'Laten we streven naar een goed en helder beeld van de culturele sector. Een beeld dat kansen biedt voor verdieping en bruikbaar is voor diegenen die met ziel en zaligheid in de sector werkzaam zijn en voor al diegenen die zich over deze sector een mening willen of moeten vormen.'
Presentatie update Cultuurindex 12 december 2017 uitgesproken door Rogier Brom
Waarom? Het is een vraag die ik vaak hoor als ik aan vrienden uit het veld, makers, vertel dat ik me bezig houd met het bijeen brengen en analyseren van cijfers over de cultuursector. Waarom probeer je iets als kunst terug te brengen tot cijfers? Mijn reactie is eigenlijk altijd hetzelfde, namelijk dat ik die vraag begrijp. Cijfers zijn over het algemeen geen erg aantrekkelijke kost en het kan moeilijk zijn om uit te leggen waarom cijfers over kunst en cultuur waardevol zijn. Maar dat dit moeilijk is, wil niet zeggen dat het niet moet gebeuren. En dat ze niet aantrekkelijk zijn, wil niet zeggen dat die cijfers niet waardevol zijn. Nu zijn er onder u velen die ik dit niet hoef uit te leggen. Toch is het van belang om ook hier te benadrukken dat de Cultuurindex Nederland niet op zoek is naar de platte, cijfermatige weergave van kunst en cultuur die soms gevreesd wordt als het over cultuurdata gaat. Het doel is juist om de gesprekken over de waarde die kunst en cultuur hebben en welke ontwikkelingen daarbij op maatschappelijk vlak van belang zijn, inhoudelijk aan te zwengelen. De vraag ‘waarom?’ is daarbij uitermate geschikt. Ik stel deze zelf ook voortdurend. Waarom neemt het aantal vrijwilligers sterk toe, terwijl amateurs minder tijd besteden aan toneel of schilderen? Hoe komt het dat de pijler geldstromen stijgt ten opzichte van 2013, maar dat de arbeidspositie in de cultuursector zo slecht is? Door te blijven vragen, kunnen cijfers helpen om bredere bewegingen in de cultuursector bloot te leggen. Cijfers als startpunt gebruiken voor een analyse van waaruit zowel nieuwe inzichten kunnen ontstaan als een vraag om aanvullend onderzoek, is dan ook een belangrijk aspect van de Cultuurindex Nederland. Dit zal ik hier vandaag toelichten.
Achtergrond Cultuurindex Nederland
In 2013 zag de Cultuurindex Nederland voor het eerst het licht. Dit nieuwe instrument werd in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau ontwikkeld en in 2015 gezamenlijk al eens geüpdatet. Het uitgangspunt daarbij was om zoveel mogelijk openbaar toegankelijke gegevens over de cultuursector op een overzichtelijke manier bijeen te brengen. Inmiddels voorziet de Boekmanstichting deze data van duiding. Dat gebeurt in nauw overleg met betrokken partijen – waaronder onderzoekers en onderzoeksbureaus, universiteiten en brancheverenigingen. Samenwerking tussen die partijen is ook onontbeerlijk voor een solide en overtuigende interpretatie van de waardering voor kunst en cultuur en de waarde daarvan voor de samenleving. De data bieden hierbij zoals gezegd een startpunt; ze schetsen een beeld dat op verschillende manieren kan worden verwerkt en aangevuld.
Maar wat is dan die Cultuurindex Nederland? Voor diegenen die hiermee nog niet bekend zijn, zal ik dit kort omschrijven. Voor de cultuurindex worden 86 verschillende cijferreeksen geïndexeerd op basis van de waarde in 2005, het basisjaar. Deze indicatoren zijn verdeeld over 12 kernthema’s, de ‘kernindicatoren,’ die op hun beurt zijn ondergebracht binnen vier pijlers: Capaciteit, Participatie, Geldstromen en Concurrentiekracht.
