Zeeuwen lezen het meest, Friesland kent per inwoner het hoogste aantal musea, en de gemeenten in Flevoland investeren het meest in de filmsector. Het zijn slechts enkele van de vele inzichten uit de Regionale Cultuurindex: een nieuw instrument waarmee de Boekmanstichting en Atlas voor gemeenten een grote hoeveelheid cultuurcijfers op regionaal niveau beschikbaar en onderling vergelijkbaar maken. Op vrijdag 14 december vond – in een voormalige kerk – de officiële doop plaats.
Ooit was het de Onze-Lieve-Vrouw-ten-Hemelopnemingkerk, later werd het metaalfabriek Metak, maar op vrijdag 14 december vormde culturele broedplaats de Metaal Kathedraal het decor voor de lancering van de Regionale Cultuurindex. Cultureel beleidsmakers, onderzoekers en journalisten uit heel Nederland waren bijeengekomen voor een vol programma waarin niet alleen werd gevierd dat de Regionale Cultuurindex er – na een proces van vele jaren – eindelijk was, maar bovenal ook werd nagedacht over de bruikbaarheid en de toekomst van het instrument.
Meer dan een optelsom van cijfers
88 indicatoren met cijfers over twaalf provincies, verdeeld over drie pijlers en vijf culturele sectoren: dat is de Regionale Cultuurindex in het kort. Omdat zo’n beknopte samenvatting echter weinig recht doet aan de grote rijkdom aan cijfers en kennis die de index omvat, nam Rogier Brom, onderzoeker en projectcoördinator bij de Boekmanstichting, het publiek mee voor een uitgebreidere rondleiding. Daarin schetste hij per pijler hoe deze tot stand is gekomen, en wat hierin de opvallendste resultaten waren.
Zo brengt de pijler Capaciteit in kaart hoe het culturele aanbod over Nederland verspreid is. Daartoe zijn over ruim twintig indicatoren – van het aantal bibliotheken tot het aantal rijksmonumenten of centra voor cultuureducatie – cijfers per provincie verzameld, en gewogen op basis van de gemiddelde waardering die mensen voor verschillende kunstdisciplines hebben. Een poppodium telt daardoor bijvoorbeeld zwaarder mee dan een galerie voor beeldende kunst. Vervolgens zijn alle waarden omgerekend naar het aantal inwoners, zodat provincies met heel verschillende inwonersaantallen onderling toch vergelijkbaar zijn. Deze vergelijkbaarheid levert verrassende inzichten op. Waar het culturele aanbod in absolute zin bijvoorbeeld het grootst is in de Randstad, is deze per hoofd van de bevolking het omvangrijkst in het noorden van het land, vooral door de ruime hoeveelheid erfgoed die daar aanwezig is.
Voor de pijler Participatie is berekend hoe(veel) inwoners van elke provincie deelnemen aan het culturele leven. Van verschillende culturele activiteiten is berekend hoeveel uur hier op jaarbasis per inwoner aan besteed wordt. Opgeteld blijkt de gemiddelde inwoner van Nederland zo’n 340 uur per jaar voor cultuur in zijn agenda in te ruimen, waarbij Noord-Hollanders met afstand het meeste in cultuur participeren. Interessant is voorts dat de manier waarop culturele tijd wordt ingedeeld, per provincie sterk verschilt. Zo lezen Zeeuwen het meest en kijken ze vrijwel het minste film, terwijl deze situatie in Groningen precies omgekeerd is.
De pijler Geldstromen becijfert hoeveel geld inwoners en de verschillende overheden in elke provincie aan cultuur besteden. Opvallend is dat de hoogte van dit bedrag redelijk gelijk is in de meeste provincies – alleen Noord-Holland springt er duidelijk bovenuit. Wel bestaan er duidelijke verschillen in de samenstelling van dit bedrag. Brom liet dit goed zien met een figuur die de relatie tussen (provinciale) subsidies en eigen inkomsten toonde: hoe meer eigen inkomsten culturele instellingen in een provincie hebben, hoe minder subsidie ze lijken te krijgen.
Met deze drie pijlers biedt de eerste editie van de Regionale Cultuurindex volgens Brom een stevig raamwerk om op verder te bouwen. Daar nodigde hij het aanwezige publiek dan ook nadrukkelijk toe uit. De grote hoeveelheid cijfers die de Regionale Cultuurindex bevat, kan namelijk haast niet zonder duiding, en die kan eigenlijk alleen tot stand komen door de samenwerking met, en de gedetailleerde kennis van partners uit de culturele sector.
