Letterensector bijt zich vast in strijd tegen ontlezing
Letteren
Sorry! Niet meer dan 6 items tegelijk.
Het advies dat de Raad voor Cultuur in het najaar van 2018 schreef over de letterensector begint met een citaat van Gerard Reve (‘moedig voorwaarts’), en eindigt met een hedendaagse variant van Derek Otte (‘ondanks/alles/altijd/voorwaarts’). Beide zijn weliswaar hoopgevend bedoelde uitspraken, maar impliceren ook bedreigingen die de letterensector weerbaar tegemoet moet treden. Wat zijn die bedreigingen, en lukt het de sector deze het hoofd te bieden?
Ontlezing: nieuw is dit woord geenszins. Al in 1987 schreef De Telegraaf bijvoorbeeld: ‘In recente rapporten over (vrije)tijdsbesteding komt de volle omvang van de “ontlezing” aan het licht. De koele cijfers en tabellen geven een beeld van een samenleving waarin hapklaar tv-amusement de culturele norm is’ (Deltenre 1987).
Anno 2019 zou precies hetzelfde bericht niet misstaan, al zijn de cijfers verder bekoeld en heeft het tv-amusement concurrentie gekregen van onder meer apps, social media en games. Ook in 2019 liggen er verschillende recente publicaties die een somber beeld geven van het leesgedrag in Nederland. Zo bleek het aandeel Nederlanders dat wekelijks minstens tien minuten leest, tussen 2006 en 2016 te zijn teruggelopen van 90 naar 72 procent. Het aantal mensen dat dit in een boek doet, daalde van 44 naar 29 procent (Wennekers et al. 2018, 34-36). Het aantal geregelde en frequente boeklezers nam het afgelopen decennium dan ook af, terwijl de groep incidentele lezers groeide (KVB Boekwerk 2018). Tevens daalde het aantal boeken dat Nederlanders jaarlijks uitlezen (Leesmonitor 2019a).
Onder Nederlandse jongeren lijkt de situatie nog nijpender. Nog maar 40 procent van de 13- tot 19-jarigen las in 2016 minstens tien minuten per week, tegenover 65 procent in 2006. Onder 20- tot 34-jarigen daalde dit percentage zelfs van 87 naar 49 procent (SCP 2018). Het aantal boeklezers onder hen is nog lager, en vooral Nederlandse tieners lijken dan ook niet bepaald warm te lopen voor het lezen van boeken, of voor Nederlandse literatuur in het bijzonder. Zo geeft de helft van de middelbare scholieren aan het (helemaal) niet leuk te vinden om boeken te lezen, en eveneens de helft van de scholieren wil na de middelbare school geen Nederlandse literatuur meer blijven lezen (DUO Onderwijsonderzoek 2017, 11; Dera 2019, 15). Internationaal bezien scoren Nederlandse tieners daarmee zeer laag op leesplezier (Leesmonitor 2019b).
Dat er steeds minder gelezen wordt, is met afstand de grootste bedreiging voor de letterensector. Maar wat zijn precies de gevolgen van deze ontlezing?
Op de eerste plaats zijn dit gevolgen voor lezers zelf. De sector heeft de laatste jaren verschillende onderzoeken gepubliceerd die de positieve opbrengsten van lezen benadrukken. Zo vergroot lezen het voorstellings- en inlevingsvermogen, waardoor empathie kan toenemen en sociale vooringenomenheid kan afnemen. Lezen verruimt het denken, en vergroot de algemene kennis. Het draagt daarnaast bij aan taalvaardigheid en cognitieve vaardigheden, die van belang zijn op school en op de (snel veranderende) arbeidsmarkt. Ook kan lezen positieve gevolgen voor zowel de fysieke als de mentale gezondheid hebben, doordat lezers beter in staat zijn gezondheidsinformatie te lezen en medische keuzes te maken, en doordat lezen bijdraagt aan geluk en het verminderen van stress (Leesmonitor – Het Magazine 2017, Stichting Lezen 2017, Hovinga 2019, Leesmonitor 2019c). Wanneer er minder gelezen wordt, worden deze positieve opbrengsten vanzelfsprekend minder ervaren.