Op de website cultuurindex.nl zijn echter ook de losse indicatoren te combineren waardoor de informatie niet binnen een pijler hoeft te blijven, maar er allerlei dwarsverbanden getoond kunnen worden. Deze informatie wordt iedere twee jaar geüpdatet. Omdat we daarbij afhankelijk zijn van de traagste indicator – de gegevens die het laatst beschikbaar komen – loopt de index twee jaar achter. Het voordeel is echter dat we daarmee over gegevens beschikken die vergelijkbaar zijn en terug gaan tot 2005. Vanwege deze langere periode, is het mogelijk om ook langere trends te analyseren en te zien welke trends afnemen, consolideren of juist in opkomst zijn.
Aanvullende analyses
Onderzoek naar trends wordt niet alleen onderbouwd door cijfers uit de cultuurindex, maar ook door aanvullend materiaal. Data die bijvoorbeeld te nieuw zijn om in de cultuurindex op te nemen, maar zeker zo relevant zijn, en de analyse verbreden en versterken. Over streaming zijn bijvoorbeeld geen gegevens die ver genoeg terug gaan voor een plaats naast de andere cijferreeksen, maar de recentere informatie is wel degelijk van belang voor de analyse van de sectoren podiumkunsten en film.
Al deze analyses worden gepubliceerd in De Staat van Cultuur. Hiervan staat sinds vandaag de 3e editie online als digitale publicatie. Met deze update lopen de cijfers van 2005 tot 2015. Daarmee brengen we nu ook de periode in beeld die volgt op het beleid van Halbe Zijlstra als staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in Rutte I. In Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid stelde Zijlstra dat een omslag in cultuurbeleid nodig was, want – ik citeer – ‘de overheid treedt te veel op als financier en bij de verlening van subsidies is nu te weinig aandacht voor publiek en ondernemerschap.’ Wat volgde was een Rijksbezuiniging van 200 miljoen euro op kunst en cultuur. In de cultuurindex vertoonden de cijfers over 2013 dan ook een weinig optimistisch beeld: In drie van de vier pijlers daalde het indexcijfer. Alleen de Concurrentiekracht nam nog toe, wat voor een groot deel te danken was aan de explosieve groei in het aandeel van de export van muziek in de totale export, oftewel: het internationale succes van de Nederlandse dancemuziek. Het is daarom van groot belang wat er in de jaren na 2013 is gebeurd.
Ontwikkelingen in aanbod en de arbeidsmarkt
Op het eerste gezicht lijkt deze update een positief verhaal te vertellen. In tegenstelling tot 2013, stijgen in 2015 juist drie van de vier pijlers en blijft alleen de pijler participatie achter. Ook het indexcijfer van de pijler geldstromen is weer toegenomen, hoewel dit cijfer wel nog steeds onder de waarde van 2011 blijft. Een sterke groei zit daarbij in de eigen inkomsten van de poppodia en musea. Ook de brutorecette van de bioscopen gaat omhoog en de omzet van de muziekmarkt stijgt. Hier zit een zeker logica in als we kijken naar ontwikkelingen in de pijler capaciteit. Daarbinnen groeit bijvoorbeeld de infrastructuur; er is meer aanbod waarmee inkomsten gegenereerd kunnen worden.
Er zijn meer voorstellingen in zowel de podiumkunsten als de vrije sector, waarbij er in de podiumkunsten ook meer zalen zijn. Het aantal nieuwe films stijgt, net als het aantal doeken en het aantal stoelen in bioscopen en filmtheaters. En in de musea neemt het aantal tentoonstellingen toe, ondanks een nieuwe definitie van wat als museum wordt meegeteld, waardoor er minder musea zijn. En niet alleen het aantal musea neemt af. Binnen de kernindicator ondernemingen en instellingen is een daling is te zien. Alleen het aantal bioscopen en filmtheaters neemt hierbij toe, maar niet zo hard als het aantal stoelen, waardoor er in 2015 gemiddeld meer stoelen per locatie zijn dan in 2013.
