Op donderdag 4 april vond bij Casco Art Institute in Utrecht de lancering van Boekman 118 plaats.
Het thema ‘Kunst en maatschappelijk experiment’ bleek op veel belangstelling te kunnen rekenen, net als bij twee voorafgaande bijeenkomsten over dit onderwerp: ‘Werken met de commons’ op 6 maart en ‘Gemene kunst’ op 14 maart. Gerard Rooijakkers gaf een toelichting op zijn epiloog in Boekman 118. Vervolgens reageerde een panel, bestaande uit Lilet Breddels, Edith Nobel en Asia Komarova. Jan Jaap Knol, directeur van de Boekmanstichting, was moderator.
Gerard Rooijakkers, cultuurwetenschapper en adviseur bij de Raad voor Cultuur, legde in zijn lezing uit waarom hij ‘generositeit als zuurstof in een wereld van commons’ ziet. Hierbij bedoelt hij zuurstof als een common access good. Dit gezegd hebbende, zette hij een papierversnipperaar aan en versnipperde het grootste deel van zijn uitgetypte lezing… Hiermee had hij niet alleen direct de aandacht van het publiek, maar verwees hij met een knipoog ook naar de kunstenaar Banksy. Rooijakkers toonde vervolgens diens muurschildering Season’s Greetings in Port Talbot. Hierop staat een kind dat met zijn tong sneeuwvlokjes lijkt te vangen, maar in werkelijkheid zijn dit asdeeltjes: een verwijzing naar de nabije schoorsteenpijp van een staalfabrikant. Doordat Banksy dit kunstwerk schonk aan de lokale gemeenschap, konden de burgers meer zeggingskracht in de systeemwereld vergaren, legde Rooijakkers uit. In reactie besloot de gemeente in te zetten op het realiseren van de schoonst mogelijke lucht. Banksy is in dit geval een commoner: hij verenigt hoge en lage cultuur, vergroot de circle of influence van mensen, claimt geen eigenaarschap en ontregelt door eigenaarschap in twijfel te trekken. Daarnaast schenkt hij een kunstwerk: hier komt de ‘generositeit als zuurstof’ duidelijk terug. Zijn kunst is ontregelend en disruptief, het is geen safe story maar een angel die een probleem agendeert op een openbare locatie, waar de kunst gedeeld en beheerd kan worden. Voor de systeemwereld kan dit moeilijk zijn, omdat deze juist gestoeld is op termen van bezit.
Vervolgens vertelde Rooijakkers over Doel, het vrijwel verlaten dorpje nabij Antwerpen. Hij beschouwt dit dorp als een voorbeeld van het failliet van de systeemwereld. Hier worden de inwoners gemaand hun huis en land te verkopen voor de bouw van een dok. Waar in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog 13.000 mensen woonden, wonen er nu nog 23. Rooijakkers ziet deze ‘dwarsliggers’ ook als commoners. Zij bieden namelijk verzet tegen het kapitalistische systeem dat de publieke ruimte en het woonrecht claimt.
Daarna ging hij in op de verkiezing van de culturele hoofdstad 2018. Waar Maastricht en Brabantstad zich richtten op het binnenhalen van experts en terreinen als internationalisering en talentontwikkeling, ging Leeuwarden uit van het inmiddels bekende ‘mienskip’. Deze benadering had meer weg van een grassroots-, bottom-upbenadering die ook in de commons wijdverbreid is.
Rode draad van deze voorbeelden is de dynamiek tussen en binnen de systeemwereld en de commons. Hierin onderscheidt Rooijakkers drie elementen: structuur, het inperken van de groep ten opzichte van het individu, en reciprociteit.
Wat betreft structuur noemde hij de desbetreffende verschillen tussen de systeemwereld en de commons: de systeemwereld draait om bureaucratie en het privatiseren van bezit, de commons richten zich meer op beheren en delen en op projecten met een lange adem. Daarnaast wordt er in de systeemwereld geredeneerd vanuit termen als slagen en falen, terwijl in de commons een roep bestaat om, in de woorden van Merlijn Twaalfhoven, ‘onzekerheidsvaardigheid’. De systeemwereld heeft bovendien vaak een top-downstructuur, terwijl de commons een bottom-up- ofwel grassrootsstructuur hebben.