Een instrument waar muziek in zit
Die oproep tot samenwerking was eerder op de middag ook gedaan door Jakob van der Waarden, sinds 1 september directeur bij de Raad voor Cultuur. In zijn inleiding op de middag was hij vol lof over de Regionale Cultuurindex. Zo biedt het instrument volgens hem zicht op steden en regio’s, geeft het een goede, feitelijke basis voor debat over de culturele sector, en kan het voor de Raad erg nuttig zijn bij het verwerken van de onlangs ingediende regioprofielen in een advies aan de minister. Tegelijkertijd benadrukte hij het belang van samenwerking om de index in de toekomst nog bruikbaarder te maken, bijvoorbeeld door de toevoeging van meerjarige data, meer kwalitatieve analyses, en aanvullende cijfers over bijvoorbeeld publiekssamenstelling. Er zit kortom muziek in de Regionale Cultuurindex, maar er zijn veel verschillende partijen nodig om die ook zuiver en luid te laten klinken.
Wat de door Van der Waarden geschetste combinatie van de Regionale Cultuurindex met aanvullende cijfers mogelijk maakt, liet Gerard Marlet – directeur bij Atlas voor gemeenten – vervolgens mooi zien. Vrij filosoferend, met de nodige humor en een enkele formule, toonde hij het publiek verschillende verrassende inzichten. Zo blijkt elke euro die in cultuur geïnvesteerd wordt gemiddeld samen te hangen met 25 minuten cultuurparticipatie – waarbij dat verband overigens beide richtingen uit kan werken. Ook liet hij zien hoe er in de regio Enschede een mismatch bestaat tussen cultureel aanbod en culturele vraag, en hoe subsidies in Utrecht en Amersfoort heel verschillend maatschappelijk renderen.
Precies voor het inzichtelijk maken van dit soort verbanden is de Regionale Cultuurindex – zij het op provinciaal niveau – volgens Marlet erg bruikbaar. De kennis die hieruit voortkomt kan vervolgens zijn weerslag vinden in beleid: zowel om het culturele aanbod en behoeftes in een regio beter op elkaar aan te laten sluiten, als om dat beleid vervolgens te monitoren.
Een verhaal met een open einde
In het laatste onderdeel van de middag schoven Jerker Spits (Ministerie van OCW), Gerard Bunnik (VNG, en betrokken bij het schrijven van het regioprofiel Utrecht) en Nicolle van Lith (Provincie Limburg, en betrokken bij het schrijven van het regioprofiel Zuid-Limburg) aan om onder begeleiding van moderator Dick te Winkel vanuit de praktijk te reflecteren op de Regionale Cultuurindex. Uit die reflectie sprak op de eerste plaats waardering voor het instrument, dat volgens Spits de transparantie binnen de sector ten goede komt. ‘Het werd wel eens tijd dat we dit gingen doen’, voegde Bunnik daaraan toe.
Toch werd ook gewezen op de risico’s van de index. Een nadeel is dat er onvermijdelijk een soort ranglijst ontstaat, die zonder de nodige context tot ongenuanceerde conclusies kan leiden. Spits wees bijvoorbeeld op een column van Christiaan Weijts en de berichtgeving van De Telegraaf naar aanleiding van de Regionale Cultuurindex. Hierin komen respectievelijk Spijkenisse en Limburg naar voren als gebieden waar weinig aan cultuur gedaan wordt – hetgeen het zicht vertroebelt op het vele culturele aanbod dat hier wel degelijk aanwezig is.
Enige voorzichtigheid bij het trekken van conclusies is verder op zijn plaats omdat niet over alle vormen van cultureel aanbod en culturele participatie cijfers zijn opgenomen. Van Lith maakte hierbij een sterk punt door te stellen dat een belangrijk deel van de culturele participatie in Limburg buiten beeld blijft in de Regionale Cultuurindex, omdat het over de grens, in België en Duitsland, plaatsvindt. Het buitenland speelt bovendien een rol in de financiering van cultuur: omdat ook overheden in België en Duitsland meebetalen aan het Limburgse aanbod, blijven de eigen provinciale subsidies relatief laag. In de praktijk zullen dus zowel de participatie als de geldstromen in Limburg hoger zijn dan nu uit de cijfers blijkt.
Een conclusie van het gesprek en van de middag was dan ook dat de Regionale Cultuurindex weliswaar een zeer waardevol en bruikbaar instrument is, maar dat het wijs is om naast de cijfers ook het bredere verhaal te vertellen. De presentatie van de Regionale Cultuurindex en de verschillende bijdragen aan de middag vormden hier als het ware een eerste hoofdstuk van, terwijl de vele waardevolle, enthousiaste en kritische inzichten die de aanwezigen na afloop van het panelgesprek en tijdens de borrel daaraan toevoegden, doen hopen dat een vervolg niet lang op zich zal hoeven te laten wachten.
NOTITIE: Deze instellingen zijn alleen geldig voor de browser en het apparaat dat je nu gebruikt.
Google Analytics
Analytische cookies verzamelen informatie over uw gebruik van de website. Met deze informatie kunnen wij die zo goed mogelijk laten werken. Dankzij de analytische cookies weten we bijvoorbeeld welke pagina’s het vaakst worden bezocht, kunnen we problemen vastleggen en weten we welke advertenties effectief zijn. Zo zien we hoe het publiek in zijn algemeen de website gebruikt, in plaats van een enkele persoon. Met die informatie analyseren we het verkeer op de website.