Vijf vragen over cultureel vrijwilligerswerk beantwoord
Binnen de culturele sector is de (groeiende) inzet van vrijwilligers vaak onderwerp van discussie. Het voeren van dat gesprek vraagt om een goed inzicht in cultureel vrijwilligerswerk. Hoeveel mensen zetten zich precies onbetaald in voor culturele verenigingen? Wie zijn zij? En waarom doen ze eigenlijk vrijwilligerswerk? Een nieuw CBS-rapport biedt een antwoord op deze en andere vragen.
Het rapport Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven bevat veel cijfers over vrijwilligerswerk, afkomstig uit het CBS-onderzoek Sociale samenhang en welzijn. Voor dit onderzoek werden tussen 2012 en 2017 jaarlijks zo’n 7.600 personen van 15 jaar en ouder middels een enquête ondervraagd over het doen van vrijwilligerswerk. In 2017 werd een uitgebreidere vragenlijst opgesteld dan in eerdere jaren, waarmee het CBS specifieke aspecten van het vrijwilligerswerk nader in kaart brengt. Hierdoor is slechts een deel van de cijfers door de tijd te vergelijken (Arends et al. 2018, p. 3-4).
24 juli [artikel en postscriptum bewerkt op 7 augustus] 2018
Delen
Hoewel het rapport alle vormen van vrijwilligerswerk belicht, is het mogelijk in te zoomen op vrijwilligerswerk ‘voor culturele verenigingen, zoals bijvoorbeeld een muziek- op toneelvereniging of een tekenclub’ is (Arends et al. 2018, p. 23). Weliswaar betreffen de voorbeelden in de vraagstelling uitsluitend vrijwilligers bij amateurkunstverenigingen, maar navraag bij het CBS leert dat het aannemelijk is dat in deze categorie ook vrijwilligers bij professionele culturele organisaties zoals musea vertegenwoordigd zijn – al is niet bekend wat de precieze verhouding is tussen deze twee soorten vrijwilligers. [1] Hierdoor biedt het rapport niet alleen interessante inzichten in vrijwilligerswerk in het algemeen, maar zijn er ook verschillende vragen over cultureel vrijwilligerswerk in het bijzonder mee te beantwoorden.
Hoeveel culturele vrijwilligers zijn er?
Volgens Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven was in 2017 48,5 procent van de Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder actief als vrijwilliger. 5 procent van de bevolking deed vrijwilligerswerk bij een culturele vereniging of organisatie (Arends et al. 2018, p. 5). Op de gehele bevolking zou dit neerkomen op ruim 700.000 culturele vrijwilligers (Centraal Bureau voor de Statistiek 2018a).
Er bestaan echter ook cijfers die tot een lagere schatting komen. Volgens Geven in Nederland 2017 was in 2016 3 procent van de volwassen Nederlanders (18+) actief als vrijwilliger in ‘kunst/cultuur’, waarmee het aantal cultureel vrijwilligers eerder in de buurt van de 400.000 zou liggen. Een verklaring voor deze afwijkende cijfers kan zijn dat het CBS-onderzoek en het Geven in Nederland-onderzoek van elkaar verschillen in ‘steekproefkader, de manier van enquêteren en de opzet van de vragenlijsten’ (Bekkers et al. 2017, p. 192; Centraal Bureau voor de Statistiek 2018a).
[1] Dit is met uitzondering van vrijwilligers in de bibliotheek, die onder de categorie ‘School’ zijn gerekend (Arends et al. 2018, p. 23).