Ook de inperking van de groep ten opzichte van het individu is, ten tweede, een kenmerk van de systeemwereld: eigenbelang gaat voor groepsbelang en de verantwoordelijkheid wordt telkens verlegd. In de commons is dit juist andersom.
Tot slot betreft het derde cluster reciprociteit: balanced reciprocity hoort bij de systeemwereld en generalised reciprocity bij de commons. Balanced reciprocity houdt in dat men iets van gelijke waarde op korte termijn terugkrijgt, generalised reciprocity betekent dat er nog steeds een element van vertrouwen bestaat, maar niet duidelijk is wanneer en in welke mate de wederdienst plaatsvindt. Deze laatste vorm is vooral gebaseerd op generositeit – zo kunnen commoners anderen laten delen in hun kennis en inzichten.
De wereld van de commons kan door middel van deze kennis en inzichten ‘zuurstof’ in de processen van de systeemwereld inbrengen. Waar de systeemwereld volgens Rooijakkers de neiging heeft om te formalistisch te zijn, kunnen de principes uit de commons zorgen voor beweging en dynamiek. De commons hebben op hun beurt juist behoefte aan meer structuur en orde, aangezien ze niet ingebed zijn in een normloze samenleving en zaken als subsidies nu eenmaal uit de systeemwereld voortvloeien.
Deze werelden hoeven echter niet gescheiden naast elkaar te bestaan. Een voorbeeld hiervan is het kunstobject De Melkfabriek in Esbeek, een naar het ontwerp van Hannes Verhoeven door de bevolking gebouwde enorme houten koe. Hier was de verbeeldingskracht van een kunstenaar nodig om de stapel hout om te vormen tot een sterk beeld voor de lokale bevolking. Ook hier was het kunststuk een geschenk aan het volk: het gaf hen een middel om te laten zien waar zij goed in zijn, namelijk samen dingen creëren. Hierna kwam koning Willem-Alexander als belichaming van de systeemwereld op bezoek, die vervolgens ook een stukje hout aan de koe spijkerde, Uiteindelijk ging het er volgens Rooijakkers om dat de commons en de systeemwereld elkaar kunnen versterken met nieuwe ideeën.
Debat en reflectie
Vervolgens reflecteerde Lilet Breddels (Sandberg Instituut) op de uiteenzetting van Gerard Rooijakkers en belichtte zij haar relatie tot de commons. Zij vertelde dat ze programmaleider is van de masteropleiding The Commoners’ Society, waarbij studenten samen nadenken over commons en hoe dit vorm te geven. Ook vond ze het interessant hoe de spanning tussen commons en de systeemwereld ervoor kan zorgen dat mensen zelf aan de slag gaan, en hoe de systeemwereld mondige burgers dan wel commoners kan voortbrengen. Zo is bijvoorbeeld stadsverwarming een product van de systeemwereld waar burgers aan moeten meebetalen, maar wanneer zij dit niet meer willen, blijkt het voor de systeemwereld onmogelijk om dit te faciliteren. Interessant is wel dat overheden tijdens en na de recente economische crisis meer open leken te staan voor burgerinitiatieven. Hierbij werden ‘problemen over de schutting gegooid’, aldus Breddels. De vraag bleef hoe de overheid deze nieuwe rol ziet: als men alle zaken aan ‘ons’ (burgers, bedrijven) overlaat, welke taken blijven dan liggen die de overheid móet oppakken? Breddels pleitte voor een sterke overheid, die weet wat haar taken zijn.
Hierna belichtte Asia Komarova van kunstenaarscollectief The Outsiders de praktijk van de commons. The Outsiders heeft onlangs samen met Casco Art Institute een oude boerderij in Leidsche Rijn betrokken. Vandaaruit werd betekenis gegeven aan de omgeving, de boerderij werd een vorm van gezamenlijk bezit dat gezamenlijk gebruikt werd (zie het artikel van Janna Reinsma in Boekman 118). Met de boerderij wilde men laten zien dat het land waarop Leidsche Rijn gebouwd is eerder voor landbouw gebruikt werd, om op die manier de nieuwbouwomgeving van een historisch besef te voorzien, met de boerderij als een monument van het (collectieve) verleden. Daarnaast betoogde zij dat de kunsten zich niet moeten laten verleiden tot het overnemen van overheidstaken. Gerard Rooijakkers en Erik Uitenbogaard (Casco Art Institute) voegden hieraan toe dat de systeemwereld soms als een beschermende vriend optreedt; de gemeente was enthousiast over dit initiatief.