Een ontwikkeling die samenhangt met het feit dat er minder gelezen wordt, is dat het aandeel laaggeletterden in de afgelopen jaren gestegen is. Onder 15-jarigen nam dit toe van 11,5 procent in 2003 naar 17,9 procent in 2015 (Feskens et al. 2016, 103). Onder 16- tot 65-jarigen steeg het aandeel laaggeletterden van 9,4 procent in 1994 naar 12 procent – ofwel 1,3 miljoen mensen – in 2012 (Buisman et al. 2013, 96). Inclusief 65-plussers komt dit aantal zelfs uit op 1,9 miljoen mensen (Israël et al. 2016, 5). Doordat deze laaggeletterden moeilijker meekomen op de arbeidsmarkt en vaker een beroep moeten doen op de gezondheidszorg, zijn de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid hoog: zo’n 1,13 miljard euro per jaar (Velthuijsen et al. 2018, 6).
Boekhandel en bibliotheek
Daarnaast heeft ontlezing gevolgen voor het functioneren van de boekenbranche. Wanneer er minder gelezen wordt, daalt vanzelfsprekend de vraag naar boeken. Voor bibliotheken betekent dit dat hun klassieke uitleenfunctie kleiner wordt. Steeds minder mensen zijn lid van de bibliotheek, en ook lenen zij gemiddeld steeds minder – al staat hier tegenover dat de laatste jaren wel steeds meer kinderen via schoolbibliotheken lid zijn geworden van de bibliotheek.
Door de daling in het aantal (tot contributie verplichte) volwassen leden liepen ook de eigen inkomsten van bibliotheken terug. Vanaf 2011 kwamen daarbovenop flinke kortingen op (gemeentelijke) subsidies, als gevolg van de economische crisis en de toenemende kosten die gemeenten maken voor (vooral) de jeugdzorg. De bezuinigingen raakten voornamelijk personeel, huisvesting, collectievorming en activiteiten die niet tot de kerntaken behoorden (CBS 2019a, KB 2019b). In 2018 is evenwel een voorzichtige omslag zichtbaar: zowel de inkomsten uit subsidies en andere baten als de omvang van het personeelsbestand namen dit jaar weer licht toe (Burgt et al. 2019).
In de boekhandel lijkt de situatie iets stabieler, al is duidelijk dat het herstel na de moeilijke periode 2008-2014, dat zich bij de vorige editie van de Cultuurindex voorzichtig aftekende, zich maar beperkt heeft voortgezet (Aart et al. 2017, 42). In 2015 en 2016 steeg het aantal verkochte boeken weliswaar van 37,6 miljoen naar 41 miljoen, maar in 2017 en 2018 bleef deze afzet vrijwel gelijk – en was daarmee nog altijd fors minder dan de ruim 50 miljoen boeken die in 2008 verkocht werden. Voor de omzet geldt een vergelijkbaar verhaal, al steeg deze nog wel licht in 2017 en 2018 (KVB Boekwerk 2019a).
Makers
Deze situatie heeft vanzelfsprekend ook gevolgen voor de makers. Minder verkochte boeken betekent minder inkomsten uit royalty’s, en dat is toch al geen vetpot: slechts 147 auteurs – van zowel literair-culturele als andere boeken – verdienen meer dan een minimuminkomen aan de verkoop van hun boeken (KVB Boekwerk 2019b). Minder uitleningen betekent minder inkomsten uit het leenrecht – een ontwikkeling die versterkt wordt doordat er steeds meer boeken via scholen en als e-boek worden uitgeleend, waarbij het leenrecht (nog) niet goed geregeld is (Meindert 2017). Minder vraag naar boeken heeft ook invloed op het aantal auteursoptredens dat geboekt wordt. Dit aantal daalde de afgelopen jaren, vooral in bibliotheken en boekwinkels. Bovendien wordt er steeds scherper over de prijs onderhandeld (Schrijverscentrale 2018, 2019). Het gevolg van dit alles is dat het rondkomen als schrijver moeilijker wordt, en dat auteurs een steeds meer fluïde beroepspraktijk moeten ontwikkelen om toch in hun levensonderhoud te kunnen blijven voorzien. [1]
[1] Zie voor recente cijfers over de inkomenspositie van auteurs ook KVB Boekwerk 2019b en 2019c.
Een strijdlustige sector
Het geschetste beeld is weinig optimistisch, maar de sector treedt de uitdagingen met opgeheven hoofd tegemoet. Onder de noemer Leescoalitie hebben Stichting Lezen (voorzitter), de CPNB, Stichting Lezen & Schrijven, de Vereniging van Openbare Bibliotheken, de KB, het Literatuurmuseum/Kinderboekenmuseum en het Nederlands Letterenfonds sinds 2012 de handen ineengeslagen om gezamenlijk de leescultuur te versterken.
