zijn algemeen de website gebruikt, in plaats van een enkele persoon. Met die informatie analyseren we het verkeer op de website.