In zowel het CBS-rapport als in Geven in Nederland lijkt het percentage mensen dat cultureel vrijwilligerswerk doet gedurende de tijd redelijk stabiel. Toch laten meerdere culturele deelsectoren de afgelopen jaren een (sterke) stijging in het aantal vrijwilligers zien. Zo nam het aantal vrijwilligers in musea tussen 2011 en 2016 toe van 29.205 naar 34.895, en binnen de professionele podiumkunsten in dezelfde periode van 8.600 naar 10.200. Het aantal vrijwilligers in bibliotheken verdubbelde zelfs bijna van 6.825 naar 13.489, al worden deze in het CBS-rapport Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven gerekend binnen de categorie ‘school’ in plaats van binnen ‘cultuur’ [2] (Centraal Bureau voor de Statistiek 2015; Centraal Bureau voor de Statistiek 2017a; Centraal Bureau voor de Statistiek 2018a, p. 23; Centraal Bureau voor de Statistiek 2018b; Koninklijke Bibliotheek 2018; Vereniging Openbare Bibliotheken 2017).
Niettemin tellen deze aantallen vrijwilligers bij professionele culturele organisaties op tot slechts een klein deel van de geschatte 400.000 tot 700.000 cultureel vrijwilligers die Nederland kent. Van veel cultureel vrijwilligers is dan ook niet precies bekend bij wat voor soort organisaties of verenigingen zij actief zijn. Het zou interessant zijn dat verder in kaart te brengen.
Wie doet er cultureel vrijwilligerswerk?
Hoewel cultureel vrijwilligers onder alle lagen en groepen van de bevolking te vinden zijn, zijn er wel veelvoorkomende persoonskenmerken bij cultureel vrijwilligers. Zo zijn vrouwen iets vaker actief als cultureel vrijwilliger dan mannen (5,3 procent van alle vrouwen van 15 jaar en ouder, tegenover 4,8 procent van de mannen) en neemt het aandeel cultureel vrijwilligers toe met leeftijd. Van de 15- tot 19-jarigen doet 2,3 procent cultureel vrijwilligerswerk, terwijl dit percentage onder 65- tot 75-jarigen met 7,9 procent het hoogste is. In het totale vrijwilligerswerk ligt de piek veel eerder, namelijk bij de groep 35- tot 45-jarigen (Arends et al. 2018, p. 7).
Opvallend is dat er relatief zeer weinig mensen met een niet-westerse migratieachtergrond cultureel vrijwilliger zijn. Nu geldt weliswaar voor vrijwel alle categorieën vrijwilligerswerk dat het aandeel vrijwilligers hoger is onder mensen met een Nederlandse of westerse (migratie)achtergrond dan onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond, maar nergens is dit verschil zo groot als bij cultureel vrijwilligerswerk. Onder mensen met een Nederlandse achtergrond en met een westerse migratieachtergrond is het percentage cultureel vrijwilligers respectievelijk 5,5 en 5,2 procent, onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond slechts 1,6 procent (Arends et al. 2018, p. 10).
Andere factoren die een rol spelen bij de mate waarin mensen cultureel vrijwilligerswerk doen, zijn onder andere de woonplaats (in zeer sterk stedelijke gebieden doet 4,5 procent van de bevolking cultureel vrijwilligerswerk, in niet stedelijke gebieden 8,1 procent) en het opleidingsniveau (het aandeel cultureel vrijwilligerswerk loopt met opleidingsniveau op van 2,5 naar 8,6 procent). Daarentegen lijken het huishoudinkomen en het wel of niet hebben van betaald werk veel minder een rol te spelen, zeker wanneer dit vergeleken wordt met het totale vrijwilligerswerk (Arends et al. 2018, p. 9-10).
Hoe wordt cultureel vrijwilligerswerk ingevuld?
Gemiddeld besteden cultureel vrijwilligers 3,1 uur per week aan het vrijwilligerswerk – onder alle vrijwilligers bedraagt dit gemiddelde 4,5 uur per week (Arends et al. 2018, p. 6). 64,8 procent van de cultureel vrijwilligers doet het vrijwilligerswerk regelmatig (‘bijvoorbeeld bijna iedere week of bijna iedere maand’). Dat is een relatief hoog aantal: enkel in de categorieën ‘kerk, moskee/levensbeschouwelijke organisatie’ en ‘jeugd/buurthuiswerk/leider van scouting’ is het aandeel regelmatige vrijwilligers groter (Arends et al. 2018, p. 13).