Rooijakkers plaatste belangrijke aandachtspunten voor de commons op een rij: men moet de commons zien als een breder spectrum van dragende gemeenschappen, de commons mogen meer bewustzijn tonen en zich duidelijk uitdragen. Zo kunnen zij mensen aantrekken die ook willen deelhebben, waar traditionele vrijwilligers enkel deelnemen. Ook voor de systeemwereld waren er aandachtspunten. Meer zelfbewustzijn bijvoorbeeld, en ook werd benadrukt dat de systeemwereld meer procedurele ruimte kan creëren door het wegnemen van hindernissen, zoals het verplicht vormen van een rechtspersoon. Ook werd ervaren dat vanuit fondsen en overheden vormen van zelforganisatie eerder ontmanteld dan bevorderd worden. Als vierde werd genoemd dat de circle of influence uitgebreid kan worden door het leggen van contacten en het verknopen van netwerken. Tot slot benadrukte Rooijakkers de kansen die de commons bieden om met artistieke verbeeldingskracht een verhaal in één beeld duidelijk te maken.
Henri Swinkels, gedeputeerde voor Leefbaarheid en Cultuur in Noord-Brabant, nuanceerde het voorgaande enigszins: niet zelden willen de systeemwereld en de commons hetzelfde bereiken, maar gaat dit via een andere weg of uitingsvorm. Zo heeft de systeemwereld een notoire voorkeur voor plannen met meetbare resultaten. Wél heeft de systeemwereld de commons nodig: vooral voor uitdagingen waarvoor veel verbeeldingskracht nodig is. Als voorbeeld noemde hij het aanpakken van klimaatverandering als een kans voor de commons om verbeeldingskracht te injecteren in de samenleving.
Daarna braken aanwezigen nog het hoofd over verschillende vragen en stellingen. Hieruit kwam onder andere naar voren dat fondsen een belangrijke rol kunnen spelen in de transitie van landelijke naar regionale ecosystemen. Zij kunnen namelijk beter projectmatig en instrumenteel beleid invullen. Qua adaptief vermogen bevinden zij zich tussen de commons en de systeemwereld. Iemand anders merkte op dat de rol van kunstenaars in het geheel onderbelicht was gebleven. Met hun unieke kwaliteiten op het gebied van artistieke attitude is het niet ongebruikelijk dat kunstenaars in innovatie het voortouw nemen.
Tot slot vroeg Jan Jaap Knol de aanwezigen wat zij de minister mee zouden geven voor de uitgangspuntenbrief voor de cultuurnotaperiode 2021-2024, op het gebied van de wisselwerking tussen de systeemwereld en de commons. Lilet Breddels bepleitte dat fondsen niet uitsluitend programmeren, maar ook faciliteren. Sikko Cleveringa (CAL-XL) merkte op dat er speelruimte moet zijn voor herschikken en herbemiddeling tussen de systeemwereld en de commons, waarbij kunstenaars een situatie creëren om samen die nieuwe manier vorm te geven.
Edith Nobel, beleidsadviseur bij de provincie Fryslân, vertelde nog dat het voor Leeuwarden niet om geld maar om het steunen van reeds bestaande burgerinitiatieven ging. De overheid nam hierbij een faciliterende rol in en een lokale raad besloot over de staatsbudgetten van de verschillende initiatieven. Zo werden in 2018 800 initiatieven verwezenlijkt.
Zijn de principes van de commons in het cultuurbeleid eigenlijk wel nieuw, vroeg iemand in de zaal? Welnee, die zijn eeuwenoud, aldus Rooijakkers. Nieuw is echter de urgentie en de bewustwording. Hopelijk kan, met deze nieuwe urgentie, de wisselwerking tussen processen in de systeemwereld en de commons optimaal tot bloei komen.