Er is dus meer aanbod vanuit minder instellingen. Of de investering in het aanbod gelijke tred houdt met investeringen in de arbeidsmarkt is echter een vraag die niet eenduidig te beantwoorden is. Want hoewel de kernindicator arbeidsmarkt stijgt, wil dit niet zeggen dat de arbeidsomstandigheden en de inkomens er in de culturele sector op vooruit zijn gegaan. Recente onderzoeken op dit vlak hebben inmiddels voldoende duidelijk gemaakt dat dit niet het geval is. En ook de cijfers in de Cultuurindex vertonen de ambivalente ontwikkelingen bij de groei van het aantal banen in de creatieve industrie. Het werkveld in de creatieve industrie is flink versnipperd, onder meer door een toename van zzp’ers. Waar het aantal banen tussen 2005 en 2015 met een kwart is gestegen, is het aantal bedrijfsvestigingen verdubbeld. Het werk is niet alleen verspreid over een groter aantal bedrijfsvestigingen, het brengt ook minder op: de omzet in de creatieve industrie is gedaald met 14 procent. Bovendien wordt in Cultuur in Beeld 2017 duidelijk dat met betrekking tot het arbeidsvolume (aantal banen exclusief zelfstandigen) de ontwikkeling in de culturele sector ten nadele afwijkt van die in de totale economie. In de periode 2010-2016 groeide het arbeidsvolume in de totale economie met 2 procent terwijl het in de culturele en creatieve sector met 12 procent daalde. Met het oog op dit dalende arbeidsvolume lijkt het erop dat de stijging in de pijler Geldstromen voornamelijk ten goede is gekomen aan de infrastructuur.
Hiermee is de verhouding tussen makers, werknemers en werkgevers een thema dat zich aan de aanbodkant tussen 2013 en 2015 sterker lijkt af te tekenen dan daarvoor.
Bezoek en beoefening
Het gebruik van het aanbod stijgt in deze periode overigens flink. Zo stijgen de bezoeken aan musea, bioscopen en voorstellingen bij de podiumkunsten. Deze cijfers getuigen van een specifiek type participatie: men wil ergens bij zijn, een plek bezoeken en in zekere zin een collectieve ervaring ondergaan. Bij de podiumkunsten spelen festivals een steeds belangrijkere rol in het bezoek. Op de 639 muziekfestivals en 152 theaterfestivals uit de Festival Monitor kwamen in ruim 21 miljoen bezoekers af. Ter vergelijking: de bij de VNPF aangesloten poppodia en de bij de VSCD aangesloten schouwburgen en concertgebouwen trokken in 2016 nog geen 15 miljoen bezoekers.
Bij de musea stijgt het aantal tentoonstellingen dan wel, het aantal bezoeken aan de musea stijgt nog veel harder. Blockbustertentoonstellingen zijn dan ook een vaste waarde in het aanbod geworden en de bezoekers dragen zo mede bij aan de stijgende eigen inkomsten die in 2016 zelfs boven de 50 procent uitkomen. Bij de bioscopen ontvangen de multiplexen 40 procent van alle bezoeken, ook al is hier maar een kwart van alle bioscoopdoeken te vinden. Wellicht is het hierbij niet zozeer de ervaring als wel het gemak dat publiek trekt, maar opvallend is het in ieder geval. En hoewel het aantal leden en uitleningen bij openbare bibliotheken daalden, zijn de bibliotheken steeds meer activiteiten als evenementen en cursussen gaan organiseren. Hoewel de Cultuurindex nog niet in beeld heeft hoeveel bezoekers hierop afkomen, is duidelijk dat dit een beweging is waarmee bibliotheken gehoor geven aan de maatschappelijke taak die hen sinds 2015 wettelijk is toebedeeld.
Tegenover deze collectieve ervaring en het enthousiasme waarmee bezoekers het culturele aanbod weten te vinden, dalen cijfers over de cultuurbeoefening door amateurs. De vele nieuwe mogelijkheden van digitalisering hebben als keerzijde dat we steeds meer tijd online doorbrengen. Dat heeft tot gevolg dat voor vrijwel alle meer traditionele, offline vormen van tijdsbesteding minder tijd over blijft.
Zo geven in 2015 veel minder mensen aan tijd te hebben besteed aan het bespelen van een muziekinstrument, zingen, het spelen van toneel of aan beeldende activiteiten dan in 2007. Sinds 2007 is bovendien een geleidelijke terugval zichtbaar in het aantal leden van muziek-, zang- of toneelverenigingen. Maar deze cijfers verdienen enige nuancering. In de nieuwe monitor amateurkunst die het LKCA eerder dit jaar uitbracht, wordt duidelijk dat de amateurkunstdeelname sinds 2013 is gestabiliseerd en voor sommige disciplines zelfs licht gestegen. Ook voor nieuwe vormen van online amateurkunstdeelname komen steeds meer gegevens boven tafel door inspanningen van onder meer het LKCA, het Sociaal en Cultureel Planbureau en het ministerie van OCW.