In de uren dat cultureel vrijwilligers actief zijn, houdt het grootste deel van hen (50,4 procent) zich bezig met het organiseren van activiteiten. Ook bestuurlijke en administratieve taken komen vaak voor (Arends et al. 2018, p. 14).
[2] De museumcijfers over 2016 zijn voorlopige cijfers, en wijken mogelijk iets van eerdere jaren af doordat het CBS in 2015 de museumpopulatie heeft herijkt. Ook de podiumkunstencijfers over 2016 zijn voorlopig.
Figuur 1 - Door cultureel vrijwilligers uitgevoerde activiteiten, in procenten van alle cultureel vrijwilligers.
Natuurlijk zijn ‘het organiseren van activiteiten’ en ‘bestuurlijke en administratieve taken’ zeer brede categorieën. Wat cultureel vrijwilligers precies doen, verschilt dan ook van organisatie tot organisatie. Zo worden in bibliotheken vrijwilligers vaak ingezet voor taken als het geven van taalles, het aan huis brengen van boeken, en het vervullen van een functie als gastheer of –vrouw (Von der Fuhr et al. 2018, p. 19). In musea worden vrijwilligers het vaakst ingezet voor educatie en presentatie, publieksfuncties en behoud en beheer van de collectie (Van der Veer et al. 2016, p. 14).
Waarom doen mensen cultureel vrijwilligerswerk?
Mensen kunnen verschillende, en vaak ook meerdere motieven hebben om aan vrijwilligerswerk te doen. De drie meest voorkomende motivaties – voor zowel vrijwilligerswerk in het algemeen als cultureel vrijwilligerswerk in het bijzonder – zijn dat het leuk is om te doen, omdat het fijn is iets voor een ander te doen en omdat het een zinvolle tijdsbesteding is. Opvallend is daarnaast dat een bovengemiddeld groot deel van de cultureel vrijwilligers het vrijwilligerswerk doet om de kans op een baan te vergroten (Arends et al. 2018, p. 19). Dit doet vrezen dat het in (een deel van) deze gevallen gaat om mensen die vrijwilligerswerk (moeten) doen omdat het niet lukt een betaalde baan in de culturele sector te vinden.
Figuur 2 - Genoemde redenen om vrijwilligerswerk te doen onder cultureel vrijwilligers en onder alle vrijwilligers, in procenten.
Van de cultureel vrijwilligers is 45,3 procent op eigen initiatief met het vrijwilligerswerk begonnen, terwijl 52,4 procent voor het werk gevraagd is (Arends et al. 2018, p. 18).
Hoe tevreden zijn cultureel vrijwilligers?
Dat bijna twee derde van de cultureel vrijwilligers zegt het werk te doen omdat ze het leuk vinden, geeft al enige indicatie over hun tevredenheid met het vrijwilligerswerk. Desgevraagd beoordelen cultureel vrijwilligers hun vrijwilligerswerk met een 7,8 – iets hoger dan het gemiddelde van 7,6 onder alle vrijwilligers. Bovendien geeft een grote meerderheid van 72,4 procent aan ook het komende jaar actief te willen blijven als vrijwilliger, en blijven cultureel vrijwilligers bovengemiddeld lang als vrijwilliger actief: gemiddeld 9 jaar, waar dit onder alle vrijwilligers 6,9 jaar is (Arends et al. 2018, p. 15-16).