Geen onderdeel van de Leescoalitie, maar wel belangrijk op het gebied van leesbevordering is de Schrijverscentrale, die bemiddelt en adviseert bij de organisatie van auteursoptredens. Onderzoek heeft laten zien dat een bezoek aan dergelijke optredens positieve effecten heeft op leesmotivatie, leesplezier en het leesgedrag bij jongeren (Bos et al. 2018). Er worden op scholen dan ook steeds meer auteursoptredens georganiseerd. Vooral de middelbare school is daarbij aan een opmars bezig: van 610 afgesloten contracten in 2005 naar 1041 in 2018. Dat is goed nieuws, omdat juist in deze levensfase veel jongeren hun interesse in lezen verliezen (DUO Onderwijsonderzoek 2017, 11-13).
Individueel en in verschillende samenwerkingsverbanden proberen deze organisaties via diverse programma’s en campagnes het lezen te bevorderen. Zo werken Stichting Lezen, de KB en bibliotheekorganisaties samen binnen de programma’s BoekStart en de Bibliotheekop school, die al enkele jaren met succes kinderen helpen kennis te maken met boeken en met lezen (Kantar Public 2018, Hartkamp 2019). Een ander voorbeeld is de Boekenweek voor Jongeren, die de CPNB, Stichting Lezen en de Schrijverscentrale (in samenwerking met diverse sponsors en partners) in 2019 voor de tweede keer organiseerden.
Om leesbevordering in een stroomversnelling te brengen, riepen de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad in de zomer van 2019 zelfs op tot een waar leesoffensief. Daartoe worden drie aanbevelingen gedaan. De Rijksoverheid moet een ‘krachtig en samenhangend leesbeleid’ voeren, door leesmotivatie op te nemen in het onderwijscurriculum, bibliotheken tot leesbevordering aan te sporen, en er extra in te investeren. Daarnaast moet gezorgd worden voor een rijk(er) leesaanbod dat beter aansluit bij de interesses van jongeren, en moet op scholen en bibliotheken een leescultuur tot stand worden gebracht die wordt gedragen door leesbevorderaars en -specialisten (Onderwijsraad et al. 2019). In een focusgroep met vertegenwoordigers uit de letterensector, die werd georganiseerd in de voorbereiding op deze publicatie, werd daar bovendien aan toegevoegd dat er tussen de vele initiatieven op het gebied van leesbevordering meer afstemming zou kunnen plaatsvinden, en dat de bekostiging structureler zou kunnen. [2]
Hoeveel van het advies uiteindelijk gerealiseerd zal worden is vooralsnog onbekend, maar een positieve ontwikkeling is dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vanaf 2021 het subsidieplafond van de ondersteunende instelling ‘met als kernactiviteit de landelijke bemiddeling tussen schrijvers, scholen en bibliotheken voor het geven van lezingen over en rond het werk van schrijvers’ verhoogt, en één nieuwe ondersteunende instelling die zich richt op ‘lettereneducatie voor kinderen in het primair onderwijs’ in de BIS toelaat. Daarmee wordt het totale subsidieplafond van de ondersteunende lettereninstellingen in de BIS met bijna 23 procent verhoogd (Engelshoven 2019, 30).
Nieuwe verhalen
De sector doet er via leesbevorderingscampagnes alles aan om mensen (weer) aan het lezen te krijgen, maar hoopt dat óók te doen door het literaire product zelf te innoveren. Bondig gezegd gaat het daarbij om nieuwe verhalen, vormen en verspreidingsmogelijkheden.
Nieuwe verhalen zijn bijvoorbeeld verhalen van vertellers die voorheen niet of minder goed gehoord werden. ‘De hoogopgeleide witte man domineert de literatuur’, kopte Trouw in 2018 nog, en dat geldt zowel voor de auteurs als voor hun romanpersonages (Velzen 2017, Becker 2018). Ook de sector zelf erkent achter te lopen op het gebied van diversiteit, en verschillende instanties binnen de letterensector hebben dan ook de ambitie uitgesproken dit te veranderen, en diverser en inclusiever te worden (zie bijvoorbeeld Boonekamp et al. 2018, Schrijverscentrale 2019). Eén manier waarop dit tot uiting komt, is door een toenemende aandacht voor het spoken word-genre, door de Raad voor Cultuur omschreven als ‘het enige werkelijk diverse hoekje binnen de letterensector’ (Raad voor Cultuur 2018, 58).