Consumptie en digitalisering
Maar vormt de onlinewereld alleen een bedreiging? Uit de analyses van de sectoren film en podiumkunsten in De Staat van Cultuur 3, komt onder andere naar voren dat er steeds meer nieuwe kansen worden gezien en benut om de online en de offlinewereld succesvol samen te brengen. Bijvoorbeeld door concerten theater- of operavoorstellingen live te streamen aan een publiek in een bioscoopzaal of thuis. De bedreiging van digitalisering voor offline podiumkunsten lijkt bovendien relatief beperkt, de meeste cijfers over vraag en aanbod in de Cultuurindex Nederland zijn in 2015 nauwelijks lager, of zelfs hoger dan in 2005. Zo lijkt een langere trend waarin gevreesd werd dat de online mogelijkheden het offline aanbod uit de mark zou wegdrukken zich gedeeltelijk te stabiliseren.
Wel loopt de consumptie van traditionele cultuurgoederen, zoals fysieke en digitale albumverkopen terug. Het indexcijfer van deze kernindicator is in 2015 48, minder dan de helft van basisjaar 2005. Ook hierbij is het van belang om te zien of de krimp daarvan wordt gecompenseerd door een opmars van andere manieren om toegang tot culturele producten te krijgen, en wat daar de consequenties van zijn. Zo stijgen de digitale verkoop en uitlening van boeken, en is het streamen van series, films en muziek inmiddels een vast onderdeel van cultuurconsumptie. In de omzet van de muziekmarkt, die na jaren van daling in 2015 weer stijgt, heeft streaming op dit moment zelfs een marktaandeel van 65 procent.
Het is dan ook niet erg waarschijnlijk dat het enthousiasme voor kunst en cultuur afneemt. Het zal alleen op een andere manier worden geuit. De bereidheid om met cultuur in contact te komen, het draagvlak voor cultuur, is in ieder geval sterk aanwezig. Naast de hogere bezoekersaantallen worden er ook steeds vaker vrijwilligers gevonden die willen bijdragen aan het cultuuraanbod, en er op die manier aan deelnemen. De inzet van vrijwilligers in musea neemt tussen 2013 en 2015 toe met 10 procent en het aantal vrijwilligers in de podiumkunsten groeit met maar liefst 28 procent. Het aandeel van giften aan cultuur binnen alle giften is ook weer gestegen en komt voor het eerst sinds peiljaar 2011 weer boven het niveau van 2005.
Streven naar een helder beeld
De cultuurindex staat voor 2015 op 106, de hoogste waarde tot nu toe. Dit klinkt positief en op bepaalde vlakken klopt dat ook. Maar dat dit verhaal niet zo eenvoudig ligt, is voor geen van ons een verrassing. Het is aan ons als onderzoekers, maar ook aan ons als culturele sector, om naar buiten toe duidelijk te blijven maken wat het hele verhaal is. Om terug te komen op de vraag naar het waarom van cultuurcijfers, kan ik dan ook niet stevig genoeg benadrukken dat de Cultuurindex Nederland altijd de verantwoordelijkheid zal nemen om hierop een begrijpelijk en gefundeerd antwoord te geven. We kennen allemaal de neiging om na een aanhoudende herhaling van de vraag ‘waarom?’ te antwoorden met ‘daarom’. Laten we hier ter plekke met elkaar afspreken om deze neiging te blijven onderdrukken en samen te zoeken naar de kern van mogelijk onbegrip en dit weg te nemen. Maar laat ons vooral streven naar een goed en helder beeld van de culturele sector. Een beeld dat kansen biedt voor verdieping en bruikbaar is voor diegenen die met ziel en zaligheid in de sector werkzaam zijn en voor al diegenen die zich over deze sector een mening willen of moeten vormen. Waarom? Omdat dit beeld onontbeerlijk is, en zal blijven, voor een gezond kunst- en cultuurklimaat.