Het is evenwel goed mogelijk dat er (grote) verschillen zijn in de tevredenheid tussen vrijwilligers bij amateurkunstverenigingen en vrijwilligers bij professionele culturele organisaties. De problematiek van vrijwilligers in de culturele sector – waarbij bijvoorbeeld betaalde banen vervangen zijn door vrijwilligersfuncties of mensen noodgedwongen vrijwilligerswerk moeten doen omdat het niet lukt een baan te vinden – zal immers waarschijnlijk een grotere rol spelen in de professionele sector dan bij amateurkunstverenigingen. Daar komt bij dat tevredenheid niet alles zegt: iemand kan het vrijwilligerswerk heel erg leuk vinden, maar toch niet gelukkig zijn met het feit dat hij of zij dat werk als vrijwilliger moet doen.
Conclusie
Hoewel de schattingen over het aantal cultureel vrijwilligers uiteenlopen, is duidelijk dat er naast de ruim 140.000 werknemers en circa 120.000 zelfstandigen, zo’n half miljoen vrijwilligers actief zijn in de culturele sector (Centraal Bureau voor de Statistiek 2017b). [3] Daaronder zijn relatief iets meer vrouwen dan mannen, meer oudere mensen dan jonge mensen, meer hogeropgeleiden dan lageropgeleiden, en opvallend weinig mensen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Vrijwilligers in de culturele sector vervullen talloze taken, maar een constante is dat de meerderheid van hen deze taken voor het plezier uitvoert, en daar ook nog een tijd mee door wil gaan. Deze cijfers over de beleving van het vrijwilligerswerk vormen – met in achtneming van bovengenoemde kanttekeningen – een interessante toevoeging aan het debat over cultureel vrijwilligerswerk. Daarin wordt immers vaak vanuit het perspectief van de culturele arbeidsmarkt naar de vrijwilliger gekeken – ogenschijnlijk meer dan dat vrijwilligerswerk vanuit de vrijwilliger zelf beschouwd wordt.
Postscriptum
Dit is een tweede, herziene versie van dit artikel. Daags na het verschijnen van het oorspronkelijke artikel verscheen er een scherpe reactie van het Cultureel Persbureau. Deze reactie gaf aanleiding om nog eens kritisch naar onze tekst te kijken, en het CBS te benaderen voor meer toelichting op het rapport Vrijwilligerswerk: activiteiten, duur en motieven.
Het Cultureel Persbureau richtte zich vooral op de nadruk die in ons oorspronkelijke artikel werd gelegd op de grote tevredenheid onder cultureel vrijwilligers, zoals die blijkt uit het CBS-rapport. Deze cijfers hadden we specifiek uitgelicht in de conclusie van het stuk, omdat we deze een interessante toevoeging vonden in het onderzoek naar en het gesprek over cultureel vrijwilligerswerk. Daarin wordt cultureel vrijwilligerswerk voor ons gevoel vaker vanuit het perspectief van de culturele arbeidsmarkt beschouwd dan vanuit de vrijwilliger zelf.
Door de extra aandacht voor de tevredenheidscijfers in de conclusie van het stuk, én het feit dat die tevredenheidscijfers erg hoog waren, ontstond een erg rooskleurig beeld van cultureel vrijwilligerswerk. Het Cultureel Persbureau miste daarin echter het onderscheid tussen vrijwilligers bij amateurkunstverenigingen en vrijwilligers bij professionele culturele organisaties – in onze tekst werd dit onderscheid inderdaad niet gemaakt, en werd simpelweg gesproken van ‘de’ cultureel vrijwilliger.
Toch is het belangrijk om deze twee soorten cultureel vrijwilligers te onderscheiden. De in bovenstaande tekst genoemde problematiek rondom vrijwilligerswerk in de culturele sector speelt immers waarschijnlijk vooral bij vrijwilligers in professionele culturele organisaties. Volgens het Cultureel Persbureau zijn dit soort culturele vrijwilligers niet vertegenwoordigd in het CBS-rapport, en gaat dit slechts over de vrijwilligers bij amateurkunstverenigingen. In dat geval zou het CBS-rapport niet representatief zijn voor ‘de’ culturele vrijwilliger, en zouden onze conclusies (die deze representativiteit wel veronderstelden) te stellig en waarschijnlijk ook te rooskleurig zijn.