Nieuwe vormen
Bij de nieuwe vormen springt de huidige populariteit van het audioboek in het oog. Deze hangt samen met het succes van podcasts, het toegenomen gemak waarmee audioboeken op mobiele apparaten beluisterd kunnen worden, en met de grote marketingaandacht die met name het platform Storytel voor het audioboek genereert. Sinds 2016 is de productie van audioboeken in Nederland dan ook sterk toegenomen: van gemiddeld zo’n 300 per jaar tussen 2007 en 2015, naar 716 in 2017. Precieze gebruikscijfers zijn niet bekend, maar zowel het aantal abonnees van Storytel als het aantal via de online bibliotheek uitgeleende audioboeken vertoonde in 2017 en 2018 sterke groei. In sommige landen wordt er nu zelfs al meer verdiend aan audioboeken dan aan e-boeken (Burgt et al. 2019, CBS 2019b, Klis 2018).
Daarnaast neemt het belang van literatuur buiten het (gedrukte, digitale of ingesproken) boek toe, bijvoorbeeld op festivals, tijdens poëzieavonden of via interactieve apps. Vooral voor jonge lezers lijkt steeds vaker te gelden dat de beleving van literatuur zich ver voorbij de kaft van het boek uitstrekt. Deze ontwikkeling biedt de sector kansen, maar leidt daarmee ook tot een sterke wens tot meer inzicht in het ‘letterenbestaan’ en de behoeften van lezers en niet-lezers.
Nieuwe verspreidingsmogelijkheden
Naast nieuwe verhalen en nieuwe vormen zijn er nieuwe verspreidingsmogelijkheden, waarbij de opmars van de subscription economy niet onvermeld kan blijven (Christou 2019). We sluiten steeds meer abonnementen af voor uiteenlopende producten – van fietsen tot ondergoed – en boeken behoren daar ook toe. Diensten als Kobo Plus, Bookchoice of de online Bibliotheek bieden voor een vast bedrag per maand toegang tot een onbeperkt of gecureerd aantal digitale boeken. Wie boeken liever van papier leest, kan inmiddels eveneens kiezen uit verschillende abonnementsdiensten. Gebruikscijfers zijn hiervan niet bekend.
Ook in het ‘traditionele’ boekenvak begint geleidelijk meer innovatie op gang te komen. Het boekenvak blijkt zeer bereid te innoveren, en beoordeelt het belang daartoe met een 8,4 op een schaal van 10. Boekverkopers zien hier ook mogelijkheden voor: door de beleving van de boekhandel te verbeteren, het winkelgemak te vergroten, abonnementsdiensten in te voeren, meer interactie met lezers te creëren, technologieën als printing-on-demand en AI te gebruiken, meer samen te werken en het boekenvak te verduurzamen (Balian et al. 2018).
Bibliotheken herijken ondertussen hun plek in de samenleving, en bestendigen deze door een steeds bredere maatschappelijke rol aan te nemen. Dit komt goed tot uitdrukking in het aantal activiteiten – waaronder veel op het gebied van leesbevordering en educatie – dat bibliotheken organiseren: dit steeg tussen 2015 en 2018 van 78.745 naar circa 202.000. Daardoor nam ook het aantal aan bibliotheken afgelegde bezoeken de laatste jaren toe (Burgt et al. 2019, KB 2019a). In de komende jaren liggen er voor de bibliotheek bovendien veel kansen om mensen te informeren over, en te scholen in, de grote trends van deze tijd, zoals robotisering, het internet of things, privacy, 21ste-eeuwse vaardigheden en verduurzaming (Minnen et al. 2018, Hermans et al. 2019).
Deze voorbeelden laten zien dat de sector er alles aan doet om het boekenvak aan te passen aan de wensen van de lezer anno 2019, en daarmee hopelijk ook van de niet-lezer een lezer te maken. De strijd tegen ontlezing mag dan weliswaar al lang aan de gang zijn, maar moegestreden lijkt de sector nog allerminst.
[2] Zie voor de samenstelling van deze focusgroep het hoofdstuk Verantwoording in De Staat van Cultuur 4.