Dit laatste blijkt evenwel mee te vallen. Hoewel de technische toelichting van het CBS-rapport alleen voorbeelden van vrijwilligerswerk bij amateurkunstverenigingen noemt, leert navraag bij het CBS dat het aannemelijk is dat ook vrijwilligers bij professionele culturele organisaties (m.u.v. de bibliotheek) in het rapport vertegenwoordigd zijn binnen de categorie ‘cultuur’ – al is onbekend wat de verhouding tussen beide groepen vrijwilligers is. Met enig voorbehoud lijkt het er dus op dat de CBS-cijfers toch representatief genoeg zijn om algemene uitspraken mee te kunnen doen over cultureel vrijwilligerswerk.
Niettemin is het goed om – zoals het Cultureel Persbureau terecht aankaart – bewust te zijn van het feit dat de ene culturele vrijwilliger de ander niet is, én dat er wel degelijk substantiële problemen bestaan rondom een omvangrijke inzet van vrijwilligers in de (professionele) culturele sector. Hoewel aan deze problematiek in het oorspronkelijke artikel wel kort gerefereerd werd, had dit zeker verder uitgewerkt kunnen worden.
Naar aanleiding van de reactie van het Cultureel Persbureau en op basis van de nadere toelichting van het CBS op het rapport, hebben we de oorspronkelijke tekst aangescherpt. Het is nu duidelijker op wie de cijfers precies betrekking hebben, de tekst weerspiegelt beter de verschillen tussen verschillende soorten cultureel vrijwilligers, en ook de minder rooskleurige kanten van cultureel vrijwilligerswerk worden beter belicht.
Tot slot willen we wel nog graag afstand nemen van een aantal specifieke passages uit de reactie van het Cultureel Persbureau. In de titel van het stuk staat ‘Nederlandse cultuurwereld zit vol met gelukkige vrijwilligers’ tussen aanhalingstekens geplaatst. Misschien is het een citaat, maar dan zeker niet van de Cultuurindex. Daarnaast besluit de reactie met de conclusie dat ‘bij de werkgevers in de sector een onweerstaanbare neiging bestaat de boel rooskleuriger te maken dan hij in werkelijkheid is. De Cultuurindex, mede gedragen door de werkgevers, werkt daar nu gretig aan mee’. De Cultuurindex neemt echter een onafhankelijke positie in, en heeft er geen enkel belang bij cijfers over de culturele sector opzettelijk positief (of negatief) te interpreteren. Bovendien is dit artikel stuk geschreven door en op initiatief van medewerkers van de Cultuurindex en Boekmanstichting – daar is geen werkgever aan te pas gekomen.
[3] Deze cijfers betreffen het aantal werknemers in 2016 en het aantal zelfstandigen in 2015. In beide gevallen gaat het om voorlopige cijfers.
[1] Dit is met uitzondering van vrijwilligers in de bibliotheek, die onder de categorie ‘School’ zijn gerekend (Arends et al. 2018, p. 23).
[2] De museumcijfers over 2016 zijn voorlopige cijfers, en wijken mogelijk iets van eerdere jaren af doordat het CBS in 2015 de museumpopulatie heeft herijkt. Ook de podiumkunstencijfers over 2016 zijn voorlopig.
[3] Deze cijfers betreffen het aantal werknemers in 2016 en het aantal zelfstandigen in 2015. In beide gevallen gaat het om voorlopige cijfers.
Opmerking: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Analytische cookies verzamelen informatie over uw gebruik van de website. Met deze informatie kunnen wij die zo goed mogelijk laten werken. Dankzij de analytische cookies weten we bijvoorbeeld welke pagina’s het vaakst worden bezocht, kunnen we problemen vastleggen en weten we welke advertenties effectief zijn. Zo zien we hoe het publiek in zijn algemeen de website gebruikt, in plaats van een enkele persoon. Met die informatie analyseren we het verkeer op de website.